EPIPRE 1985: telefonische
advisering bleek succes
Gezonde start en ziek einde in 1985
60 -
Gemiddelde aantasting van bladvlekkenziekte per
18 juli 1985 in vijf rassen en in vijf regio's.
Vierhonderdzestig tarwetelers
met in totaal 816 percelen hebben
zich dit jaar door het EPIPRE-
computerprogramma laten advi
seren bij de bestrijding van ziek
ten en plagen in wintertarwe. De
overgang van advisering per post
naar telefoon bracht de wachttijd
terug van drie dagen tot 1 minuut.
Hieronder de ervaringen.
De strenge winter en de schrale stand
van de gewassen had een positief ef-
fekt op de ziektesituatie in het voor
jaar. Vroege aantasting van meel
dauw en roesten kwamen niet voor.
Kort voor het in aar komen sloeg het
weer om. Vanaf begin juni tot half
augustus ging geen week voorbij
zonder neerslag. Dit had z'n uitwer
king op de aTrijping van de tarwe.
Vooral op de centrale- en noorde
lijke zeeklei werd de tot dan toe ge
zonde tarwe nog zwaar aangetast
door sneeuwschimmel op het blad en
Fusarium in de aar. Dit is ten koste
gegaan van de korrelvulling.
In onderstaand overzicht staat aan
gegeven hoe EPIPRE dit jaar advi
seerde in vergelijking tot eerdere
seizoenen. Voetziekte bespuitingen
werden er relatief evenveel als vorig
jaar geadviseerd. Ook de bespuitin
gen tegen de roesten liggen op een
zelfde niveau als voorheen. We kun
nen konkluderen dat de twee laatste
seizoenen de roesten landelijk gezien
niet van grote betekenis zijn geweest.
Opvallend is ook de daling van het
aantal meeldauw adviezen. Omdat
meeldauw in het vroege voorjaar
veelal afwezig was zijn er dit jaar
minder bestrijdingen uitgevoerd dan
de afgelopen twee seizoenen. Tegen
bladvlekkenziekte (Septoria) werd er
door EPIPRE meer geadviseerd dan
voorgaande jaren, het weertype in
1985 was dan ook optimaal voor deze
schimmelziekte.
I
M
i".
1 'f;
Bladaantasting door de sneeuwschim
mel.
Oogvlekkenziekte voldoende
bestreden?
In gebieden met een intensieve
graanteelt in West Europa, is geble
ken, dat het routinematig bestrijden
van oogvlekkenziekte leidt tot onge
voeligheid van oogvlekkenziekte
voor de gebruikte middelen: Beno-
myl en Carbendazim. Tot nu toe
hebben we in Nederland in de prak
tijk nog geen grote problemen on
dervonden van deze verminderde
gevoeligheid. Bij een geleide bestrij
ding zoals EPIPRE wordt alleen een
voetziektebestrijding geadviseerd als
het echt nodig is. Door dit niet rou
tinematig gebruik ontwikkelt de
schimmelziekte minder snel resis
tentie.
Op basis van de telerswaarnemingen
adviseerde EPIPRE op 10% van de
percelen een voetziekte bestrijding.
Tabel 1. EPIPRE-spuitadviezen 1982 - 1985
1983
1984
1985
Oogvlekkenziekte
Aantal
77
126
80
perc.
5.6
10.1
9.6
Gele roest
Aantal
104
33
17
perc.
7.5
3.0
2.0
Bruine roest
Aantal
241
42
48
perc.
17.5
3.8
5.8
Meeldauw
Aantal
866
1099
440
perc.
62.7
99.0
53.3
Bladvlekkenziekte
Aantal
512
402
392
perc.
37.1
36.5
47.5
Bladluizen
Aantal
434
420
363
perc.
31.4
38.2
44.0
Totaal aantal adviezen
5306
5266
3673
Bestrijdingsadviezen
2234
2122
1340
Niet bestrijdingsadviezen
3072
3144
2333
Totaal aantal
EPIPRE-percelen
1380
1100
816
Telerservaringen
Een beperkt aantal deelnemers is
gevraagd naar hun bevindingen met
de EPIPRE advisering gedurende dit
seizoen. De tweewekelijkse ziekteo
verzichten in de landbouwbladen
worden door de deelnemers gewaar
deerd. Sommige deelnemers hadden
behoefte aan meer regionale- en ras
sen informatie. Getracht zal worden
daar in het komende seizoen aan te
gemoet te komen. Ook de door de
voorlichtingsdienst georganiseerde
instruktie- bijeenkomsten worden
goed gewaardeerd, 70 procent van de
ondervraagde deelnemers bezocht
deze bijeenkomsten.
Het feit dat men direkt aktie kan
ondernemen na een telefonisch
spuitadvies werd door de deelnemers
als bijzonder positief ervaren. De
snellere advisering versterkte ook het
vertrouwen van de tarweteler in het
spuitadvies. Het Epipre-team merkte
dit ook aan de adviesopvolging; deze
was aanmerkelijk beter dan voor
gaande jaren.
12
Dit advies werd door de telers strikt
opgevolgd. Was de op vrij grote
schaal voorkomende legering nu
toch nog te wijten aan oogvlekken
ziekte? Uit waarnemingen gedaan
door telers en het EPIPRE-team
blijkt dat de gemiddelde aantasting
gedurende het groeiseizoen is opge
lopen van 5.5% tot 16%. Slechts 2%
van de tarwepercelen vertoonde aan
het eind van het seizoen meer dan de
schadedrempel van 70% aantasting.
Alleen op deze percelen kan ver
wacht worden dat oogvlekkenziekte
de legering veroorzaakte. Na een
aanvankelijk trage ontwikkeling
werd door de hoge temperaturen in
de tweede helft van mei de stengel-
strekkingsfase snel doorlopen. Dit is
de stevigheid van de stengels niet ten
goede gekomen. Bovendien is door
mineralisatie extra stikstof beschik
baar gekomen. Dit heeft geresulteerd
in bladrijke en tamelijk zware ge
wassen. Door de vele regen in juli is
dientengevolge veel tarwe gelegerd.
50-
40-
10-
0-»-
Arelnda Okapi Citadel 6ranada 6ranto
6ron. Veenk. Flevol. Zuldw. Ll«t.
Bladvlekkenziekte (Septoria tritici en Septoria nodorum) kon zich uitbreiden
door de overvloedige neerslag. De zware bladaantasting in de Veenkoloniën werd
veroorzaakt door kafjesbruin (Septoria nodorum) op het blad.
4C
36-
32-
24-
20-
16 -
12-
Gemiddelde bladaantasting door sneeuwschimmel per
18 juli 1985 in vijf rassen en in vijf regio's.
Aaraantasting door fusarium.
Meeldauwbestrijding
probleemloos
In de adviesseizoenen '83 en '84
werden er door het EPIPRE-pro-
gramma respektievelijk 866 en 1100
spuitadviezen voor meeldauw gege
ven. In deze seizoenen werd duide
lijk dat bij gunstige omstandigheden
voor meeldauw, bij vatbare rassen en
wanneer onder slechte omstandig
heden wordt gespoten er snel nieuwe
meeldauw infekties ontstaan. Tevens
bleek dat de meeldauwschimmel
minder gevoelig werd voor sommige
fungiciden.
Dit adviesseizoen is ingespeeld op
het tegengaan van de ontwikkeling
van verminderde gevoeligheid. Aan
gegeven werd hoe de middelen afge
wisseld moesten worden bij bestrij
ding van meeldauw en afrijpings-
ziekten. In het adviseringsseizoen
1985 werd op 53% van de percelen
een spuitadvies voor meeldauw ge
geven, een vermindering van 46% ten
opzichte van 1984. Deze verminde
ring is een gevolg van de lagere
meeldauwdruk gedurende dit sei
zoen, en goede spuitomstandigheden
ten tijde van de meeldauwbestrij-
dingen. Corbel, het middel dat bij de
eerste meeldauwbestrijding geadvi
seerd werd, kon de tarwe drie tot vier
weken vrijwaren van nieuwe meel-
dauwfuncties.
Roesten
Bruine roest bleef afwezig tot het be
gin van de bloei. Alleen op de zuid
westelijke zeeklei hoefden nadien nog
bestrijdingen geadviseerd te worden.
Aanvankelijk alleen in het vatbare ras
Citadel, later ook in Arminda. In
midden- en noord Nederland kwam de
bruine roest veel later in de tarwe,
bestrijden was daar niet nodig.
Gele roest heeft in het Noorden nog
wel schade kunnen doen. De eerste
gele roest meldingen kwamen voor
het derde achtereenvolgende jaar uit
Noord-Friesland. Het betrof aantas
tingen in het ras Okapi. Daar waar
op de Noordelijke zeeklei het Duitse
baktarweras Kanzier uitgezaaid was
moest de gele roest meer dan één
keer bestreden worden. In de 2e
week van juni kwamen uit de Wie-
ringermeer en Oostelijk- Flevoland
meldingen van roesthaarden in het
ras Granada. Onderzoekers van het
Instituut voor Plantenziektenkundig
c-1-
Areinda Okapi Citadel Granada Granta
Tarwe op de centrale- en de noordelijke zeeklei werd zwaar aangetast door
sneeuwschimmel Gerlachia nivalis Fusarium nivale), later werden ook zware
aaraantastingen waargenomen.
36 -
32-
28-
24 -
20-
16-
12-
4 -
0 •*-
I I I I l
Arelnda Okapi Citadel Granada Granta
Bron. Veenk. Flevol. Zuidw. Lioö.
Het verschil in meeldauwresistentie tussen Arminda en Okapi is de laatste twee
jaar flink genivelleerd. De meeldauwaaniasting aan het eind van het seizoen was
het zwaarst in de Veenkoloniën.
Onderzoek konkluderen dat het hier
gaat om een fysio van gele roest met
een breed virulentiespektrum. Dit
fysio heeft de kans gekregen nu
Granada een flink areaal heeft inge
nomen in de IJsselmeerpolders. Dit
betekent niet dat Granada als goed
praktijkras afgedaan heeft. In het
komende seizoen zal de praktijk at
tent moeten zijn op de aanwezigheid
van gele roest in dit ras.
Neerslag stimuleerde Septoria
Op 47% van de percelen adviseerde
EPIPRE een bestrijding gericht
tegen bladvlekkenziekte uit te voe
ren. Dit is 11% hoger dan vorig jaar.
Bladaantasting door Septoria wordt
bevorderd door neerslag. Daaraan
heeft het dit seizoen niet ontbroken.
In Noord-Friesland, Zuidelijk Fle
voland en de Veenkoloniën werd de
tarwe het sterkst door Septoria aan
getast. De EPIPRE deelnemers werd
gevraagd in het vladbladstadium een
monster op te sturen van de vierde
bladlaag. Op een tweehonderdtal
percelen is de bestrijding van blad
vlekkenziekte gebaseerd op deze
vroege waarneming. De Filosofie dat
aantasting op het vierde blad tijdens
het zichtbaar worden van het vlag-
blad, een bespuiting bij bloei recht
vaardigt, kwam bij dit slechte weer
goed uit.
Fusarium
Het natte weer had ook zijn invloed
op de aantasting door Fusarium.
Werden aanvankelijk alleen blad
aantastingen door sneeuwschimmel
aangetroffen, toen het slechte weer
aanhield werden ook zware aaraan
tastingen waargenomen. Het Zuid
westen en Limburg bleven gespaard
van deze Fusarium-epidemie. Dit
jaar hebben praktijk en onderzoek
wederom kunnen zien, dat bij gun
stige weersomstandigheden voor
Fusarium, deze ziekte niet te bestrij
den is.
Bladluizen
Bladluizen kwamen vanaf de 2e
week juni opzetten. Door het koele
weer breidden ze zich niet snel uit.
De luizendruk in de IJsselmeerpol
ders, het Zuidwesten en Limburg
was hoger dan gemiddeld. De roos-
grasluis (Metopolophium dirhodum)
was de luizensoort die de aantasting
in de meeste gevallen veroorzaakte.
Deze lichtgroene luis komt alleen op
de bladeren voor. Alleen tellen van
luizen in de aar was dit jaar dan ook
niek voldoende. Door EPIPRE werd
op 44% van de percelen een huisbe-
strijding geadviseerd. In de derde
week van juli stopte EPIPRE met het
geven van adviezen voor luisbestrij-
ding, de meeste percelen waren toen
deegrijp.
Ing. W. Stol
Ned. Graancentrum
Wageningen
Vrijdag 18 oktober 1985