Perspectief voor beter mestgebruik
RUNDVEE
Processen in de grond
Herfst- en winteraanwending
De mest van rundvee, varkens en pluim
vee bevat een aantal belangrijke minera
len. In hoeverre deze beschikbaar zijn
voor de opname door een gewas wordt
hoofdzakelijk bepaald door de verliezen
die optreden tijdens het uitrijden van de
mest en gedurende de periode dat de op
gebrachte mest nog niet is ingewerkt of
ingeregend. Door een juiste keuze van
het aanwendingstijdstip, het systeem van
uitrijden en de bewerking daaropvolgend
kunnen de verliezen van vooral stikstof
en daarnaast kali (op zandgrond) aan
zienlijk beperkt worden.
door ing. H. W. Lammers, CAD Bodem-,
Water- en Bemestingszaken in de
Veehouderij, Wageningen
Alle verliezen hebben als nadeel dat ze veel
al een kostenpost zijn voor de gebruiker, om
dat de verliezen gecompenseerd moeten
worden door de aankoop van kunstmest of
een grotere hoeveelheid organische mest. In
welke mate een bepaalde investering ter be
perking van de verliezen voordeel oplevert,
is afhankelijk van de kosten en de baten.
De optredende verliezen hebben tevens als
bezwaar dat ze een verrijking van grond-op-
pervlaktewater en de neerslag geven, wat als
ongewenst wordt beschouwd. Vooral stikstof
kan in grote hoeveelheden in de vorm van
ammoniak vervluchtigen aan de lucht. Daar
naast kan stikstof (en ook kali) vrij gemakke
lijk uitspoelen naar het grondwater. Wanneer
de bovenlaag van de grond ook nog eens
verzadigd is met water kunnen er tevens ver
liezen ontstaan van stikstof, kali en fosfaat
Het tijdstip van mest uitrijden is een belangrijke
factor, die veel invloed heeft op de benutting van de
mest op het bedrijf.
door afspoeling naar het oppervlaktewater.
Dit laatste is door een goede af- en ontwate
ring van de percelen tegen te gaan.
In de tabel is aangegeven welk percentage
van de stikstof in de mest uit ammoniak be
staat. Afhankelijk van de weersgesteldheid
tijdens het uitrijden, de grondbewerking
kunnen de stikstofverliezen via ammoniak-
vervluchtiging van een gering tot een zeer
groot percentage oplopen.
Bij gunstige omstandigheden en direct in
werken gaat op bouwland 20 van de am
moniak en op grasland waar de mest niet in
gewerkt kan worden 30
Zodra de ammoniak in de grond is, wordt de
ze omgezet in nitraat. Deze omzetting ge
beurt sneller naarmate de temperatuur hoger
is. Bij een neerslagoverschot wordt nitraat
verplaatst naar diepere lagen en kan daar
door snel buiten het bereik komen van de
plantenwortels. Hoe snel dit gebeurt is mede
afhankelijk van de grondsoort en de bewor-
telingsdiepte.
Per 100 mm neerslagoverschot wordt het ni
traat op zandgrond 45 cm en op kleigrond
25 cm verplaatst. Vooral bij een ondiepe
beworteling is het nitraat daardoor snel bui
ten het bereik van de plantenwortels.
In tegenstelling tot nitraat dat niet door de
grond wordt gebonden, wordt ammoniak aan
de in de grond aanwezige klei en/of organi
sche stof vastgehouden. Daardoor vindt op
gronden met voldoende klei of humus, nau
welijks of geen uitspoeling van ammoniak
plaats. Dit laatste was voor de industrie de
aanleiding om te zoeken naar stoffen die de
ze omzetting tijdelijk zouden kunnen blokke
ren.
Deze stoffen worden nitrificatieremmers ge
noemd. Hoelang deze stoffen werken is af
hankelijk van de temperatuur van de grond
en de hoeveelheid, die aan de mest is toege
voegd. Van deze stoffen is Didin toegelaten
voor gebruik bij herfstaanwending.
Bij proeven is gebleken dat als voldoende Di
din wordt toegevoegd de omzetting van de
ammoniak wordt geblokkeerd tot in het voor
jaar. Op gronden met voldoende binding
voor ammoniak, vindt dan geen uitspoeling
van stikstof plaats. In dergelijke gevallen is
de stikstofwerking van de mest bij herfstaan
wending gelijk aan die bij voorjaarsaanwen
ding.
Bij herfst- en winteraanwending van de mest
gaat naast de vervluchtiging die plaats vindt
bij oppervlakkige aanwending ook nog een
deel van de stikstof verloren door uitspoe
ling. Deze is het grootst op de lichte zand
gronden en binnen een grondsoort groter op
bouwland dan op grasland. Deze gunstige
uitkomst voor grasland is een gevolg van een
begroeid zijn van de grond en geldt ook voor
bouwland met een groenbemester. Dit laat
ste alleen als de groenbemester voldoende
tijd heeft om de stikstof op te nemen.
Bij uitrijden over een groenbemester heeft
de mest dus een hogere waarde dan bij uitrij
den over onbegroeid land. Naast de verlie
zen door vervluchtiging en uitspoeling kun
nen met name op grasland met een matige of
slechte ontwatering verliezen optreden door
het afspoelen van mest in natte periodes. Bij
het uitrijden over bevroren grond kunnen
zeer grote vervluchtigingsverliezen optre
den.
Met het toevoegen van Didin aan mest om de
Het aanwenden van (kunst)mest in het groeiseizoen
van de maïs, met gelijktijdig een lichte
grondbewerking er achter aan (niet dieper dan vijf
cm in de grond) wordt steeds meer toegepast.