IMAG: centrum voor techniek INTERVIEW Mest Optimale bedrijfsvoering Sensoren 52 De keren dat op het gebied van land bouwmechanisatie wat spectaculairs wordt uitgevonden zijn zeldaam. Grote nieuwe ontwikkelingen komen meestal voort uit praktijkproblemen. Of uit we tenschappelijke kennis over bodem, plant en dier. Het IMAG, het Instituut voor Mechanisatie, Arbeid en Gebouwen in Wageningen probeert op tal van terrei nen een verbinding te leggen tussen pro blemen uit de praktijk van de land- en tuinbouw én wetenschappelijke kennis. Daaruit kunnen dan oplossingen voort vloeien. Op de Landbouw-RAI in Amster dam zal men daarvan veel voorbeelden aantreffen. Niet alleen in de eigen stand van het IMAG; het bedrijfsleven zal ze ker allerlei vindingen tonen waarvoor het instituut in Wageningen het basismate riaal of de ideeën leverde. Sinds ir. A. Hagting directeur van het IMAG is, bijna vier jaar, waait er aan de Wagening- se Mansholtlaan 12 en op de proefbedrijven van het instituut een andere wind. Onder zoek dat nauwelijks perspectief biedt, veel tijd vergt en eigenlijk bestaande zaken be vestigt, heeft plaatsgemaakt voor onderzoek om snel te komen tot een oplossing van drin gende problemen in de praktijk. Wel wordt steeds plaats ingeruimd voor onderzoek naar veiligheid van trekkercabines, aftakassen en dergelijke, mede in verband met wettelijke verplichtingen. Bovendien verzamelt het IMAG allerlei algemene, technische en com merciële kenmerken van trekkers en werk tuigen. Daarvoor is de geautomatiseerde Agrimach-Databank opgericht. Een heet hangijzer van het ogenblik is na tuurlijk de mest. Gebleken is dat beluch tingstechnieken en biogasproduktie de pro blemen in de mestoverschotten nauwelijks verkleinen. Het IMAG is nu nauw betrokken bij het ontwerpen van centrale vèrwerkings- installaties voor kalvergier, evenals bij het ontwikkelen van oplossingen voor het stank probleem, of mogelijkheden voor opslag van mest. En niet te vergeten bij het ontwikkelen van apparatuur om mest toe te dienen door middel van mestinjectie. Of bij onderzoek om mest in een dun én in een dik, liefst sta- pelbaar produkt te scheiden. In dat laatste en in tussenopslag ziet ir. Hagting enig perspec tief. „Het mestprobleem is vooral een trans- portvraagstuk", stelt hij en dus zal het ver voer geoptimaliseerd moeten worden. Dat wil zeggen: binnen zo goedkoop mogelijke grenzen worden gehouden. „Bovendien gaan onze gedachten in de richting van sa menwerking met de kunstmeststoffenindus- trie. Via toevoeging van kalk en andere stof fen, gisting en binding van de hierbij vrijko mende ammoniak moet het, net als bij kunst mest, mogelijk zijn te komen tot een waarde volle makkelijk toe te dienen en gedurende het hele groeiseizoen te gebruiken mest stof." Het IMAG vervult volgens ir. Hagting een brugfunctie tussen wetenschap en praktijk, onder meer op het gebied van computerge bruik ten behoeve van de bedrijfsvoering. Als voorbeeld noemt hij het werk van de Wa- geningse hoogleraar C. T. de Wit. Deze heeft aangetoond dat in ons land de plantaardige produktie ongeveer de helft is van de pro- duktie die eigenlijk theoretisch haalbaar is. Voor de dierlijke sector geldt tot op zekere hoogte hetzelfde. Op „De Vijf Roeden" het veeteeltproefbedrijf van het IMAG, heeft men bij twintig willekeurig gekozen melk koeien in één lactatieseizoen de gemiddelde melkproduktie weten op te voeren van 7.000 naar 9.000 kilo. Het geheim daarvan schuilde in een zo veel mogelijk optimaliseren van de bedrijfsvoe ring. Iedere koe kreeg precies de hoeveel heid ruw- en krachtvoer die ze kon benutten. De dieren werden dag en nacht in 't oog ge houden. Koeien, die de indruk wekten ge molken te willen worden, wérden gemolken ongeacht het tijdstip: dag of nacht. Althans: mits sinds de vorige melkbeurt minstens drie uur was verstreken. De dieren lieten zich ge middeld vier maal per dag melken, sommige zelfs zes maal! Uiteraard is dat in de praktijk niet haalbaar. Volgens Hagting zijn er echter tal van techni sche hulpmiddelen denkbaar, die de per soonlijke aandacht die elk dier nodig heeft, kunnen helpen vergemakkelijken en verbe teren. Het IMAG werkt daaraan. Men streeft naar een systeem waarbij op het bedrijf gegevens over voederwinning, voe derkwaliteit, dieren, produktievermogen en melkwinning zo goed mogelijk worden be nut. Een groot deel van het onderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met andere on derzoekinstellingen en het bedrijfsleven. Iedereen is er immers van overtuigd dat het verschil tussen het theoretisch en het prak tisch haalbare in elk geval kleiner kan wor den. Met andere woorden: de produktie kan in de praktijk zeker enkele tientallen procen ten verhoogd worden. Het oog van de meester maakt het paard vet, wordt wel eens gezegd. Maar de boer kan nu eenmaal veel dingen ook niet zien en daarom ontsnapt er wel eens wat aan zijn aandacht. Daarvoor kan echter apparatuur worden in geschakeld. Die apparaten voeren bepaalde waarnemingen uit en kunnen veranderingen of nieuwe situaties aantonen. Dergelijke op- Het IMAG is volop bezig aan een verdere ontwikkeling van sensoren, die produktie- processen bij plant en dier kunnen helpen regelen. Resultaat: melkmachines kunnen nu worden uitgerust met voelers die tempera- tuursvergaderingen van de melk aangeven en daardoor informatie verstrekken over koeien die tochtig zijn of ziek. Voor het tijdig opsporen van mastitis (uierontsteking) is door het IMAG eveneens een sensor ontwikkeld. Ir. Hagting stelt dat als „controlerende senso ren" aanwezig zijn het melken in principe met een robot en zonder toezicht kan worden gedaan. Door een systeem voor automatisch aansluiten van de tepelbewerkers zal dan niet meer nodig zijn dat de melker twee maal °PWmaal kaa eea pmie gcef, nemers, ook wel voelers of sensoren ge noemd, zijn al volop in gebruik voor klimaat beheersing in kassen, bewaarplaatsen en stallen. CLO magazine januari 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 86