Goede service
heeft ook z'n prijs
LANDBOUW-RAI
REPORTAGE
Vernieuwingen
Klantenkring
23
draagkracht is beperkt en de boeren kunnen
eigenlijk alleen mest uitrijden als het 's
nachts gevroren heeft en dan alleen 's mor
gens omdat 's middags de grond alweer te
slap is. De loonwerker kan maar op één
plaats tegelijk zijn, maar het weer is voor alle
boeren hetzelfde. Iedereen wil dus op het
zelfde moment mest uitrijden. Een boer kan
dat inderdaad alleen maar doen als hij zelf
een mengmestton heeft.
Een boer schaft vaak meer machines aan. Je
kunt je dan afvragen of dat rendabel is en
welke overwegingen een rol spelen bij de
aanschaf. Een boer kan zeggen: ik kan dan
zelf bepalen wanneer en hoe ik iets doe.
,,Ik denk dat eigen mechanisatie vaak ook
ontstaat uit een stuk hobbyisme. De boer zit
graag op een trekker, maar ik geloof niet dat
de boeren dat snel zullen toegeven", geeft
Kees de Vor aan.
„Als er echt economisch gerekend wordt
door de boeren dan geloof ik dat ze tot de
slotsom komen dat eigen mechanisatie in
veel gevallen duurder is dan het inschakelen
van een loonwerker. Ik hoef mijn eigen ta
riefberekeningen maar na te gaan; hoeveel
uren een machine per jaar moet draaien om
rendabel te kunnen zijn. Dan weet je dat som
mige machines op een boerenbedrijf niet
rendabel kunnen zijn".
Hij geeft daarbij een voorbeeld. Een boer
laat zijn greppels frezen door het loonbedrijf
en is voor 6 uur werken 300,- kwijt. Als een
boer zelf een frees aanschaft, laten we zeg
gen dat een frees zo'n 4.000 gulden kost en
hij schrijft in 10 jaar af dan kan daar alleen al
voor de afschrijving rendabel loonwerk
tegenover staan.
Na een paar jaar komt de veehouder er mis
schien achter dat de machine toch te duur
was, maar het loonbedrijf is dan wel een paar
jaar die klant kwijt.
Kees de Vor: „Een boer ziet zijn geld ver
dwijnen als hij de rekening van een loonwer
ker krijgt. Als hij het zelf doet, kost hem dat
ook geld, maar het verdwijnt niet uit zijn por
temonnee. Hij ziet het niet".
Hij geeft verder aan dat een boer, zonder zelf
te mechaniseren, op loonwerkkosten kan be
sparen. Hij geeft een voorbeeld: je komt aan
bij een weiland met een slecht onderhouden
hek. Je moet van de trekker af; aan het hek
staan prutsen totdat het eindelijk open gaat
en weer terug naar de trekker. Dat kost tijd,
dus geld. Als een boer zijn hekken goed on
derhoudt en zorgt dat die makkelijk open en
dicht gaan dan scheelt dat al gauw een paar
gulden aan loonwerkkosten. Kees de Vor
geeft dit voorbeeld om duidelijk te maken
dat al die kleine dingen: een goede door
gang, de bereikbaarheid van het land, een
kuilplaat op een makkelijk bereikbare plaats
e.d. bijdragen tot snel werk. Door handwerk
te verrichten en een stuk management kan
waarschijnlijk meer verdiend worden dan
door op de trekker te zitten. De heer De Vor:
„Ja, beter management klinkt heel mooi. Als
boer zou ik me toch wel afvragen; wat moet
ik dan doen? Er wordt wel verkondigd dat
een boer beter management moet voeren,
maar tegelijkertijd wordt vergeten de inhoud
van de term uit te leggen.
Ik zie verder dat boeren geld laten liggen.
Als ik over de weilanden kijk denk ik wei
eens; met beter grasland zouden op veel be
drijven ook de inkomsten verbeterd kunnen
worden", doordat meer en beter ruwvoer be
schikbaar komt".
Op de vraag of agrarisch Nederland het loon
bedrijf kan missen reageert Kees de Vor met
een tegenvraag: Zou de boerenstand zich
zonder loonbedrijf tot het huidige niveau ont
wikkeld hebben?
Hij wil daarmee aangeven dat de loonbedrij
ven in het verleden een belangrijke voortrek
kersrol hebben vervuld. Hij voegt er direct
aan toe dat ze dat nog steeds doen.
„Een loonwerker introduceert nieuwe werk
methoden en nieuwe machines of past ma
chines aan. Ik heb nu voor doorzaai van gras
land zelf een zaaicombinatie gemaakt. Ik heb
nu een machine die volledig aangepast is aan
de streek waar ik werk. Voor die zaaicombi
natie ben ik op verschillende bedrijven gaan
kijken, tot in Limburg toe. De combinatie die
ze daar gebruikt was echter niet geschikt
voor deze streek. Je zit met heel andere
grond. Door te kijken naar en te combineren
van systemen kom je tot een eigen machine
die wel voldoet aan de eisen die in dit ge
bied gelden. Zo heb ik ook een kuilverdeler
ontworpen en een werpradmachine voor het
opschonen van sloten. Die laatste is zelfs
door een werktuigenfabriek in produktie ge
nomen.
Dat verbeteren van machines is vooral moge
lijk omdat ik een stille periode heb van vier
maanden. Het is enerzijds hobby, anderzijds
probeer je iets te ontwikkelen waar je in de
toekomst meer klanten door krijgt. Dat kun je
vooraf echter niet zeggen en het levert lang
niet altijd extra inkomsten op. Ik zoek nog
steeds naar een uitbreiding van mijn dien
stenpakket zodat ik ook in de stille periode
loonwerk kan uitvoeren".
„Als loonbedrijf werk ik met een vaste klan-
De mechanisatiehandel in Nederland is
ziek, maar dat hebben de handelaren zich
zelf aangedaan. In het algemeen verkoopt
men machines tegen een veel te scherpe
prijs. De koper probeert natuurlijk een zo
laag mogelijke prijs te krijgen, maar ver
langt ook een stuk service. Als je de winst
marge bij de verkoop weggeeft, heb je niets
meer over voor een service- of garantiere
geling. Een mechanisatiebedrijf dat geen
garantie of goede service kan verlenen
krijgt een ontevreden klant". Dit zegt Nan-
no Evenhuis uit het Overijsselse Giethoorn.
tenkring. Deze bouw je op door goed werk te
leveren en je afspraken na te komen. Er be
staat wederzijds een vertrouwensrelatie. De
vaste klantenkring is echter niet groot ge
noeg om mijn bedrijf draaiende te houden,
tenzij ik de tarieven ga verhogen. Maar door
concurrentie van andere loonwerkers en de
eigen mechanisatie van de boeren is dat erg
moeilijk. In de loop van de jaren zijn de tarie
ven relatief gaan zakken, nu ze eenmaal laag
zijn, kunnen ze moeilijk snel omhoog. Een
boer redeneert immers: vorig jaar kon het
wel met een tarief van 90 gulden, waarom zou
dat dit jaar niet kunnen. Of, je hebt toch kun
nen bestaan met dat tarief anders was je geen
loonwerker meer geweest. Maar dat ik nog
besta is een gevolg van meer uren maken.
Als het niet uit de lengte komt moet het uit de
breedte komen. Dat is nou de rek waar ik
mee werk. Maar op een gegeven moment is
die er wel uit. Je hebt ook wat ruimte bij af
schrijven. Je laat de machine dan maar een
jaar langer draaien. Maar ik moet als loonwer
ker ook up-to-date blijven met de appara
tuur".
Voor een loonwerker wordt het steeds moei
lijker om zich te handhaven. Het mechanisa-
tieverschil tussen loonwerker en agrariër
wordt steeds kleiner. In de jaren zestig was
er een enorm mechanisatieverschil en de
boer is dat nu aan het opheffen. Er is een
grens aan de zwaarte van de machines. In de
veengebieden ligt die grens lager dan in de
zandgebieden. Dat houdt wel in dat de boer
in een veengebied ook het eerst de loonwer
ker inhaalt. Dat afnemende mechanisatiever
schil drukt de tarieven.
„Met de tarieven zitten we nu al onder de
richtlijnen van de BOVAL (Bond van loonbe
drijven voor agrarisch- en grondverzetwerk
in Nederland). Die richtlijnen zijn in theorie
heel mooi en zo zouden ze ook moeten zijn
om goed te functioneren, maar dat werkt in
de praktijk niet. De tarieven zouden omhoog
kunnen als je de ruimte zou hebben om een
keer nee tegen een klant te zeggen, en die
ruimte is er niet".
Marianne Geboers
Nanno Evenhuis heeft buiten het dorp een
mechanisatiebedrijf met zes technische me
dewerkers en een boekhouder. Hij handelt
in trekkers van het Oostenrijkse merk Steyr,
en in machines van onder andere Vicon, Mie-
dema en Zweegers.
We spraken met de heer Evenhuis over de
handel in landbouwmachines en de service
verlening. De heer Koemans, rayoninspec
teur van Agro-Lang (importeur van Steyr) was
bij dit gesprek aanwezig en gaf aanvullende
informatie.
Nanno Evenhuis heeft in de loop van de jaren
ChO magazine januari 1986