"Betrokkenheid telers bij
praktijkonderzoek moet worden
versterkt"
Nieuwe gewassen voor de akkerbouw
Schouten bij opening PAGV-akkomodatie:
'De betrokkenheid van akkerbouwers en telers van vollegrondsgroen-
ten bij het praktijkonderzoek moet worden versterkt. Met name op het
terrein van de voorlichting over voortgang van het onderzoek, de eind
rapportage en het naar buiten brengen van onderzoeksresultaten, die
in de praktijk toepasbaar zijn, is meer aktiviteit nodig". Deze wens van
het bedrijfsleven bracht voorzitter drs. Joris Schouten van het Land
bouwschap naar voren in Lelystad, waar op donderdag 24 oktober jl. de
nieuwbouw van het Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt
in de Vollegrond (PAGV) officieel werd geopend. Schouten zei te
denken aan een uitbreiding van het aantal leesbare publikaties, waar
mee de telers uit de voeten kunnen.
Namens de minister van Landbouw werd het proefstation officieel
geopend door mr. J.P. van Zutphen, direkteur-generaal Landelijke
Gebieden en Kwaliteitszorg van het ministerie van Landbouw.
De nieuwe dienstgebouwen van het PAGV in Lelystad
Met het nieuwe proefstation voor de
Akkerbouw en de Groenteteelt in de
Vollegrond is een goed toegerust
centrum voor onderzoek en voor
lichting gerealiseerd waarmee in sa
menwerking met de regionale on
derzoekcentra de problemen van
morgen opgepakt moeten worden.
Immers in zowel de sektor akker
bouw als de vollegrondsgroenteteelt
tekenen zich problemen af. In de
oplossing daarvan zal ook het PAGV
zijn deel moeten hebben. De heer
van Zutphen noemde daarbij voor
de akkerbouw zaken als bouwplan-
verbreding en het zoeken naar nieu
we teelten. Maar meer onderzoek bij
bestaande teelten mag niet worden
vergeten. In de vollegrondsgroente
teelt draagt specialisatie bij tot een
zodanig snelle uitbreiding van som
mige teelten dat de markt ze niet tij
dig op kan nemen. Ook hier is on
dersteuning door onderzoek nood
zakelijk.
Kostprijsverlaging
Ook de voorzitter van het Land
bouwschap drs. J. Schouten wees in
zijn inleiding op de grote verande
ringen die de akkerbouw te wachten
staan. Als voorbeeld noemde hij het
versnelde proces van kostprijsverla
ging vanwege een meer marktgericht
EG-beleid. Bij het zoeken naar meer
mogelijkheden tot verruiming van
het inkomen en het bouwplan komt
het volgens de voorzitter van het
Landbouwschap erop aan dat de
ondernemers worden begeleid door
een sterk voorlichtingsapparaat.
Over de vorig jaar gestarte medefi
nanciering van het onderzoek van
het PAGV door de akkerbouw en de
vollegrondsgroenteteelt was Schou
ten van mening dat dit een voortdu
rende aandacht vraagt van de geor
ganiseerde landbouw. Tegenover de
financiële betrokkenheid staat echter
ook een vergrote medeverantwoor
delijkheid van het agrarisch be
drijfsleven, aldus Schouten.
Betrekkelijk
Bij de opening verklaarde de direk-
teur van het PAGV, dr.ir. J.H.J.
Spiertz van mening te zijn dat het
streven naar verbetering van be-
De bouw van het PAGV-proef-
station (in feite een belangrijke
uitbreiding bij een reeds bes
taande veel kleinere akkomoda-
tie) is begonnen in maart 1983.
Het projekt dat de bouw omvat
van o.m. koecellen, witloftrekcel-
len, voorkiemruimte voor poot-
aardappelen, opslagruimte voor
zaaizaad, laboratoriumruimte,
sorteer- en werkruimte bestrij
dingsmiddelenopslag e.d. heeft
ca. 8,8 miljoen gekost. "De
PAG V-familie", zoals direkteur
Spiertz het uitdrukte, omvat 104
formatieplaatsen maar op jaar
basis werken er ca. 150 personen.
staande en het ontwikkelen van eko-
nomisch en ekologisch meer verant
woorde bedrijfssystemen voor de
boer meer perspektief oplevert dan
het inzetten van een zeer grote on-
derzoekskapaciteit op de knelpunten
bij één gewas. "Je kunt in een be
paald jaar door zeer intensief te telen
wel het maksimale van een gewas
proberen te halen, maar die resulta
ten zijn toch maar betrekkelijk want
wat is het effekt daarvan op de op
brengsten, de daarop volgende ja
ren". Het onderzoek van het PAGV
zal zich dus niet meer zozeer op
maksimumopbrengsten richten
maar zal meer gericht zijn op een
optimale resultaat gezien in het tota
le bedrijfsverband. Onderzoek naar
verbreding van het bouwplan is
noodzakelijk om problemen met bo
demkwaliteit en -gezondheid op te
kunnen lossen. Dit geldt met name
voor de "mais-mest" kuituur op de
zandgronden maar ook, aldus de
heer Spiertz, voor de "super-bouw
plannen" op de kleine akkerbouw-
en de groentebedrijven.
Teelthandleidingen
Tijdens een perskonferentie die ter
gelegenheid van de opening van het
nieuwe proefstation werd gegeven
verklaarde de direkteur Akkerbouw
en Tuinbouw van het Ministerie van
Landbouw ir. W.F.S. Duffhues dat
een vergroting van de invloed van het
bedrijfsleven in het onderzoeksge-
beuren bij het PAGV niet gewenst is,
en zeker niet onder druk afgedwon
gen moet worden. "Het onderzoek
heeft zijn rust nodig en moet een stuk
eigenheid behouden".
Hij verklaarde tevens dat het PAGV
voor zowel de akkerbouw als voor de
vollegrondsgroenteteelt meer teelt
handleidingen zal gaan publiceren.
De resultaten van de proeven in de
regio zullen over een grotere reeks
van jaren worden samengevat zodat
de ontwikkelingen duidelijker zicht
baar worden. Duffhues gaf toe dat
public-relations bepaald niet de
sterkste kant is van het PAGV. Er
wordt gewerkt aan een konseptbe-
leidsplan dat beoogt daarin verbete
ring aan te brengen.
De direkteur Akker- en Tuinbouw
weersprak de bewering dat bezuini
gingen ten koste gaan van het on
derzoek. "Integendeel, zei hij, door
deze bezuinigingen gedwongen zijn
we kritischer geworden en worden
weinig perspektief biedendé onder
zoeken sneller beëindigd. Er komt
bovendien meer overleg met andere
onderzoeksinstellingen en op het
personele vlak zien we een verbete
ring in de flexibiliteit van de onder
zoekers. Bovendien is er sprake van
een toename in het aantal projekten
dat uit andere bronnen wordt gefi
nancierd (mestproblematiek, auto
matisering).
Nieuwe ideeën
Tijdens een symposium dat na de
officiële opening werd gehouden gaf
ir. Duffhues een uiteenzetting over
zijn onderzoeksbeleid dat het instru
ment onderzoek tracht te verbeteren.
Daarbij zei hij o.m. dat een van de
eigenschappen die hij van praktijk
onderzoeksinstellingen verwacht is,
dat men oor gaat krijgen voor ande
re, nieuwe, misschien zelfs ongewone
ideeën. "Laat ze aan het woord, want
ze brengen u op nieuwe ideeën. Ik
pleit er daarom voor dat ook de
geïntegreerde landbouw, de natuur
vriendelijke gewasbescherming en
zelfs de alternatieve landbouw se
rieus moet worden meegenomen in
de ontwikkeling van nieuwe plan
nen".
J. Wierenga
ir. W. Meijer, Proefstation voor
de Akkerbouw en de Groenteteelt
in de Vollegrond, Lelystad
De laatste tientallen jaren zijn
meerdere akkerbouwgewassen
flink in areaal achteruit gegaan.
Enkele gewassen zijn zelfs geheel
uit het Nederlandse bouwplan
verdwenen. Niet meer te vinden
zijn bijvoorbeeld bieten voor de
zaadteelt, kanariezaad als vogel-
voer en veevoer en meekrap ge
teeld voor de rode kleurstof. Een
paar andere gewassen zijn sterk
teruggegaan in areaal en nog
maar op een paar plaatsen in ons
land te vinden. Voorbeelden
daarvan zijn vlas, waaruit linnen
gemaakt wordt, karwij als geur
en smaakstof, rogge voor brood
en veevoer, boekweit voor pan
nekoeken, balkenbrei en pap-
soorten. Sinds de Tweede
Wereldoorlog is er maar één ge
was bijgekomen, n.l. snijmaïs.
Maar dit gewas snijmaïs heeft
dan ook een enorm areaal vero
verd, vooral op gemengde bedrij
ven, waar het als veevoer wordt
gebruikt. Doordat meerdere ge
wassen geheel of gedeeltelijk
verdwenen zijn en er maar één
bijgekomen is, zijn er nu op de
meeste akkerbouwbedrijven nog
maar drie of vier verschillende
gewassen overgebleven.
Waarom alleen aardappelen, bie
ten, tarwe?
De oorzaken van de ontwikkeling
naar minder verscheidenheid aan
gewassen liggen per gewas an
ders. Zo verdween meekrap van
de velden in de periode dat
kunstmatige kleurstoffen ontwik
keld werden en vlas op het mo
ment dat kunstvezels op grote
schaal in de spinnerijen werden
gebruikt. Gewassen als rogge en
boekweit zijn sterk verminderd in
areaal omdat bij moderne teelt
methoden die gewassen in verge
lijking met bijvoorbeeld tarwe
duidelijk achterblijven in pro-
duktie. Het is begrijpelijk dat de
gewassen met de hoogste finan
ciële opbrengst per ha overblij
ven.
Het gevolg is nu dat op de akkers
hoofdzakelijk aardappelen, sui
kerbieten en tarwe te vinden zijn.
In gebieden met vooral gemeng
de bedrijven is het beeld vaak nog
eenzijdiger; men vindt daar bijna
uitsluitend snijmaïs.
Problemen door te weinig variatie
Dat beperkte aantal gewassen,
het zogenaamde nauwe bouw
plan, op onze akkerbouwbedrij
ven heeft belangrijke nadelen.
Het kost veel meer organisatieta
lent en meer inzet van machines
om het grotere oppervlak per ge
was te zaaien, te bewerken en te.
oogsten, omdat het werk meer in
pieken komt. Het kost ook meer
moeite om de struktuur van de
grond goed te houden, omdat
twee van de drie veel geteelde
gewassen, aardappelen en bieten,
in de grond groeien, wat in natte
herfsten bij het rooien veel ge-
knoeigeeft. Maarhetbelangrijkste
probleem is dat door vaak aard
appelen en bieten op dezelfde
grond te telen sommige ziekten
en plagen steeds sterker in de
grond aanwezig blijven en steeds
meer schade doen aan de gewas
sen. En bestrijding van die ziek
ten en plagen kost extra geld.
Nieuwe gewassen
De akkerbouwer en het onder
zoek in de akkerbouw waren dus
al langer zeer geïnteresseerd in
nieuwe gewassen of in hernieuw
de introduktie van oude gewas
sen, die de keuzemogelijkheid
zouden kunnen vergroten. Die
interesse is de laatste paar jaar
nog versterkt door de niet zo
rooskleurige marktsituatie voor
suiker, zetmeel en granen. Daar
door zijn de prijzen voor suiker
bieten, tarwe en een deel van de
aardappelen flink gedaald en dat
gaat rechtstreeks ten koste van
het inkomen van de akkerbou
wers. Maar de interesse van de
teler is niet voldoende. Voor het
Snijmaïs wordt de laatste jaren
steeds meer opgenomen in het
bouwplan.
slagen van een nieuw te telen ge
was is allereerst nodig dat er een
afzetmarkt is. Bovendien moet
die afzetmarkt een lonende prijs
kunnen betalen. Wanneer aan die
voorwaarden is voldaan, lukt het
meestal wel de overige proble
men op te lossen en het nieuwe
gewas tot een succes te maken.
Succesverhaal van de teunisbloem
Een goed voorbeeld van een suc
cesvol nieuw gewas is de teunis
bloem. Enkele jaren geleden ont
stond grote vraag naar bepaalde
onverzadigde vetzuren welke
voor farmaceutische doeleinden
en voor bepaalde diëten gewenste
eigenschappen bezitten. Die stof
fen zijn aanwezig in het zaad van
enkele tot dan nauwelijks geteel
de planten. Daarvan leek teunis
bloem het meest bruikbaar. Tot
enkele jaren terug werd de plant
alleen geteeld voor zaaizaad voor
de sierteelt. Maar vanaf 1982
wordt het zaad vooral gebruikt
door de farmaceutische industrie
en is het areaal ervan elk jaar
verdubbeld. Die snelle uitbrei
ding heeft alles te maken met de
goede prijs die betaald wordt: een
duidelijk gat in de markt! De te
lers hebben niet geaarzeld het
gewas op te nemen, hoewel er ook
nog duidelijke problemen en ri-
siko's bestaan.
Wat brengt de toekomst
Zijn er de komende jaren nog
meer "nieuwe" gewassen te ver
wachten? Duidelijke gaten in de
markt zijn op dit moment niet
bekend, anders zou er al op ge
reageerd zijn. Wel zijn er enkele
gewassen aan te wijzen die mo
gelijkheden kunnen bieden om in
de toekomst op grotereschaal te
worden geteeld. Maar daarbij ligt
het niet zo simpel als bij teunis
bloem. Het gaat daarbij niet om
een gat in de markt, waar een ge
schikt gewas bij gezocht moet
worden uit het rijk geschakeerde
plantenrijk. Bij de gewassen
waaraan gedacht wordt, moet
eerst een groot stuk ontwikkeling
tot stand gebracht worden, waar
mee een markt veroverd wordt.
Dat vergt grote inspanningen van
het landbouwkundig onderzoek
samen met het landbouwbe
drijfsleven. Gedacht wordt bij
voorbeeld aan het op gang bren
gen van een sektor verwerking
voor uien, enigszins vergelijkbaar
met de verwerkende industrie bij
aardappelen. Daarmee zou de
markt voor Nederlandse uien
mogelijk flink uitgebreid kunnen
worden. Een nieuw gewas dat
mogelijk tot ontwikkeling te
brengen is, is. de aardpeer. De
aardpeer is een gewas dat dahlia
achtige knollen geeft, die nu nog
alleen als groente worden ge
bruikt. Mogelijk kan dit gewas
voor de' produktie van enkele
suikerachtige stoffen dienen die
moeilijker op andere wijze te
verkrijgen zijn. Maar beide ge
noemde mogelijkheden om het
aantal gewassen op onze akkers
uit te breiden vragen nog meer
dere jaren van echt ontwikke
lingsonderzoek.
In dit verband kan ook nog sui-
kermaïs worden genoemd. Voor
de akkerbouwer en voor de va
riatie op onze velden is te hopen
dat meerdere van deze initiatie
ven slagen.
12
Vrijdag 1 november 1985