Visie van „Brussel" op nut beurs
LANDBOUW-RAI
INTERVIEW
7
De Landbouw RAI 1986 wordt ongetwijfeld
weer een trekpleister voor vele tienduizen
den boeren. Deze beurs zal evenals in voor
gaande jaren gedomineerd worden door
glimmende machines, wellicht met meer
paardekracht, meer electronica en met meer
capaciteit. Het lijkt allemaal in schrille tegen
stelling te zijn met het Groenboek en de her
vormingsvoorstellen van Europees Land
bouwcommissaris mr. Frans Andriessen. Die
worden beheerst door begrippen als meer
marktoriëntering, quota en medeverantwoor
delijkheidsheffing.
Er lijkt een spanningsveld te
bestaan tussen de Landbouw
RAI en het Groenboek. In Brus
sel vroegen we mr. Andriessen
of de beursbezoeker in plaats
van een welgevulde portemon-
naie maar niet beter het Groen
boek kan meenemen?
Nee, de boer moet als ondernemer naar de
Landbouw RAI. En een ondernemer pro
beert een produkt van een goede kwaliteit
tegen een zo laag mogelijke kostprijs op de
markt te brengen. Het is duidelijk, dat de ont
wikkeling van de technologie (zowel bij de
machines als de biotechnologie) de boer van
groot nut kan zijn.
Maar hoe zit het dan met de
overschotten in de EG?
Het probleem is inderdaad niet zozeer hoe
veel voedsel we kunnen produceren, maar
hoeveel er af te zetten is tegen aanvaardbare
prijzen. De beursbezoeker dient in zijn ach
terhoofd mee te nemen, dat hij er niet op uit
moet zijn om meer voort te brengen, maar om
het beter te doen en zo mogelijk tegen een
nog lagere kostprijs. En als hij met die instel
ling naar de Landbouw RAI gaat, wordt het
ook dit jaar weer een interessant gebeuren
voor hem.
U hebt de laatste maanden heel
wat voorstellen gedaan, die nu
bij de vergadering van EG-
landbouwminister in discussie
zijn. Uit het nabije verleden
weten we, dat er grote verschil
len zijn tussen Commissie
voorstellen en de uiteindelijke
besluiten. Die politieke onze
kerheid maakt het voor een
boer toch moeilijk als goed on
dernemer op te treden?
Ik moet toegeven dat in het verleden de po
gingen om tot besluitvorming te komen, niet
altijd bemoedigend zijn verlopen. Besluiten
worden in de EG doorgaans te laat genomen
en zijn ook lang niet altijd voldoende. Zo heb
ben we om maar een voorbeeld te noemen
de melkquota op een te hoog niveau vast
gesteld. En als we eerder hadden gerea
geerd op de ontwikkelingen, die iedereen
zag aankomen, hadden we nooit quota nodig
gehad. Er rust dus een grote verantwoorde
lijkheid op de politieke organen van de EG.
Van de andere kant kon de boer als onderne
mer ook zien aankomen, dat het in de melk-
sector zou gaan foutlopen. Als je de boter
bergen ziet groeien, dan weet je dat er te
veel boter geproduceerd wordt. We hebben
onze les geleerd. Ik hoop dat de EG-minis-
ters in staat zijn snel besluiten te nemen, die
in de granensector hout snijden. Gebeurt dat
niet, dan zullen we ook hier onherroepelijk in
de quotasfeer terechtkomen. Dat wil nie
mand, althans ik niet.
U raadt onze boeren aan als mo
derne ondernemers de beurs te
bezoeken. Tegelijkertijd zorgt
u voor onzekerheid, want de
kleinere bedrijven in het zui
den van de EG lijken steeds
meer beschermd te worden.
Dat legt toch veel druk op onze
bedrijven?
Dat kan ik niet ontkennen. Maar ik denk dat
er veel Nederlandse bedrijven voor wat be
treft de toekomst beter voorstaan dan die in
het zuiden van de Gemeenschap. Het EG-
landbouwbeleid is in het verleden heel dui
delijk ten goede gekomen aan het goed ge
leide, moderne gezinsbedrijf. Ik geloof, dat
dat een aanleiding is om meer te gaan kijken
naar de zuidelijke problematiek. Dat vanwe
ge de structuur van de landbouw daar en ter-
wille van de solidariteit binnen het EG-land-
bouwbeleid.
Maar leidt dat niet tot grote
problemen ten aanzien van de
inkomens van de Nederlandse
boeren, inkomens die vanwege
de mestproblematiek op veel
bedrijven toch al onder druk
staan?
Ik wil eerst wat kwijt over dat Nederlandse
mestprobleem. Als men door de produktie-
omvang, die men heeft, een gigantisch mest
probleem veroorzaakt, heeft dat direct te ma
ken met de toegepaste produktiemethode.
Die methode is ontwikkeld om het rende
ment van de produktie te verhogen. Dan is
de oplossing van het mestprobleem in mijn
ogen een kostenfactor, die op een of andere
manier als een component van de totale kost
prijs gezien kan worden. De financiële last
van de mestproblematiek zou daarom eigen
lijk moeten drukken op de produktie, die er
mee wordt voortgebracht. Die last kun je dus
niet simpel op een ander zijn bordje schui
ven.
Ten aanzien van de inkomensvorming op de
boerenbedrijven nog het volgende. Ze staan
onder druk, omdat de prijzen op de markten
niet voldoende zijn. Er wordt namelijk te veel
geproduceerd. De grootste concurrent voor
elke producent zijn de overschotten. Die
drukken de markten, waardoor de prijzen en
inkomens op een lager niveau liggen. Het is
absoluut noodzakelijk, dat we in de EG de
produktie onder controle krijgen. Dat ook
met het oog op het inkomen van de boer op
langere termijn, hoewel dat op korte termijn
tot spanningen kan leiden.
Verwacht u dat de Nederlandse
boeren deze problemen kunnen
opvangen?
Ik heb daar het volste vertrouwen in. De Ne
derlandse landbouw heeft in de afgelopen
periode het hoofd kunnen bieden aan heel
wat moeilijkheden, terwijl men ingespron
gen is op nieuwe uitdagingen. Dat komt ook
voort uit de goede infrastructuur die deze
sector in Nederland kent. Ik kan daarbij den
ken aan de goede coöperaties en het uit
stekende marktapparaat, etc. Dat zijn voorde
len die Nederland ongetwijfeld weet uit te
buiten, ook in moeilijke omstandigheden.
Daarom is het ook belangrijk, dat de boeren
tijdens de Landbouw-RAI kennis nemen van
nieuwe ontwikkelingen, aldus mr. Frans An
driessen.
Tiny Brouwers
CLO magazine januari 1986