Openheid bij overname laatste jaren veel beter Subsidie op bedrijfsovername maar.... SE V-er Markusse spreekt uit ervaring: Overheid legt veel obstakels Veel onduidelijkheden Wie komen voor de regeling in aanmerking Bedrijfsverbeteringsplan Opleiding Een andere ontwikkeling is de op komst van de maatschapsvorm. "Dat zou ik ook iedereen willen aanraden. Het is de beste manier om naar een bedrijfsovername toe te werken". Enige kritiek heeft Markusse wel op "Wanneer een bedrijfsovername in het gezin open en eerlijk wordt besproken, dan komen er vrijwel nooit moeilijkheden, zo is mijn erva ring. Gelukkig is die openheid de laatste jaren erg verbeterd. Twintig jaar geleden moest je nog vragen of de vrouw er ook niet bij moest zijn. Nu is dat vanzelfsprekend". Aldus de heer J.M. Markusse, hoofd So- ciaal-Ekonomische Voorlichting van de Zuidelijke Landbouw Maat schappij (ZLM). Reeds vele jaren is hij betrokken bij het begeleiden van bedrijfsovernames. Hij spreekt dan ook uit ervaring wanneer hij zegt dat dit werk heel wat vaardigheden vraagt van een SEV'er. "Een berekening maken kan iedereen. Je moet echter in ieder gezin de verhoudingen goed kunnen beoordelen. Daar hangt veel van af, maar het is moeilijk te leren. Zoiets moet je aanvoelen". Het is uit diezelfde ervaring dat Markusse vertelt, hoe erg veel pro blemen die bij een bedrijfsovername kunnen optreden, met goed overleg kunnen worden opgelost. "Willen is kunnen. Dat geldt ook hier. Als men werkelijk wil en", zo benadrukt hij, "men ook bereid is de tering naar de nering te zetten, is er vrijwel altijd een oplossing te vinden. Ik ben er heilig van overtuigd dat er voor een goede ondernemer altijd nog moge lijkheden zijn". Systematische benadering "Belt er iemand naar de ZLM met de vraag of we willen helpen de be drijfsopvolging te regelen, dan stu ren we eerst een brochure met een aantal artikelen over bedrijfsoverna me. Dat werkt erg goed, men kan dan eerst eens alle mogelijkheden bekijken. Zo krijg je ook betere ge sprekspartners", begint Markusse zijn antwoord op de vraag hoe de SEV nu zo'n zaak oppakt. Meestal hebben we dan in eerste in stantie een gesprek met de ouders. Met hen bespreken we de mogelijk heden die in het betreffende geval aan de orde zijn. Daar komt overi gens heel wat bij kijken. Zo speelt tegenwoordig veel meer dan vroeger de verantwoordelijkheid tegenover de andere kinderen mee. Toen vond men het vaak niet nódig die erbij te betrekken, nu gebeurt dat veel meer". Zo'n eerste gesprek wordt schriftelijk vastgelegd. Het verslag gaat naar de ouders toe en de SEV werkt het plan, waarvoor gekozen is, verder uit. Vanzelfsprekend wordt dan ook rekening gehouden met de inbreng van de toekomstige onder nemer. Het overnameplan gaat ver gezeld van een financieringsplan. "We rekenen de begroting meestal uit t.ot aan het verteerbaar inkomen toe. Daarvoor gebruiken we de cij fers van de voorgaande jaren van het bedrijf zelf. We werken niet met cij fers uit een boekje", verduidelijkt Markusse. Ook voor de ouders bere kent de SEV het inkomen dat na de bedrijfsovername voor hen over blijft. Natuurlijk komen bij het op zetten van een overnameplan ook de fiskale aspekten aan de orde. Mar kusse zegt het echter heel belangrijk te vinden dat in elk geval ook met de boekhouder te bespreken. En voor de definitieve uitwerking van het plan kan ook de notaris niet gemist worden. "De voorlichter kan het niet alleen", vindt Markusse. Duidelijk is echter wel dat er in eerste instantie heel wat gepraat, overlegd en gerekend moet worden, waarbij de sociaal-ekono- mische voorlichter onmisbaar is. Hij toont zich dan ook tevreden dat men de laatste jaren steeds beter de weg naar de SEV weet te vinden, wanneer een bedrijfsovername voor de deur staat. Kritischer Omdat hij al vele jaren bij bedrijfso vernames is betrokken, kan Markus se goed vergelijkingen trekken tussen vroeger en nu. Zo noemt hij het op vallend dat de jongeren kritischer worden wat betreft de financiering. "In tegenstelling tot vroeger vraagt men nu offertes aan bij verschillende banken. De boekhouder zet op een rijtje wat de verschillen zijn en dan pas kiest men met welke bank men in zee gaat". Vrijdag 15 november 1985 het feit dat men soms de mogelijk heid wil openhouden dat een jongere broer later nog kan toetreden tot de maatschap. "Dat is prima, maarzorg er dan wel voor dat er voor twee jongens een boterham te verdienen is", zo luidt zijn advies in dergelijke gevallen. In de praktijk blijkt ook dat de samenwerking tussen vader en zoon - of soms ook dochter - in een maatschap niet altijd even eenvoudig is. "De jonge boer heeft vaak nieuwe ideeën en dat kan botsen. We pro beren hier in onze voorlichting ook Een zaak die SEV'er Markusse erg hoog zit, is de obstakels die de overheid legt bij de bedrijfsover name, met name op belastingge bied. "Als iemand stopt dan wordt de stille reserve in zijn be drijf maar voor 20.000,vrijge- steld. Als dank voor alle jaren van hard werken mag hij dan over de rest nog eens belasting betalen". Ook op het gebied van de WIR bestaan problemen. "Het is jam mer dat men dat steeds moeilijker maakt. Het zou een verlichting kunnen betekenen, maar er wordt steeds meer aan geknabbeld. Ook zou er gebruik gemaakt moeten kunnen worden van de rentesub sidie. Het is maar 2,5 procent, maar bij de bedrijfsovername telt iedere cent", aldus deze man uit de praktijk. Hij ziet hier een taak voor de standsorganisaties: "Ik vind het wel eens jammer dat alle bestuursleden van de landbouw organisaties maar éénmaal zelf een bedrijf overnemen terwijl de tarweprijs ieder jaar weer aktueel is". Voor velen een bekend beeld: de heer Markusse in zijn werkkamer bij de ZLM op te wijzen. In de periode dat men samen op het bedrijf zit, zal men het ook samen moeten doen". Perspektief Het kan voorkomen dat de SEV ge- konfronteerd wordt met de overna me van een bedrijf waar eigenlijk geen perspektief in zit. "Het is onze taak de mensen er op te wijzen dat het eigenlijk niet kan. We raden dan vaak aan een deeltijdfunktie erbij te zoeken". Wil men tegen alle advie zen in toch doorgaan, dan blijft de SEV wel meewerken, maar men zorgt ervoor dat het negatieve advies duidelijk zwart op wit staat. Dat een dergelijk advies toch altijd relatief blijft, illustreert Markusse met een voorbeeld uit de praktijk. Een jongen wilde een bedrijf van 12 ha overnemen. Omdat een dergelijk akkerbouwbedrijf geen verteerbaar inkomen oplevert, zocht hij op ad vies van de SEV een baan in de bouw. Dat hield hij slechts twee jaar uit. De jonge boer nam ontslag en richtte al z'n energie op het bedrijf. Hij begon met intensieve teelten als b.v. bloemenzaad. "Een jaar geleden kwam er grond in de buurt van zijn bedrijf te koop. Hij belde me op of ik daar eens over kon komen praten. Toen bleek tot mijn verbazing dat hij zijn bedrijf al vrij had!", zo vertelt Markusse. ."Je staat iedere keer weer voor ver rassingen. Er zijn steeds weer inven tieve mensen die ontzettend veel kunnen. Anderzijds zijn er ook in principe rendabele bedrijven waar het helemaal fout gaat. Het is erg triest te zien dat in het uiterste geval zo'n bedrijf zelfs verkocht moet worden". Ondernemerschap Een probleem dat veel takt vraagt van de SEV'er is de geschiktheid van de toekomstige ondernemer. Wat te doen wanneer duidelijk is dat de jonge boer niet geschikt is om een bedrijf te leiden. "Als oudere voor lichter durf ik dat wel voorzichtig te zeggen. Met name voor een jonge, pas beginnende SEV'er valt dat ech ter niet mee. Zoiets is voor de ouders natuurlijk ook erg moeilijk. Toch is het soms nodig dat hier over gespro ken wordt", aldus Markusse. Hij wijst erop dat in de land- en tuin bouw het ondernemerschap op de eerste plaats komt. "Niet het land bouwbeleid is het allerbelangrijkste. Het gaat om het ondernemerschap. Hoe jonger men daar mee gekon- fronteerd wordt, hoe beter". Zijn ad vies aan de ouders luidt dan ook: "Geef ze de ruimte. Laat ze maar eens met de neus tegen de muur lo pen. Daar kunnen ze alleen maar van Ieren". Jan van Liere Met ingang van 1 oktober is het mogelijk geworden subsidie te krijgen op de bedrijfsovername of zoals het zo mooi in de regeling staat: bij eerste vestiging als ondernemer op een landbouwbedrijf door een jonge agrariër wordt aan deze een bijdrage verleend van 2,5% gedurende vijf jaar over de rentelasten van leningen tot een bedrag van 150.000,- die worden aangegaan ter dekking van de kosten van vestiging. De bijdrage komt neer op maksimaal 3.750,- per jaar en dat vijf jaar lang. De Brusselse richtlijnen bieden veel meer ruimte maar in ons land is besloten de regeling beperkt toe te passen. De subsidieregeling is per 1 oktober ingegaan met de beperkende bepa ling dat "Brussel" de Nederlandse uitwerking van de struktuurrichtlij- nen nog goed moet keuren. De be drijfsovernameregeling is in ons land opgenomen en in het "Besluit struk- tuurverbetering landbouwbedrij ven" de nieuwe rentesubsidierege ling. Naar het zich laat aanzien gel den de basisvoorwaarden zoals die genoemd zijn t.a.v. de rentesubsidie ook voor de subsidie op bedrijfso vername. Dit betekent dat geen sub sidie gegeven wordt bij overname of stichting van een bedrijf kleiner dan 120 s.b.e. of groter dan 480 s.b.e. (Tuinbouw 1200 s.b.e.). Pluimvee- bedrijven worden door de bepalin gen, zoals die nu worden uitgelegd, geheel uitgesloten. "Eerste vesti ging" wordt omschreven als het stichten van een nieuw land- of tuinbouwbedrijf danwel het overne men van een bestaand land- of tuin bouwbedrijf waarbij de jonge agra riër het bedrijf volledig in eigendom pacht of erfpacht verwerft. Dit wordt zo uitgelegd dat als de ouders eige naar zijn de jongere het bedrijf bij de bedrijfsovername in volledige eigen dom moet verwerven. De veel voor komende vorm dat de opvolger de volledige eksploitatie overneemt, maar de grond pacht van de ouders, wordt bij deze uitleg niet erkend als volledige bedrijfsovername en is niet subsidiabel. In vele situaties zijn aan de geleidelijke bedrijfsovername, met als tussenfase pacht, verschil lende voordelen verbonden. De sub sidie weegt daar niet tegen op. Het is zeer vreemd dat een goed geregelde geleidelijke overname van de eigen dom afgestraft lijkt te worden door geen subsidie te verlenen. Bij pacht van een derde speelt dit probleem uiteraard niet. Bij de maatschappen ouders-opvol- ger zien wij een soortgelijke pro bleem. Het aangaan van een maat schap, de opvolger neemt dan vaak de helft van het bedrijf over, wordt niet beschouwd als de eerste vesti ging van de jonge agrariër terwijl hij juridisch en fiskaal wel ondernemer wordt. Geen overnamesubsidie dus. De regeling geeft wel enige ruimte op het moment dat de maatschap wordt ontbonden en de jongere ook het deel van de ouders overneemt. Een maatschap is een stap in het kader van de geleidelijke bedrijfsovername en mede gericht op de eigen vermo gensvorming van de jongere. Als een maatschap zich goed ontwikkeld heeft dan is de jongere bij de terug treding van de oudere maat meestal verantwoordelijk vQor vijftig of meer procent van de op geld gewaardeer- dé kapitaalsgoederen door eigen vermogen en aangegane leningen. Deze goed geregelde maatschappen worden uitgesloten van de o.vername subsidie! Alleen die jonge onderne mers die bij de ontbinding van de maatschap nog minstens zestig pro cent van de op geld gewaardeerde kapitaalsgoederen moeten overne men komen voor subsidie in aan merking. Na deze kritische opmerkingen zult u zich afvragen wie wel voor de be drijfsovername subsidie in aanmer king komen. De voorwaarden zijn o.a. de volgen de: - de leeftijd van 35 jaar op het mo ment van aanvrage nog niet heb ben bereikt. - het moet gaan om een hoofdbe- roepsbedrijf (o.a. groter dan 120 s.b.e.) en niet groter dan 480 s.b.e. (tuinbouw 1200 s.b.e.). beschikken over voldoende agra rische vakbekwaamheid. - een boekhouding voeren. - uit de bij de aanvrage in te leve ren begroting moet blijken dat de aanvang van de bedrijfsvoering een positief besparingssaldo en geen negatief liquiditeitssaldo wordt voorzien. - tenminste vijftig procent van de vestigingskosten van het land bouwbedrijf moet worden gefi nancierd met leningen van er kende bankinstellingen en of fa milieleningen. - familieleningen mogen de eerste vijfjaar niet geheel of gedeeltelijk worden afgelost. - voor overname uit de maatschap gelden beperkende bepalingen (reeds genoemd). Met name de op te stellen begroting is zeer belangrijk. Er zijn verschil lende faktoren, mede afhankelijk van de te hanteren normen, die uit eindelijk bepalen of er al dan niet een grotere besparing dan nul gulden "uitrolt" en een positief liquiditeits saldo. Er is nog onvoldoende ervaring met de regeling om te kunnen zeggen dat deze bepaling een groot struikelblok is maar de eerste aanwijzingen zijn niet zo positief. Op een bedrijfsverbeteringsplan is ook rentesubsidie te verkrijgen. Voor milieuhygiënische investering vijf procent gedurende vijfjaar en ande re investeringen één procent gedu rende die periode. Voor jongeren gelden hogere percentages resp. zes en een half en één en een kwart. Het bedrijfsverbeteringsplan moet dan wel worden ingediend binnen vijf jaar na eerste vestiging. Voor maatschappen gelden hier gro tendeels dezelfde bepalingen als bij de bedrijfsovername. Een bedrijfs verbeteringsplan kan gekombineerd worden met de regeling voor be drijfsovername. In een periode van zes jaar kan twee keer een bedrijfs verbeteringsplan worden gesubsi- diëerd. Een geleidelijke bedrijfsver- betering is hierdoor mogelijk. Op de bedrijfsverbeteringssubsidie gaan wij op deze plaats niet verder in omdat wij in dit artikel met name hebben willen wijzen op hetgeen ek- stra voor de jonge agrariërs wordt gedaan. Het ekstra is zeer beperkt. Met deze nieuwe regeling zal eerst ervaring moeten worden opgedaan waarna het hopelijk mogelijk is de regeling snel aan te passen aan in de praktijk gebleken knelpunten. Tenslotte nog dit: regel de bedrijfso vername op een wijze die het beste past bij uw eigen situatie. Het al of niet kunnen krijgen van een subsidie is maar één van de vele fak toren waar rekening mee moet wor den gehouden. A.A.J. Het opleidingsnivo van de opvol gers stijgt nog voortdurend. Het percentage opvolgers net middel baar- en hoger agrarisch onder wijs steeg tussen 1976 en 1984 van 37 naar 53, het percentage opvol gers met alleen lager agrarisch onderwijs daalde in dezelfde pe riode van 45 naar 28. Er komen in de land- en tuinbouw steeds meer mensen die een niet-landbouwop- leiding hebben gevolgd. In 1984 maakten dezen al 17% uit van alle opvolgers, in 1976 nog maar 11%. Aldus blijkt uit de ministeriële nota "Bedrijfsopvolging". 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 13