De maand januari op het
Z.W. akkerbouwbedrijf
De feestdagen en de jaarwisseling
zijn weer voorbij en het jaar 1986
ligt voor ons. We wensen elkaar
allemaal een goed en gelukkig
nieuwjaar, maar hoe het zal wor
den weten we niet. Ieder jaar kent
zo zijn eigen verrassingen en om
standigheden. De jaarlijks
weerkerende bijzonderheden bij
de groei- en oogstperiode in af
hankelijkheid van het weer
maakt het akkerbouwbedrijf tot
een boeiend geheel.
Januari kenmerkt zich voor veel ak
kerbouwers als de vergadermaand.
Vele organisaties houden hun verga
deringen waarbij ook de inbreng van
de leden dringend gewenst is. De
studieclubs en Ver. voor Bedrijfs
voorlichting houden samen met de
Consulentschappen hun voorlich
tingsbijeenkomsten, waar veel infor
matie gegeven wordt. Informatie die
u nodig hebt bij de voorbereiding
van uw teeltplan voor dit jaar. U
dient een keuze te maken welke ge
wassen u dit jaar gaat telen en hoe u
dit dan gaat doen. Daarbij is een ge
degen kennis van de saldogegevens
van de diverse gewassen en van
teelt-technische kennis een eerste
vereiste.
Bij de aktie "Rekenen vóór Beslis
sen", die deze winter en de volgende
winter in diverse regio's in het Zuid
westen wordt gehouden, krijgt vooral
de financiële kant van het bedrijf de
aandacht door middel van de be
drijfseconomische begroting.
Wanneer de bedrijfsopzet en het
bouwplan eenmaal zijn vastgesteld is
het van groot belang dat, u, welke
gewassen u ook teelt, tracht dit zó
goed mogelijk te doen. De hoogte
van de kg-opbrengst is nog steeds de
belangrijkste factor binnen het be-
drijfsgebeuren in een bepaald jaar,
die van invloed is op het bedrijfsre
sultaat.
Het hele complex van factoren dat
wij "bodemvruchtbaarheid" noemen,
is daarbij van doorslaggevende bete
kenis. Dit betekent dat de bemes
tingstoestand, de structuur, de be-
wortelingsdiepte en de waterhuis
houding van de grond in orde moe
ten zijn als basis voor een goede groei
van de gewassen. De grond moet ook
in staat zijn om extreme omstandig
heden die wel ieder jaar optreden
zoals plensbuien op te vangen.
Daarbij is een goed organisch
stofgehalte, kalkgehalte en een goe
de drainage van uw grond een eerste
vereiste ter voorkoming van slemp
en wateroverlast. Na het mooie na
jaar en het grotendeels onder droge
omstandigheden ploegen van de
grond lijkt een goede basis voor het
komend jaar aanwezig. Het weer en
de grondbewerking in het voorjaar
zijn evenwel minstens zo belangrijk
voor een ongestoorde groei van de
gewassen.
Bouwplan
Vele akkerbouwers zoeken naar al
ternatieve gewassen in hun bouw
plan. De druk van de overschotten
bij de tarwe en de wens naar een wat
ruimere rotatië bij aardappelen en
bieten zijn daar debet aan. Het
Zuidwesten en zeker bepaalde ge
bieden daarin hebben nooit zo'n erg
nauw bouwplan van alleen tarwe,
aardappelen en bieten gehad. Van
ouds komen peulvruchten en han
delsgewassen in ons bouwplan voor.
In tabel I staat vermeld het aandeel
van de gewassen in procenten van
het totale areaal akkerbouwgewas
sen voor enkele gebieden en voor
heel Nederland in 1985 (meitelling
CBS).
Opvallend voor ons is het grote aan
deel van de snijmais in het Neder
landse akkerbouwareaal, dat echter
grotendeels op de zandgronden staat.
Met name in Zeeuwsch-Vlaanderen
vinden we het naar verhouding
grootste areaal peulvruchten en
handelsgewassen.
12
Bij het maken van een keuze uit de
groep van "kleine gewassen" spelen
oogst- en prijsverwachtingen een
grote rol, alsmede de teeltrisico's.
Het areaal groene erwten is vorig
jaar in Zeeland met 50% uitgebreid.
De opbrengsten waren in het zuid
westen nog redelijk met grote ver
schillen per perceel. Erwten zijn erg
gevoelig voor structuurbederf en
zuurstofgebrek en ook bij slecht weer
bij de oogst is een behoorlijk risico.
Veldbonen zijn voor beide faktoren
veel minder gevoelig gebleken, zodat
de gemiddeld te behalen kg-op
brengst van veldbonen wel hoger
gesteld mag worden dan van groene
erwten. Een aantal andere gewassen
al teunisbloemen en akkerbouwma-
tig geteelde tuinbouwgewassen als
witlofwortels, peen en knolselderij
zijn zeker het overwegen waard, al
blijven dit teelten van beperkte om
vang. De teunisbloem gaf in 1985
een hoge kg-opbrengst van zo'n
800-1200 kg droog schoon zaad per
ha. In 1984 was de kg-opbrengst hier
ongeveer de helft van, zodat een ge
middelde opbrengst van 700 a 800 kg
per ha een goed uitgangspunt lijkt.
Om de gedachten te bepalen ver
melden we in tabel 2 van een groot
aantal gewassen de saldo's per ha,
zonder hier op de uitgangspunten in
te kunnen gaan.
De keuze dient u zelf te maken, de
gegeven saldo's gelden slechts als
richtlijn bij de gekozen uitgantspun-
ten. Ook heeft een aantal akkerbou
wers belangstelling voor volle-
grondsgroentegewassen als jvitlof-
trek, spruitkool, prei, winterbloem
kool en dergelijke. Een gedegen
teelttechnische kennis is hiervoor
vereist.
Bemesting
Het bemestingsplan wordt in de
winter opgemaakt. Het bemestings
advies voor fosfaat en kali is vorig
jaar nogal ingrijpend gewijzigd. De
geadviseerde hoeveelheden zijn nu
veel meer dan voorheen gebaseerd
op het bereiken of instandhouden
van een voldoende fosfaat- en kali
toestand van uw grond. Een en ander
is alleen goed toe te passen als u be
schikt over gegevens van grondon
derzoek.
Fosfaat
Bij een Pw-getal van 25-45 wordt u
geadviseerd de toestand op peil te
houden door te bemesten volgens
onttrekking met gemiddeld ±70 kg
P2 05 per ha. Het is daarbij een goe
de werkwijze om de gewassen als
aardappelen en grove tuinbouwge
wassen wat extra te geven en de gra
nen wat minder, omdat de laatste
gewassen minder reageren bij deze
goede fosfaattoestanden. Als het
Pw-getal boven de 45 ligt kunt u met
minder dan de onttrekking volstaan.
Bij een Pw-getal lager dan 25 zult u
extra moeten bemesten om het Pw-
getal omhoog te brengen. Dit kan
ook uitstekend gebeuren met een or
ganische bemesting. De hoeveelheid
extra P205 die nodig is om een te
laag Pw-getal te verhogen tot het ge
noemde streefgetal van 25 bedraagt
exclusief de 70 kg onttrekking bij een
Pw-getal van 20 230 kg P205 Pw-
getal van 15 490 kg P205; Pw-getal
van 10 780 kg P205.
Deze extra giften zijn dan over b.v. 5
jaar te verdelen. Bij een Pw-getal van
20 geeft u 5 jaar
lang gemiddeld 70 50 120 kg
P205.
Bij een bouwplanbemesting waarbij
u alle Kali voor 4 jaar aan de aard
appelen geeft is dus een gift nodig
van zo'n 600 kg K2 O liefst in het
najaar. De andere gewassen in de
rotatie kunt u dan overslaan. Bij een
K-getal lager dan 18 dient u extra te
bemesten boven de onttrekking om
het streefgetal te bereiken. Hiervoor
is nodig bij een K-getal van 16 200
kg K20; van 14 400 kg K20; van
12 600 kg K20.
Deze extra giften zijn wat afhanke
lijk van de zwaarte van de grond en
kunt u verdelen over een of meerdere
bouwplancycli dan wel door middel
van organische mest toedienen.
Uit het bovenstaande zal duidelijk
zijn dat u bij gebruik van organische
mest bij (te) lage bemestingstoestan
den niet gauw op de kunstmestgift
moet besparen. Bij voldoende be
mestingstoestanden van uw grond
kunt u met de b.v. dit najaar gegeven
fosfaat en kali door middel van ge
strooide organische mest wel rekening
houden en dit in mindering brengen
bij het bepalen van de kunstmestgift.
Stikstof
De stikstofvoorraad in de grond kan
van jaar tot jaar en van perceel tot
perceel sterk uiteenlopen. Daarom is
het uitlaten voeren van stikstofon-
derzoek in januari/februari een goe
de zaak. U dient zich hiervoor nu aan
Maak tijdig het bemestingsplan klaar. Houd daarbij rekening met de gewijzigde
adviezen.
Kali
Bij een gevonden kalitoestand van
K-getal 18-26 is het advies voor
gronden met meer dan 15% slib om
de toestand op peil te houden door te
bemesten volgens onttrekking met
gemiddeld
150 kg K20 per ha. Bij een extensief
bouwplan zonder aardappelen kan
dit wat lager liggen op zo'n 110 kg
K20. In verband met de kwaliteit
van de aardappelen (blauwgevoelig-
heid) is het eveneens gewenst om
goede kalitoestanden te handhaven.
Tabel 1. Aandeel van enkele geqassen van het totale areaal akkerbouwge
wassen in enkele gebieden en in Nederland in 1985
Z. Vlaanderen
N. Zeeland
Nederland
tarwe
24
28
16
aardappelen
15
20
22
suikerbieten
18
Ji.
JL
57%
66%
65%
overige granen
10
8
8
snijmais
2
3
23
peulvruchten
11
6
4
overige en
handelsgewassen
20
17
10
100%
100%
100%
Tabel 2. Globale aanduiding van het saldo per ha van aan aantal kleine
gewassen in vergelijking met de wintertarwe en aardappelen en suikerbieten.
kg-
opbrengst
prijs
geldel.
opbrengst
toegerek.
kosten
saldo
wintertarwe
7600
0.48
4008
1741
2267
c. aardappelen
45000
0.21
9450
4792
4658
suikerbieten
56000
114.-
6384
2373
4011
gr.erwten
4500
0.80
3750
1506
2244
veldbonen
5000
0.77
3850
1587
2263
bruine bonen
2800
1.75
5000
2082
2918
cons.erwten
4800
0.75
3600
1120
2480
zaaiuien
52500
0.16
8400
4735
3665
knolselderij
35000
0.23
8050
4649
3401
winterwortelen
80000
0.085
6800
2992
3808
witlofwortelen
28000
0.28
7840
3125
4715
zomergerst
5600
0.53
3228
1049
2189
karwijzaad
1500
2.70
4050
1480
2570
bl. maanzaad
1500
2.50
3750
1359
2391
vlas
8400
0.44
4140
1330
2810
teunisbloem
750
7.20
5400
1661
3739
te melden.bij de monsternemer in uw
gebied. Bespreek met de monsterne
mer hoe de monsters genomen zullen
worden op de percelen. Sterk afwij
kende plekken kunnen beter overge
slagen worden. Het N-advies is een
goed hulpmiddel gebleken bij het
bepalen van de (eerste) gift. Voor
bijna alle gewassen is N profiel on
derzoek mogelijk, hoewel de meeste
ervaring is opgedaan bij tarwe, sui
kerbieten en aardappelen. Vooral
voor suikerbieten is de hoogte van de
N-gift belangrijk met het oog op het
suikergehalte en de winbaarheid.
Een teveel kost dan dubbeld geld.
Onderzoek op bietecysteaaltjes
Met het oog op een eventueel uit te
voeren grondontsmetting in augus-
tus-september 1986 kan vóór half
april nog grondonderzoek uitge
voerd worden op percelen waar in
1987 bieten zullen worden ver
bouwd. Als u de besmettingstoestand
voor de bieteteelt van dit jaar wilt
weten is het nu toch wel de hoogste
tijd dit te laten onderzoeken. Bieten
telen waar al van te voren vaststaat
dat goede opbrengsten niet haalbaar
zijn, is onverantwoord. Zoek daarom
naar mogelijke verschuivingen in het
bouwplan.
Ontwatering
Sloten en drainage dienen goed te
functioneren. Stagnatie bij drainage
is te controleren door de hoeveelheid
water in een bepaalde tijd te meten,
of op lagere, natte plekken de
grondwaterstand te bepalen. Deze
mag nooit hoger dan 50 cm beneden
maaiveld komen. Het doorspuiten
van de drainage is een goede onder
houdsbeurt en tevens een goede
controle voor pas aangelegde drai
nage. Een jaar na de aanleg is de
beste tijd voor deze eerste beurt.
Egaliseren ploegsneden
Dit najaar is op diverse percelen
Consulentschap voor de akkerbouw
en de tuinbouw te Goes.
reeds een egaliserende bewerking
met de cultivator uitgevoerd. Dit kan
ook in deze maand nog gebeuren,
bijvoorbeeld over de vorst of in een
droge periode. De grond moet wel
voldoende draagkracht hebben, zo
dat de ondergrond in de sporen niet
verdicht wordt, anders zijn deze in
het volgende gewas wat betreft stand
en opbrengst terug te vinden. Het is
alleen nodig op zware gronden bij
een ongelijke ligging. Na januari
kunt u dit beter niet meer doen
Bewaring van aardappelen en
uien
Om aardappelen in hun kiemrust te
houden moet de gewenste bewaar-
temperatuur (afhankelijk van de
bestemming) tijdens de bewaarpe
riode constant blijven. De aardappel
is een levend produkt, dat warmte en
vocht produceert. Daarom is het
noodzakelijk de temtperatuur regel
matig te controleren en te ventileren
om zo de ontwikkelde warmte en
overtollig vocht af te voeren. De
ventilatieuren moeten tot een mini
mum beperkt worden om extra ge
wichtsverlies te voorkomen. De
vorst- of minimum thermostaat moet
u afstellen op 4 graden C. De venti
latielucht mag niet meer dan 2 gra
den C kouder zijn dan de bewaar-
temperatuur. Na het ventileren
moeten de in- en uitlaadopeningen
en de deuren goed worden gesloten
om terug opwarmen te voorkomen.
Bij vorstperioden is het nodig intern
te ventileren, houd de temp. in de
hele partij overal goed in de gaten.
Om condensatie afdoende te kunen
bestrijden kan het beste per bewaar
plaats een afzuigventilator in combi
natie met enkele circulatieventilato
ren worden aangebracht. Bij ernstige
condensatie geeft het opwarmen van
de lucht boven het produkt de snelste
resultaten. Dit opwarmen kan o.a.
gebeuren met circulatieventilatoren
met een warmte element.
Controleer de werking van de meet
apparatuur. Houd de kwaliteit van
de knollen in de gaten. Voor veel
partijen is dit deze winter geen over
bodige zaak.
Om het optreden van blauw tegen te
gaan moeten de aardappelen vol
doende opgewarmd worden voordat
ze worden gesorteerd of afgeleverd.
Tot hoeveel graden hangt af van de
blauwgevoeligheid van de partij.
Deze wordt meestal van te voren ge
test. Voor het opwarmen van de
aardappelen moet minstens twee
dagen worden uitgetrokken.
Bij uien moet regelmatig- geventi
leerd worden om ontwikkelde
warmte en vocht af te voeren.
Blijft de buitentemperatuur gedu
rende een langere periode (b.v. een
week) hoger dan in de bewaarplaats,
dan moet gedurende korte perioden
intern worden geventileerd.
Het is dan beter, om per week 2x3
uren te ventileren dan elke dag één
uur. Alvorens tot aflevering over te
gaan moeten koud bewaarde uien
eerst op een wat hogere temperatuur
worden gebracht door ventilatie, met
warmere buitenlucht. Er wordt dan
voorkomen dat de uien nat worden
afgeleverd kleurverlies). Minder
goede partijen moeten niet te lang
worden bewaard.
Onderhoud werktuigen en
machines, bedrijfshygiëne
Om met de machines goed, vlot en
betrouwbaar te kunnen werken,
moet veel onderhoud worden ver
richt. De apparatuur goed schoon
maken moeten we doen met een
tweedelig doel:
- verlengen van de levensduur; - be
drijfshygiëne.
Hierbij denken we vooral aan de ap
paratuur die gebruikt wordt bij de
aardappelteelt. Voorkomen moet
worden dat schadelijke schimmels of
bacteriën overblijven op aanhan
gende grond van de werktuigen.
Grondig schoonspuiten is noodza
kelijk. Hierdoor kan voorkomen
worden dat gezond pootgoed wordt
besmet. Ook de spuitmachine moet
zeker goed nagezien worden. Ver
vang tijdig versleten doppen want zij
geven een slechte verdeling van de
spuitvloeistof.
Vrijdag 3 januari 1986