Bouw bepaalt kwaliteit bewaarplaats
AKKERBOUW
Optimale bewaarcondities
Isolatiewaarde of k-waarde
Vocht en isolatie
In bewaarplaatsen worden akker- en
tuinbouwprodukten gedurende een lange
periode onder bepaalde condities be
waard. Hierbij moet de kwaliteit van het
produkt zoveel mogelijk worden gehand
haafd. We denken in dit kader voorname
lijk aan produkten als aardappelen, uien,
witlofwortelen, knolselderij en winter
wortelen.
door ing. R. Bakker, CAD voor de
Bedrijfsuitrusting in de Akker- en
Tuinbouw
Voor de opzet en het ontwerp van een be-
waarruimte wordt dan meestal één van deze
produkten als uitgangspunt gekozen, afhan
kelijk van het produkt dat veelal geteeld
wordt. Het lijkt echter verstandig te bezien of
de bewaarplaats niet zodanig moet worden
opgezet, dat deze geschikt is voor de bewa
ring van verschillende produkten. Met ver
schillende produkten wordt bedoeld dat dan
bij voorbeeld het ene jaar aardappelen en
het volgend jaar witlofwortelen, uien of knol
selderij kunnen worden bewaard.
De bewaarruimte opgezet volgens dit uit
gangspunt moet dan zodanig worden ontwor
pen en uitgevoerd, dat voor die verschillen
de produkten optimale bewaarcondities kun
nen worden gerealiseerd.
Zo zal de bewaarruimte moeten worden voor
zien van een mechanisch koelsysteem met
daarnaast een mogelijkheid van buitenlucht-
koeling. Ook zal voor de plaats van de venti
latiekanalen een optimum gezocht moeten
worden. Sommige produkten vereisen tij
dens het bewaren een hoge luchtvochtig
heid, dat gerealiseerd moet kunnen worden.
Voor alle produkten geldt, dat de buitenin
vloed zoveel mogelijk moet worden beperkt.
Dit betekent, dat een bewaarruimte goed
moet worden geïsoleerd.
De bewaarruimte moet zowel geïsoleerd
worden tegen koude-invloed in de winter
(bevriezing) als tegen warmte-invloed in
voorjaar en zomer. Het bewaren geschiedt in
het algemeen bij lage temperaturen en daar
voor wordt steeds meer mechanische koe
ling toegepast. Om het energieverbruik voor
dat koelen binnen de perken te houden, is
goed isoleren een vereiste.
Een belangrijk punt bij het vaststellen van de
mate van isolatie is de vereiste of gewenste
isolatiewaarde van de wanden, vloeren en
plafonds. De isolatiewaarde wordt aangege
ven met de factor k, ook wel k-waarde ge
noemd. Deze factor geeft aan de hoeveel
heid energie in watt, die door één m2 wand,
vloer of plafonds gaat bij een temperatuur
verschil van 1 graad keivin.
In de tabel zijn enkele k-waarden weergege
ven, die voor verschillende produkten (in de
praktijk) voor wanden, plafonds en vloeren
worden aangehouden. De k-waarde van een
isolatiemateriaal staat in direct verband met
de dikte van het isolatiemateriaal. Hoe dikker
het materiaal, hoe lager de k-waarde en dus
hoe beter het isolerend vermogen.
Het verband tussen de dikte van het isolatie
materiaal en de k-waarde is weergegeven in
afbeelding 1. De meest voorkomende isola
tiematerialen zijn hierin vermeld. Ook is in de
tabel aangegeven (achter de k-waarde) wel
ke dikte isolatiemateriaal in polystyreen (tem
pex) en poly-urethaanschuim (pur) vereist is.
Afbeelding 1 is gebaseerd op een geïsoleer
de wand van stalen damwandprofiel met
daartegen het isolatiemateriaal zonder
spouw. De uiteindelijke isolatiewaarde van
een wand- of plafondconstructie zal dan ook
afhankelijk zijn van de opbouw van de wand
of plafond. De isolatiewaarde wordt ook nog
beïnvloed door de kwaliteit van het werk op
de bouwplaats. De isolatiewaarde van een
materiaal kan nog zo hoog zijn, als het niet
goed wordt aangebracht dan gaat dat ten
koste van de isolatiewaarde van wand- of pla
fondconstructie
Een belangrijk aspect bij isolatie is vocht. Af-
Afb. 1. Verband tussen
isolatiedikte en k-waarde
WAND
PLAFOND
VLOER
kW/m2K tempex
pur
kW/m2K tempex
pur
kW/m2K tempex
pur
d cm
d cm
d cm
d cm
d cm
d cm
Werkruimte
0,5
7
5
0,5
7
5
V erwarmingsc el
(bloembollen)
0,333
10
8
0,333
10
8
Koel/Vriescel
(t -2 °C)
0,222
16
12
0,17
20
15
0,4
8
6
Bewaarruimte witlof
wortels
0,222
16
12
0,222
16
12
0,4
8
6
Bewaarruimte
aardappels
0,3
12
8
0,3
12
8
Tabel. K-waarden die in de praktijk voor verschillende ruimten voor wanden, vloeren en plafonds
worden gehanteerd.
hankelijk van de omstandigheden tussen bin
nen en buiten kan er een waterdampstroom
ontstaan van bewaarruimte naar buiten (1) of
van buiten naar bewaarruimte (2).
Is er sprake van situatie 1 (dit kan voorkomen
als met buitenlucht wordt gekoeld), dan moet
er een dampremmende laag aan de zijde van
de bewaarruimte aanwezig zijn (afbeelding
2).
Is er sprake van situatie 2 (dit kan voorkomen
bij mechanische koeling), dan moet er een
dampremmende laag aan de buiten- of
spouwzijde aanwezig zijn (afbeelding 3).
Omdat bij een bewaar- of koelruimte beide
situaties kunnen voorkomen, heeft een isola
tiemateriaal met aan beide zijden een damp
remmende laag de voorkeur. Wordt de
vochtstroom namelijk niet geremd, dan kan
er condensatie in de isolatie optreden. Het
materiaal wordt vochtig en nat en verliest
daardoor isolatiewaarde.
Het belang van dampremmende voorzienin
gen is dan ook groot. Erg veel aandacht moet
dan ook besteed worden aan de afdichting
van naden en kieren. Naden en kieren moe
ten zoveel mogelijk worden vermeden. Isola
tiematerialen, die gevoelig zijn voor krimp bij
voorkeur laten voorkrimpen (besterven). Iso
latieplaten met veer en groef aangevuld met
een flexibele kitafdichting genieten de voor
keur boven platen met vlakke kanten. Voor
naad- of kierafdichting kan ook gebruik wor
den gemaakt van poly-urethaanspray. Bij
wand- en plafondconstructies dient de
spouwruimte geventileerd te worden om
eventueel vocht te verdrijven.
Bij het ontwerp van wand- en plafondcon-
72
CLO magazine januari 1986