Ingrijpende voorstellen voor de granen
vanuit de Z.L.M. gezien
zuidelijke landbouw maatschappij
Veroordeling
Spanje zal vanaf 1 januari 1986 lid
zijn van de Europese Gemeenschap.
Met die toetreding zullen ongetwij
feld nieuwe handelsstromen tussen
dit land en de overige EG-landen
waaronder Nederland tot stand ko
men. Het Spaanse volk telt ruim 38
miljoen zielen en het vormt als zo
danig een flinke afzetmarkt voor
produkten van de partnerlanden.
Overigens zullen de handelsbelem
meringen als invoerrechten en der
gelijke geleidelijk worden afgebro
ken. Spanje is een land met relatief
lage lonen en een hoge werkloosheid.
In de verschillende sektoren worden
veel arbeidskrachten ingezet. Dit is
ook het geval in de landbouw waar
het oogsten het sorteren en het ver-
zendklaar maken van allerlei gewas
sen veelal met de hand wordt ge
daan. Daardoor wordt overigens een
prima kwaliteit voor de export ver
kregen en de Nederlandse expor
teurs zullen de Spanjaarden met
produkten als aubergines, .komkom
mers, tomaten maar zeker ook met
bloemen als Anjers en Chrysanten,
ongetwijfeld tegenkomen op vooral
de Westduitse markt.
foto: tientallen voornamelijk vrouwen
worden in de Spaanse (plastic) kassen
ingezet bij het inpakken van Chry
santen.
vrijdag 22
land- en
tuinbouwblad
Landbouwkommissaris Andriessen heeft vorige week met
leden van het Europees Parlement nieuwe voorstellen
voor het graanbeleid besproken. Het lijkt er veel op dat
Andriessen gezien vanuit de nederlandse situatie de volle
hand grijpt nadat het Landbouwschap een vinger heeft
uitgestoken: een terughoudend prijsbeleid eventueel met
een medeverantwoordelijkheidsheffing. Positief lijken de
voorstellen nu geen drastische prijsverlaging wordt voor
gesteld, terwijl ook niet wordt ingegaan op kontingente-
ring, waarde meerderheid in het Landbouwschap evenmin
voorstander van is. Ook de ZLM heeft zich tegen kontin-
gentering uitgesproken. De bijkomende maatregelen
die verder voorgesteld worden zijn voor Nederland
evenwel negatief. Europees parlementvertegenwoordiger
H.J. Louwes zegt dat deze voorstellen de nederlandse
akkerbouwers grof geld gaan kosten.
Helaas moeten wij de vrees die de heer Louwes uitge
sproken heeft onderschrijven. Zo wil kommissaris An
driessen een deel van de tarwe onbelast laten. Het is de
bedoeling geen heffing op graan te leggen die op het
eigen bedrijf vervoederd wordt.
Met deze regeling komt Nederland in een nadelige posi
tie. Nederlandse graantelers hebben praktisch geen mo
gelijkheden graan op het eigen bedrijf te vervoederen. Bij
de diskussie over een eventuele kontingentering hadden
wij de zorg dat tarwe die op het eigen bedrijf vervoederd
wordt ongrijpbaar zou zijn bij kontingentering. Nu komen
deze problemen via een andere deur toch over ons heen.
Maar ook de veehouderij vooral de veredelingssektor, zal
de gevolgen van deze vrijstelling van heffing op eigen
gebruik van voergranen ondervinden.
De gemengde bedrijven zoals die er veel zijn in Duitsland
maar ook in Frankrijk en Engeland zullen het gebruik van
eigen veevoer zeker benutten ten koste van de gespecia
liseerde bedrijven. Afgewacht moet worden in hoeverre
met de realisering van het beoogde beleid het gebruik
van EG-graan gestimuleerd wordt ten koste van de
graanvervangers. Door dit beleid kan een heffing op
graanvervangers, zöals enkele lidstaten willen, omzeild
worden. In hoeverre de problemen in relatie met Amerika
hiermee omzeild kunnen worden is moeilijk te voorzien.
Als 2e maatregel wil men de eerste 25 ton geproduceer
de tarwe per bedrijf vrijstellen van de medeverantwoor
delijkheidsheffing. Het lijkt redelijk om kleine bedrijven
op deze wijze te ontzien. Ongeveer 60% van de bedrijven
in de EG worden door deze maatregel vrijgesteld van deze
heffing. 25 ton tarwe betekent ±3 ha tarwe per bedrijf.
Een heffing aannemende van 2% worden deze bedrijven
tegemoetgekomen met ±j 250,-. Wij willen niet ge
ringschattend doen over 250,- maar wel duidelijk ma
ken dat daarmee de positie van de kleinere bedrijven niet
struktureel verzekerd of veilig gesteld wordt.
De uitzondering betekent verder dat ±25% van de granen
vrijgesteld wordt van een heffing en dat zal samen met de
op de bedrijven vervoederde tarwe een behoorlijke hoe
veelheid uitmaken. Daardoor zal de heffing zwaarder op
de rest van de granen drukken.
Wel betekent de medeverantwoordelijkheidsheffing en
de andere op ons af komende maatregelen een prijsver
laging die wel van invloed zal zijn op de rentabiliteit van
de grotere graanbedrijven. Dat kan betekenen dat hier
door uitgeweken wordt naar andere gewassen. Het effekt
daarvan kan voor de kleinere bedrijven wel eens nadeli
ger zijn dan een lagere graanprijs. Zorgelijk is met name
voor Nederland het voorstel om een prijsverschil te ma
ken tussen voer- en baktarwe ten nadele van de voertar-
we. De ervaring heeft geleerd dat de in Nederland ge
produceerde tarwe moeilijk aan zwaardere kwaliteits
eisen kan voldoen. Niet alleen doordat op dit moment
onvoldoende geschikte rassen beschikbaar zijn die aan
bakkwaliteitseisen voldoen. Ook klimatologisch zitten wij
in Nederland niet gunstig. Afgelopen seizoen is dat op
nieuw duidelijk gebleken. Onze konklusie kan niet anders
zijn dan dat deze voorstellen elementen inhouden die
ekstra nadelig zijn voor de Nederlandse akkerbouw, maar
ook de veehouderij kan in een ongunstiger konkurrentie-
positie komen.
Wij zien met belangstelling en spanning de reaktie van
minister Braks over deze voorstellen tegemoet.
Het zal voor minister Braks duidelijk moeten zijn dat er
grenzen zijn aan de mogelijkheden voor de akkerbouw
verdere prijsdalingen op te kunnen vangen.
Kostprijsberekeningen geven aan dat de nederlandse
graantelers in ongunstiger omstandigheden verkeren dan
de grote graanbedrijven in Frankrijk en Engeland. Dat is
niet alleen het gevolg van de direkte produktiekosten maar
ook door de hoge vaste kosten, waarmee de akkerbouw in
Nederland te maken heeft.
De gevolgen die deze voorstellen voor de veehouderij en
de veredelingssektor kunnen hebben, zullen zeker ook van
invloed zijn op de beoordeling (veroordeling) door de mi
nister van landbouw.
En misschien is het mogelijk ook binnen de organisaties
tot een meer evenwichtig standpunt te komen tussen
akkerbouw en veehouderij dan tot nu toe mogelijk is ge
bleken.
Doeleman