Lastenverschuiving arbeid naar grondstoffen brengt landbouw dichter bij milieu Verordening Algemene Heffing en Opcenten 1986 Rapport Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid: Verkenningen In de reeks "Werkdokumenten" van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is verschenen het nummer "Speelruimte voor een geïnte greerde landbouw; Verkennin gen met behulp van een model". De reeks "Werkdokumenten" omvat werkstukken die in het kader van de aktiviteiten van de WRR tot stand zijn gekomen en die vooral van belang zijn voor een tamelijk gespecialiseerd le zerspubliek. Het thans versche nen Werkdokument bevat het verslag van een modelstudie die in opdracht van de WRR is uit gevoerd door de Afdeling Mi lieubiologie van de Rijksuniver siteit te Leiden. De verantwoor delijkheid voor de in dit Werk dokument ingenomen standpun ten berust bij de auteurs, en niet bij de WRR. Aan het onderzoek is financiële steun verleend door de ministeries van Volkshuisves ting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Landbouw en Visserij. In het pas uitgekomen WRR Werk dokument "Speelruimte voor een geïntegreerde landbouw" wordt voortgebouwd op de ideeën over geïntegreerde landbouw die vorig jaar werden gepresenteerd in de WRR-voorstudie "Bouwstenen voor een geïntegreerde landbouw". Onder geïntegreerde landbouw wordt een vorm van landbouw verstaan waarin meer dan thans rekening wordt ge houden met sociale, ekonomische en milieudoelstellingen. In Bouwstenen voor een geïntegreerde landbouw, dat in landbouw- en milieukringen veel aandacht heeft getrokken, is gezocht naar wijzen waarop schijnbaar tegenstrijdige doelstellingen met el kaar zouden kunnen worden vere nigd. Daarbij werd de nadruk gelegd op maatregelen die bij voorbaat de oor zaken van mogelijke problemen wegnemen en niet pas achteraf - als het al uit de hand is gelopen - de gevolgen. Modelstudie In het thans verschenen Speelruimte voor een geïntegreerde landbouw hebben de onderzoekers systema tisch verder gezocht naar wegen die landbouw en milieu dichter bij el kaar kunnen brengen. Daarbij is ge bruik gemaakt van een technisch- ekonomisch model van de Neder landse landbouw van het LEL Het gaat de onderzoekers niet in de eerste plaats om de preciese uitkomsten, maar vooral om de manier van zoe ken: steeds streven zij naar de ge lijktijdige verwezenlijking van uiteenlopende doelstellingen. In een eerste berekening is de land bouw gekonfronteerd met strenge bemestingsnormen. Dit blijkt gun stig uit te pakken voor het milieu en het gebruik van energie en grond stoffen, maar juist ongunstig voor de werkgelegenheid en het inkomen. In volgende berekeningen is gekozen voor een aanpak via het prijsmecha nisme, en wel door een energiehef fing op produktiemiddelen, die vooral doorwerkt in de prijs van kunstmest en krachtvoer. De uit komsten komen sterk overeen met die van de eerste berekening, maar nu zijn ook de zuiveloverschotten weggewerkt. Ook bij deze bereke ning zijn de effekten op inkomen en werkgelegenheid nog negatief. Dat is niet verwonderlijk omdat aan de landbouw uitsluitend een lastenver zwaring is opgelegd. In een daarop volgende berekening is dan ook gekozen voor een kom- penserende lastenverlichting: hogere lasten op krachtvoer uit aangekochte Vrijdag 3 januari 1986 grondstoffen, maar lagere lasten op arbeid. Omdat de heffing in deze berekening aanzienlijk lager is dan in de vorige berekening en tevens een kontingentering van de melk- produktie is ingevoerd. De uitkomst duidt op een forse vermindering van de mestoverschotten en van het energie- en grondstoffenverbruik, maar nu zonder dat het inkomen aanmerkelijk vermindert. De ar- beidsuitstoot blijft met 7 procent echter hoog. Dit wordt ten dele ve roorzaakt doordat het model is toe gerust met weinig flexibele produk- tietechnieken. In een laatste berekening is veron dersteld dat de landbouw zich kan aanpassen door overschakeling naar relatief arbeidsintensieve en grond- stoffenekstensieve produktietechnie- ken. Van arbeidsuitstoot blijkt nu geen sprake meer. Een superheffing Grondslagen der algemene heffing en opcenten 1986 De algemene heffing en opcenten worden opgelegd naar de grondsla gen: Grondgebruik, Vee- en pluim veebezetting, Exploitatie van Land en tuinbouwwerktuigen. Grondgebruik De algemene heffing naar de grond slag Grondgebruik wordt berekend naar de oppervlakte der bij de des betreffende landbouwonderneming behorende kultuurgrond en bedraagt voor: groep 1: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt van akkerbouwgewas sen, andere dan poot- en plantuien, zaaiuien en zilveruitjes: ƒ8,66 per ha; groep 2: kultuurgrond, in gebruik als grasland: 2,03 per ha; groep 3: kultuurgrond in gebruik voor de teelt in de open grond van stambonen, tuinbonen, zilveruitjes, knolselderij, poot- en plantuien en winterpeen: 13,35 per ha; groep 3a: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van zaaiuien: 13,35 per ha; groep 4: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van spinazie, herfst- en vroege sluitkool en schorseneren: 23,02 per ha; groep 5: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van was- en bospeen, bewaarkool, spruitkool en andere groenten dan de in de groepen 3, 3a, 4, 5 en 6 ge noemde: 35,90 per ha; groep 6: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van asperges, bloemkool, andijvie, prei, kropsla, stokbonen, augurken en witlofwortel: 51,56 per ha; in de zuivelproduktie blijft nodig. Een lastenverschuiving van arbeid naar grondstoffen kan dus leiden tot èen beperking van de arbeidsuitstoot en de overbemesting in de land bouw. Kwotering van melkproduktie en bemesting blijft weliswaar onont koombaar, maar knelt minder dan zonder lastenverschuiving. Dit zijn de belangrijkste konklusies van de auteurs van het Werkdokument. Aangepaste produktietechnieken De onderzoekers zoeken de oplos sing voor de huidige problematiek niet in vervanging van machines door zwaar lichamelijk werk, maar in de inzet van vakbekwame arbeid, zoals voor het nauwgezet waarne men van vee en gewas' voor sekure teelt en gewasbescherming en voor preciese planning. Hier ligt een uit daging voor het landbouwkundig voor de teelt in de open grond van laan-, park- en vruchtbomen: 73,65 per ha; groep 13: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van sierconiferen, van overige heesters en van klimplanten: 252,25 per ha; groep 14: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van vaste planten: 276,19 per ha; groep 15: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van gladiolen: ƒ36,83 per ha; groep 16: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt onder onverwarmd glas van groenten en voor de teelt onder glas van fruit: 4,37 per are teeltop pervlakte; groep 17: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt onder verwarmd glas van groenten en voor de teelt onder glas van opkweek- en uitgangsmate riaal van groenten: 6,63 per are teeltoppervlakte; groep 18: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt onder glas van boom kwekerijgewassen, vaste planten, van andere bloemkwekerijgewassen dan pot- en perkplanten en van op kweek- en uitgangsmateriaal van bloemkwekerijgewassen: ƒ8,07 per are teeltoppervlakte; groep 19: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt onder glas van pot planten: 11,81 per are teeltopper vlakte; groep 20: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt onder glas van perk planten: ƒ7,— per are teeltopper vlakte; groep 21: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt van champignons: 0,46 per m2 teeltoppervlak. Voor de toepassing t.a.v. de groep 16 tot en met 20, wordt onder de teelt onder glas verstaan, elke andere teelt dan die in de open grond. onderzoek. Behalve van verborgen werkloosheid is er in de landbouw ook sprake van verborgen werkgele genheid. zo stellen de onderzoekers. In dat verband noemen zij ook voorbeelden van technieken die lei den tot grondstoffenbesparing, net to-opbrengstverhoging of kwaliteits verbetering door ekstra hoogwaardi ge arbeid in te zetten. Reeds bij de huidige prijsverhoudingen zijn deze technieken rendabel, maar bij de voorgestelde lastenverschuiving van arbeid naar grondstoffen krijgen zij meer kansen. Maatregelen De onderzoekers erkennen dat be mestingsnormen en beperking van de melk- en eventueel ook van de vleesproduktie noodzakelijk zijn maar volgens hen zijn al veel pro blemen te voorkomen met meer slag Vee- en pluimveebezetting wordt berekend naar het aantal run deren, naar het aantal varkens, naar het aantal schapen en naar het aantal kippen, eenden en kalkoenen, dat in de desbetreffende landbouwonder neming wordt gehouden. De algemene heffing bedraagt: le. a) voor elke melkkoe, voor elke kalfkoe en voor elke stier van 2 jaar en ouder bestemd voor de fokkerij: 4,70; b) voor elk mest- of weide- rund, een mestkalf uitgezonderd: 1,44; c) voor elk mestkalf: ƒ0,59; d) voor elk ander dan onder a, b en c genoemd rund: 1,44; 2e. a) voor elk mestvarken en voor elk opfokvarken: ƒ0,28; b) voor el ke zeug en voor elke dekrijpe beer: ƒ2,13; 3e. voor elk schaap, een lam uitge zonderd: 0,55; 4e. a) voor elke honderd kippen, voor elke honderd eenden en voor elke honderd kalkoenen bestemd voor de slacht: ƒ0,55; b) voor elke honderd kippen, bestemd voor de produktie van eieren, andere dan leghennen jonger dan vijf maanden: 1,84; c) voor elke honderd leghen nen jonger dan vijf maanden: 0,84; d) voor elke honderd eenden en voor elke honderd kalkoenen, be stemd voor de produktie van eieren: U84. Voor de toepassing van het voor gaande lid, onder 2e., wordt verstaan onder: le. opfokvarkens: opfokzei'gen en -beren van 20 kg tot 50 kg, niet ge dekte opfokzeugen van 50 kg en meer, alsmede nog niet dekrijpe op- fokberen van 50 Kg en meer; 2e. zeugen: gedekte, niet kennelijk drachtige en kennelijk drachtige zeugen, zeugen bij de biggen en overige fokzeugen. "marktconforme" maatregelen, waarvan de genoemde lastenver schuiving een voorbeeld vormt. Mogelijkheden voor een verlichting van de lasten op arbeid zijn te vinden in de sfeer van inkomenstoeslagen, zoals ook EG-kommissaris Andries- sen onlangs in diens "Groenboek" heeft bepleit. Voorts kan men den ken aan een verlaging van de sociale premies voor de werkgever, afschaf fing van de btw op diensten, en steun bij bedrijfsovername. Een lastenver zwaring op krachtvoer is mogelijk, in de vorm van een EG-invoerheffing of een nationale milieuheffing, wel ke dan desgewenst kan worden ge bruikt voor financiering van de ver- werking van mestoverschotten. Volgens de onderzoekers is de land bouw toe aan een derde naoorlogse innovatiegolf: na de arbeidsbespa rende mechanisering en de energie besparing moeten de inspanningen nu worden gericht op de besparing van kunstmest, bestrijdingsmiddelen en krachtvoer. Een dergelijke innovatie wordt uitgelokt door de superheffing, de mestwetgeving en de in het Werk dokument voorgestelde lastenver schuiving. slag Exploitatie van land- en tuin bouwwerktuigen wordt berekend naar de in de desbetreffende land bouwonderneming in 1985 behaalde bruto-omzet, voorzover deze voort vloeit uit de exploitatie van land- en tuinbouwwerktuigen en tenminste 10.000,— bedraagt. De algemene heffing bedraagt: a) Indien bedoelde omzet 10.000,— of meer, doch minder dan 100.000,- bedraagt: ƒ67,45; b) indien bedoelde omzet 100.000,— of meer, doch minder dan ƒ350.000,— bedraagt: 168,62; c) indien bedoelde omzet ƒ350.000,— of meer bedraagt: ƒ281,03. Indien met de exploitatie van land en tuinbouwwerktuigen eerst in 1986 een aanvang is gemaakt en naar het oordeel van het Dagelijks Bestuur, gehoord de heffingsplichtige, rede lijkerwijze kan worden verwacht, dat in dat jaar een daaruit voortvloeien de omzet van 10.000,— of meer zal worden behaald, wordt de heffing berekend naar de over 1986 geraam de bruto-omzet. De opcenten naar de grondslag van land- en tuinbouwwerktuigen be dragen 2,07% van de terzake van de ze grondslag verschuldigde algeme ne heffing. Begroting 1986 Ministerie van Landbouw en Visserij aangenomen De Tweede Kamer der Staten-Ge- neraal heeft 19 december 1985 de begroting van het ministerie van landbouw en visserij, alsmede die van het Landbouw-Egalisatie Fonds, voor 1986 zonder hoofdelijke stem ming aangenomen. 15 Iedereen die in het jaar 1986 een landbouwonderneming drijft, is voor dat jaar aan het Landbouw schap een algemene heffing ver schuldigd. Bovendien is iedereen die een landbouwonderneming drijft verschuldigd als bestemmings heffing ter bestrijding van uitga ven, in het bijzonder strekkende ten behoeve van een bepaalde sektor van landbouw, een bedrag aan opcenten op de door hem verschuldigde algemene heffing. Omdat de voorlichting over de te betalen heffingen en opcenten door een aantal ondernemers als summier wordt ervaren, geven we hierbij een gedetailleerd over zicht. groep 7: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van pit- en steenvruchten: 39,59 per ha; groep 8: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van klein fruit: 110,48 per ha; groep 8a: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van aardbeien: 110,48 per ha; groep 9: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van tuinbouwzaden: ƒ22,10 per ha; groep 10: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van bloemkwekerij gewassen en van an dere bloembollen en bloemknollen dan gladiolen: 92,06 per ha; groep 11: kultuurgrond, in gebruik voor de teelt in de open grond van bos- en haagplantsoen en van rozen struiken: 73,65 per ha; groep 12: kultuurgrond, in gebruik De opcenten op de algemene heffing naar de grondslag Grondgebruik, berekend naar de oppervlakte der bij de desbetreffende landbouwonder neming behorende kultuurgrond, bedragen: groep 1: 52,37% van ƒ8,66 per ha; groep 2: 21,38% van ƒ2,03 per ha; groep 3: 52,61% van 13,35 per ha; groep 3a: 194,82% van 13,35 per ha; groep 4: 77,15% van ƒ23,02 per ha; groep 5: 49,47% van ƒ35,90 per ha; groep 6: 52,61% van 51,56 per ha; groep 7: 135,64% van 39,59 per ha; groep 8: 101,01% van ƒ110,48 per ha; groep 8a: 33,68% van ƒ110,48 per ha; groep 16: 31,27% van 4,37 per are; groep 17: 43,38% van 6,63 per are. Vee- en pluimveebezetting De algemene heffing naar de grond- De opcenten op de algemene heffing naar de grondslag veebezetting be rekend naar het aantal runderen en schapen, dat in de desbetreffende landbouwonderneming wordt ge houden bedraagt voor elk rund en elk schaap als omschreven, onder le sub a en b en onder 3e onderschei denlijk 10,92% van ƒ4,70, 40,01% van 1,44 en 42,67% van 0,55. De opcenten op de algemene heffing naar de grondslag vee- en pluimvee bezetting berekend naar het aantal kippen, eenden en kalkoenen dat in de desbetreffende landbouwonder neming wordt gehouden, bedragen voor elke honderd eenden en voor elke honderd kalkoenen als om schreven onder 4e sub a, b, c en d, onderscheidenlijk 119,33% van ƒ0,55, 137,01% van ƒ1,84, 137,01% van ƒ0,84 en 137,01% van 1.84. Voor toepassing onder 4e, en de op centen hier direkt boven wordt een aantal kleiner dan honderd belast in evenredigheid naar de in deze leden vastgestelde bedragen. Exploitatie van land- en tuinbouwwerktuigen De algemene heffing naar de grond-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 15