Ir. Egbert Lantinga in proefschrift: "Standweiden is beter dan ontweiden" Keuze van graszaad bij graslandverbetering arminda w wintertarwe Levensloop Egbert Lantinga bespaart op spuitkosten Op woensdag 23 oktober jl. is ir. Egbert A. Lantinga te Wageningen gepromoveerd tot doctor in de landbouwwetenschappen. Hij verwierf deze graad door met sukses een proefschrift over "grasproduktie en beweiding" te verdedigen. In zijn proefschrift komt de heer Lantinga geboren in Middelburg en jarenlang gewoond hebbende te Kloetinge, tot de stelling dat standweiden beter is dan omweiden. Met behulp van een model heeft hij de grasproduktie geschat bij zowel standweide- als omweidesystemen. Het standweidesysteem komt er gunstiger uit wat betreft de zodekwaliteit en de produktie in perioden met vochttekorten. In de zeer natte zomer van dit jaar bleek het standweidesysteem minder kwetsbaar voor te veel neerslag dan het omweidesysteem. In Nederland is tegenwoordig om- weiden. met beweidingsperioden van 2 tot 5 dagen, het meest gangbare beweidingssysteem. In tegenstelling tot andere landen in Noordwest-Eu ropa.' wordt standweide. hier slechts op beperkte schaal toegepast. Resul taten van vergelijkende proeven, uitgevoerd in de zeventigerjaren bij hoge stikstofgiften en hoge veebe zettingen. wijzen echter op een ge lijke dierlijke produktie bij de twee beweidingssystemen. Er werden proeven uitgevoerd om de gewasfysiologische beperkingen voor grasproduktie onder stand- en omweiden vast te stellen. De proeven werden uitgevoerd op zware klei gronden bij twee nivo's van stikstof bemesting 125 en ongeveer 450 kg N ha per jaar). Bij 450 kg N per ha per jaar was de bruto assimilatie over het weideseizoen onder omweiden 9% hoger in vergelijking met standwei den, maar er was geen verschil in dierlijke produktie. De hogere be- nuttings-efficiëntie van de dieren onder standweiden was het gevolg van lagere verliezen door bloten en lagere kosten voor onderhoudsa- demhaling. Dynamisch model Voor een goede uitvoering van het standweidesysteem moeten sei zoensveranderingen in het produk- tienivo bekend zijn. In een eksperi- mént met melkkoeien werd gevon den dat over het gehele weidesei zoen, een konstante fraktie (0,25 bij het hoge stikstofnivo) van de kool hydraten, afkomstig van bruto assi milatie verminderd met boven grondse onderhoudsademhaling, werd opgenomen door de weidende dieren. Deze waarneming vormde de basis voor een door Lantinga opge steld dynamisch model. Voor bereke ning van het seizoensverloop van de netto grasproduktie onder standwei den. Hoewel de kapaciteit voor C02-assimilatie geleidelijk afneemt van voorjaar naar najaar, bfijkt dat gemiddeld de hoogste produkties optreden in juni. Het berekende ge middelde seizoensverloop van de netto grasproduktie kan als leidraad dienen voor aanpassing van de vee dichtheid gedurende het weidesei zoen. Zodekwaliteit Hoewel lange-termijn effekten van stand- en omweiden op zodekwaliteit niet bestudeerd konden worden, zijn er goede aanwijzingen dat in dit op zicht standweiden de voorkeur ver dient. Bovendien blijft onder stand weiden de produktie gedurende pe rioden met vochttekorten langer op peil: dit als gevolg van de hogere spruitdichtheid. De gemiddelde gewashoogte moet dan wel worden teruggebracht van het normale optimale nivo van 7 tot 8 cm naar ongeveer 6 cm. Op de klei gronden werd gekonstateerd dat er dan in feite geen behoefte aan bere gening is om relatief hoge produkties te behalen. Dit is gedeeltelijk een gevolg van de waargenomen onge voeligheid van de koolstof-distribu tie voor veranderingen in de vocht- voorziening. De gesimuleerde produktiesnelhe- den onder standweiden zijn door Lantinga vergeleken met gemeten produktiesnelheden in percelen met grasopbrengsten rondom het aanbe volen beweidingsstadium voor om weiden (1700 kg droge stof per ha boven 4 cm) om een eenvoudige schattingsmethode te ontwikkelen voor de ongestoorde grasproduktie gedurende een omweidingsperiode. Deze moet worden ingevoerd in de formule voor berekening van de (gestoorde) grasproduktie tijdens beweiding. De grasproduktie in het omweidingsstadium bleek gemid deld 2 of 2,5 keer zo hoog te zijn dan het pröduktienivo onder standwei den. De hogere waarde werd gevon den voor de periode begin mei - be gin juni en was het gevolg van sten gelstrekking. Onder intensief stand weiden wordt stengelstrekking on derdrukt door de grazende dieren. Lantinga beschrijft voorts een nieu we methode voor bepaling van be- weidingsverliezen. Hier wordt de ef ficiëntie van benutting van de pro- duktie-kapaciteit berekend door de totale hoeveelheid geoogst gras (grasopname en gemaaid kuilgras) te vergelijken met de totale produktie onder een bepaald maairegime. De ze methode is toepasbaar bij elke graslandgebruikswijze. Standweiden is beter dan omweiden, aldus dr. ir. E.A. Lantinga in zijn zopas verschenen proefschrift. Egbert Anne Lantinga werd ge boren op 23 juni 1956 te Middel burg. Na het behalen van het di ploma Atheneum-B aan het Goese Lyceum te Goes in 1974. begon hij in september van dat zelfde jaar met een studie aan de Landbouwhogeschool te Wage ningen. In maart 1981 studeerde hij met lof af in de richting Dr.ir. E.A. Lantinga Landbouwplantenteelt met als hoofdvakken de Leer van het Grasland en de Theoretische Teeltkunde en als keuzevakken de Meteorologie en Klimatologie en de Veevoeding. Van april 1981 tot juli 1984 deed hij met subsidie van de Nederlandse organisatie voor zuiver-wetenschappelijk onderzoek (Z.W.O.) onderzoek naar de produktiviteit van gras land onder beweiding. Dit on derzoek werd als gastmedewerker van de Landbouwhogeschool bij de vakgroepen Landbouwplan tenteelt en Graslandkunde en Theoretische Teeltkunde uitge voerd. Vanaf 1 juli 1984 is hij als wetenschappelijk medewerker werkzaam bij de vakgroep Land bouwplantenteelt en Grasland kunde. Bij graslandverbetering gaaf het niet alleen om zaken als wanneer en hoe verbeteren. Ook de keuze van het graszaad is een belang rijke zaak. Het nieuwe grasland zal immers weer jarenlang veel gras van goede kwaliteit moeten produceren. Men dient daarom een bewuste keuze te doen uit de vele mengsels, grassoorten en rassen. Welke mengsels Voor blijvend grasland heeft men officieel de keuze uit 6 BG-mengsels. Daarnaast zijn er nog 3 MK-meng sels voor meerjarige kunstweiden, die vooral voor maaien (voederwin ning of stalvoedering) bestemd zijn. Voor de inzaai van grasland worden overwegend BG-mengsels gebruikt. In tabel 1 is de samenstelling van deze mengsels vermeld. Zijn de BG- en MK-mengsels vol gens de Rassenlijst samengesteld, dan worden de zakken voorzien van de opdruk "Oranjebandmengsel". De aanduiding "Waardering I" op de label betekent dat het mengsel vrij is van kweek en duist. De kenmerken "Oranjeband" en "Waardering I" geven aan dat u te maken hebt met een goed mengsel. Meer eenvoudige mengsels Het is gebleken dat bij een intensief graslandgebruik engels raaigras sterk overheerst in de grasmat. Dit geldt zowel bij weiden als maaien. Van beemdlangbloem en veldbeemd, dat in de komplexe mengsels BG5 en BG 11 zit. wordt later bijna niets meer terug gevonden in het grasbes tand. Het is dan ook zeker op inten sieve bedrijven weinig zinvol deze grassoorten mee uit te zaaien. Voor de inzaai van blijvend grasland gaat daarom de voorkeur uit naar de eenvoudige mengsels BG1, BG2, BG3 en BG4. Timothee is een zeer smakelijk gras en kan 5-10% van het grasbestand uitmaken (BG1 en BG4). Timothee is goed. wintervast, maar is iets ge voeliger voor berijden dan engels raaigras. Mengsels met klaver (BG 1 en BG2) zijn geschikt voor gronden, waar de klaver zich enigszins kan handhaven. Klaver en timothee moeten vóór half september gezaaid zijn om zich voor de winter voldoende te kunnen ont wikkelen. Als muur na inzaaien moet worden bestreden, dan zal de klaver hiervan schade ondervinden of men moet bepaalde (dure) middelen gebruiken die de klaver sparen. Tabel 1 Samenstelling BG-mengsels in Mengsels Soort/type Zonder klaver BG3 BG4 BG 11 Met klaver BG2 BG 1 BG5 Engels raaigras, weidetype 50 36 36 44 32 33 Engels raaigras, laat hooitype 50 36 33 44 32 23 Beemdlangbloem - 14 - 14 Timothee 28 14 24 14 Veld beemdgras 3 - - 3 Witte klaver 12 12 13 kg graszaad per ha 25-40 25-40 De keuze van graszaad is een belangrijke zaak als men bedenkt dat jaren achtereen gras van goede kwaliteit geproduceerd dient te worden voor de Ne derlandse veestapel. Rassenkeuze In Nederland mogen alleen gras- en klaversoorten en -rassen worden ge bruikt die aan de strenge keurings eisen van de NAK (Ned. Algemene Keuringsdienst) voldoen. Daarna worden ze pas opgenomen in de be kende "Beschrijvende Rassenlijst". Tussen de verschillende rassen van bijv. engels raaigras bestaan echter toch nog aanzienlijke verschillen in opbrengst en eigenschappen zoals standvastigheid, wintervastheid, ziekteresistentie, voorjaarsontwikke ling. Al deze gegevens over gras soorten en rassen kan men vinden in de Rassenlijst. Het is dus belangrijk dat ook bekend is welke rassen in de mengsels zitten. In elke zak met graszaad is een label aanwezig waarop staat welke rassen gebruikt zijn. Nog beter zou het zijn als dit op de buitenkant zichtbaar was. Sommige graszaadfirma's geven hun mengsels een speciale aanduiding zoals Extra, Super, 100-plus, Hol lands Glorie. In deze mengsels zijn meestal alleen de betere of de beste rassen gebruikt. Het is belangrijk bewust na te gaan welk mengsel het beste in.uw situatie past, maar daarnaast ook goed te letten welke rassen in het mengsel voorkomen. Vraag naar de betere of beste rassen. Het waardeverschil is duidelijk groter dan het prijsverschil. Tetraploïde rassen In de BG-mengsels zitten nu alleen nog maar diploïde rassen van engels raaigras. De laatste jaren zijn er ech ter goede tetraploïde rassen van en gels raaigras beschikbaar. Naast een goede smakelijkheid en een betere roestresistentie hebben deze ook een goede produktie en standvastigheid. Het droge-stofgehalte van "tetra's" is daarentegen iets lager, terwijl de grasmat meestal iets holler is. De er varingen met deze nieuwe "tetra's" zijn in het algemeen gunstig, zowel voor weiden als maaien. Ook de strenge winter hebben ze goed door staan. Waarschijnlijk zal in 1986 een officieel BG-mengsel van tetraploïde engels raaigrassen op de markt ko men. Nu zijn er echter al diverse "handelsmengsels" op de markt waarbij het aandeel van tetra's soms nogal wat verschilt. Zeker op de normaal vochthoudende gronden is het te overwegen om bijv. een (beperkte) oppervlakte met een "tetra"-mengsel in te zaaien. Tetra- ploïde-zaad is ca. l'A x zo zwaar (groot) als diploid zaad. De zaai- zaadhoeveelheid moet daarom ook groter zijn. Tevens moet de afstelling van de zaaimachine aan het grotere zaad worden aangepast. Het advies is 40-55 kg/ha voor tetra-mengsels en 25-40 kg voor BG-mengsels. De hoeveelheid is o.a. afhankelijk van het tijdstip van zaaien, toestand zaaibed, inzaaitechniek. Bij gunstige omstandigheden kan met de kleinste hoeveelheid worden volstaan. Ing. H. v. Dijk, PR Lelystad I.M. Tel 01102-1441 D J VAN DER HAVE 8V POSTBUS 1 4420 AA KAPELLE 10 Vrijdag 25 oktober 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 10