Veel Z.L.M.-afdelingen menen dat de voorlichting efficiënter kan Overheid stelt ondernemer grenzen Voorlichting moet gratis blijven Z.L.M.-vraagpunt '84 - '85: "Voorlichting voor Bedrijf en Gezin Verspilling Boer profiteerde van EG-beleid - De Sociaal Ekonomische Voorlichting van de landbouworganisaties en de voorlichting van de overheid worden gezien als zeer nuttig voor het bedrijf en het gezin ieder c ijn eigen terrein. - De voorlichting vanuit handel, koöperatie, industrie, partikuliere bedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen wordt volgens velen gegeven uit kommercieel eigen belang om de omzet te ver groten en zal om die redenen niet altijd objektief kunnen zijn. - Overlappingen van voorlichting dient te worden voorkomen of te ruggedrongen. - Het is onbekend hoeveel de zelfstandige ondernemer direkt of indi- rekt nu aan de voorlichting betaalt. Meer duidelijkheid hierover is gewenst. - Ook in de toekomst moet het mogelijk blijven een gratis beroep op de voorlichting van overheid en landbouworganisaties te blijven doen, een kleine minderheid is bereid te betalen voor ekstra voor lichting. - Een landbouworganisatie mag de kommerciële kant wat de voor lichting betreft niet opgaan. - De boer en tuinder kan de voorlichting efficiënter benutten door voorlichtingsbijeenkomsten te bezoeken, lid te worden van gewas- en bedrijfsekonomische studieklubs en door de vakliteratuur beter tot zich te nemen. - Er dient meer aandacht besteed te worden aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van informatika. - De individuele voorlichting ten behoeve van bedrijf en gezin dient voortgezet te worden, de behoefte hieraan is groot. Dit zijn enige konklusies uit de reakties op het Z.L.M.-vraagpunt 1984-1985 "Voorlichting ten behoeve van Bedrijf en Gezin". De Rijks Landbouw Voorlichtingsdienst is de laatste jaren vooral in sterk ingekrompen t.g.v. de particulieren voorlichting. De voorlichting voor de landbouw is de laatste jaren sterk in beweging. Zo zien we een uitbreiding in de kom merciële. sektor, terwijl de Rijks Landbouw Voorlichtingsdienst en de Sooiaal Ekonomische Voorlichtings dienst in moeten krimpen. Om in zicht te krijgen in hoe de leden van de ZLM in zijn algemeenheid den ken over de voorlichting, de ontwik keling en de financiering ervan, heeft het bestuur van de ZLM het vraag punt "Voorlichting ten behoeve van Bedrijf en Gezin" aan de afdelingen voorgelegd. Belangstelling Hoewel de belangstelling voor dit vraagpunt nog steeds redelijk tot goed is, loopt de beantwoording van de afdelingen terug ten opzichte van de vorige vraagpunten. Van de 86 afdelingen hebben er 53 gereageerd. Dat kan twee redenen hebben: de afdelingen worden een beetje "vraagpuntmoe"; dit vraagpunt was te moeilijk of stond te weinig in de belangstelling. Bij de vraag wat het doel van de voorlichting is en wat de taak daarbij van de voorlichter(ster) is, reageert 20% van de afdelingen dat het doel is, het brengen van nieuwe ontwik kelingen en kennis vergaren en doorgeven. Een iets grotere groep noemt verbetering, zelfs optimalise ring van de situatie voor bedrijf en gezin. De helft van de afdelingen vindt het tot de taken van de voor lichter behoren om objektieve voor lichting te geven. Verder is het zijn of haar taak om begeleider te zijn (18%), als tussenpersoon te dienen en preventief te werken. Bij de vraag: Zet eens op een rij wel ke instanties voorlichting geven aan bedrijf en gezin en wat het doel van deze instanties is, blijkt dat de SEV en de RLVD zeer grote bekendheid genieten als voorlichting gevende instanties (100%). Tegelijkertijd kwalificeert men hun voorlichting als objektief. Het partikuliere bedrijfs leven wordt door 70% van de afde ling genoemd, maar allemaal vinden de afdelingen dat het doel is om geld te verdienen, dikwijls in samenhang met produktenverkoop en soms door middel van het verstrekken van ob jektieve informatie. De koöperatieve bedrijven worden door de helft van de afdelingen genoemd. Hiervan vindt weer de helft dat hun doel is er geld mee te verdienen, 15% vindt ze objektief en 30% meent dat het doel is hun produkt te verkopen. De vraag: Kun je de totale voorlich ting ook anders struktureren met hetzelfde geld dat er nu aan besteed wordt om' hetzelfde doel te berei ken?" blijkt zeer moeilijk te zijn. 10% geeft geen antwoord, 30% zegt dat het niet kan of niet gewenst is, terwijl 13% meent dat de voorlichting misschien wel anders gestruktureerd kan worden, maar geen idee heeft hoe dat moet. Uit de beantwoording van een an dere vraag blijkt dat men vooral een beroep doet op de voorlichting als er problemen zijn. Andere redenen zijn het inwinnen van advies of informa tie en om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen. Een enkele afdeling noemt het voorkomen van knelpun ten of onvoorziene situaties. Gratis Op de vraag of men altijd gratis een beroep moet kunnen blijven doen op een bedrijfsvoorlichter van de konsu- ientschappen en een sociaal ekono- misch voorlichter van de ZLM wordt unaniem positief gereageerd. Een paar afdelingen motiveren die wens door te wijzen op het grote be lang dat de landbouw voor de ne- derlandse ekonomie heeft en door te wijzen op het gevaar dat de positie van de voorlichter niet meer zonder persoonlijke belangen zal zijn, als er voor betaald moet worden. Door 30% wordt de drempelvrees en te lang wachten genoemd als nega tieve konsekwentie van betaalde voorlichting. Bijna de helft (45%) van de afdelin gen blijkt niet bereid voor ekstra voorlichting te betalen. De rest denkt er anders over: 25% wil wel betalen; 25% is er toe bereid als het persé moet of denkt dat het wel zal moeten. Een enkele afdeling nuanceert zijn betalingsbereidheid door de sugges tie een rekening te sturen voor een grote berekening of een bedrijfso vername. Een betrekkelijk gering percentage van de afdelingen is van mening dat de ZLM geen rol heeft bij de ekstra betaalde voorlichting. De anderen noemen een koördine- rende taak het zoeken naar de goedkoopste weg, eventueel via kontributieverhoging. De schatting van de voorlichtings- kosten die boer of tuinder zelf betaalt blijkt sterk te verschillen: van 4 per ha tot 200 per ha, van 200 tot ƒ2.000 per bedrijf en van 20% tot 100% van de voorlichtingskosten. Overigens zegt 45% van de afdelin gen geen idee hiervan te hebben. Bijna alle afdelingen zeggen dat be taalde voorlichting voor hen niet meer waarde heeft dan onbetaalde. Eén aardige stelling is, dat de (tech nische) voorlichting goed moet zijn, omdat anders gratis nog te duur is. De vraag: Waar dient de voorlich ting in de toekomst de meeste tijd aan te spenderen? wordt als volgt beantwoord: Meer tijd moet gespen deerd worden aan de SEV (10%), groepsvoorlichting (15%), individue le voorlichting (8%) en nieuwe ont wikkelingen met name informatika (23%). Voor de rest zijn de suggesties zeer wisselend en dus laag in aantal. Er is efficiënter gebruik te maken van de voorlichting door: het lezen van de schriftelijke informatie (20%), het bezoeken van groepsvoorlich- tingsbijeenkomsten (40%), studie klubs 18%) en het gebruik maken van eikaars ervaringen (12%). Verder noemt men de verhoging van de zelfwerkzaamheid, beter voorberei den op het voorlichtingsadvies, in een vroeg stadium voorlichting vra gen en zich beperken in het vragen van overbodige adviezen. Op de vraag: "Is er volgens u ver snippering van de voorlichting met een verspilling van mankracht/- kennis/financiën?" meent 56% dat er in het algemeen versnippering en verspilling van voorlichting is, terwijl 10% vindt dat het alleen bij de over heid speelt. 30% denkt dat er geen versnippering is. Als oplossing voor de versnippering en verspilling noemt ruim 40% meer samenwer king, waarbij er door het uitwisselen van onderzoeksgegevens minder overlappingen zullen zijn. Men pleit ook voor specialisatie. De RLVD zou een minder zware ambtelijke top moeten hebben, meer groepsvoor lichting moeten geven, spreekuur houden en de aandacht eerlijker verdelen over alle boeren. Twee af delingen vinden dat de RLVD zich moet beperken tot onderzoek en on derwijs en de voorlichting aan ande ren overlaten. Een klein deel denkt dat de huidige situatie niet moet of kan veranderen; een zelfde klein deel pleit voor één landbouworgani satie. Het ondernemerschap ondervindt op allerlei wijzen de invloed van diverse vormen van overheidsbe leid. Op directe wijze b.v. door be leid dat invloed heeft op prijzen en door maatregelen die het kosten patroon beinvloeden. Maar ook door allerlei plichten en beperkin gen die de ondernemer door wetten en regelingen krijgt opgelegd. Een indirecte invloed is er, doordat allerlei ontwikkelingen tot stand komen, mede als gevolg van over heidsbeleid. Al sinds de Tweede Wereldoorlog is er voor de land- en tuinbouw sprake van sturing van het markt- gebeuren en een beinvloeding van de prijzen voor verschillende pro- dukten. Eerst op nationaal niveau, maar vanaf het tot stand komen van de EG (in 1957) in Europees verband. Het gemeenschappelijke EG-landbouwbeleid omvat: Een markt- en prijsbeleid; een structuurbeleid; een beleid tegenover derde lan den. De Nederlandse boeren en tuinders hebben de kansen en de voordelen welke dit beleid hen bood, zeer goed weten te benutten. Onze agrarische export steeg tot onge kende hoogte. Van verschillende produkten o.amelk en suiker) is binnen de EG echter een teveel ontstaan. Het brengt relatief hoge kosten met zich mee dit teveel op de wereldmarkt af te zetten. Daar om zijn nu in het gemeenschappe lijk landbouwbeleid maatregelen ingevoerd om tot produktiebeheer- sing te komen (garantiedrempels, quoterinssystemen Voor de agrarische ondernemer betekent dit dat de tijd van onbe- lemmerende produktieuitbreiding en bedrijfsontwikkeling voor een aantal produktierichtingen voorbij is. Hij zal daarop met de hem ter be schikking staande mogelijkheden zo goed mogelijk moeten inspelen. De landbouwstructuurpolltïek ts voor de individuele ondernemer een gegeven. Hij kan daar gebruik van maken voorzover het gaat om regelingen die tot doel hebben de verdere ontwikkelingen van het bedrijf te stimuleren. De rentesub sidie in het verleden is hiervan een voorbeeld. Ook nationaal is er sprake van een structuurbeleid, waarmee de agrarische onderne mer te maken kan krijgen. Ruil verkaveling en landinrichting be hoort daartoe. Belastingen De fiscale regels (met inbegrip van investeringspremies) en de fiscale maatregelen ten behoeve KNLC-diskussie— thema ONDERNEMER SCHAP TUSSEN VRIJHEID EN GEBONDENHEID van zelfstandigen, zijn feiten waarmee de ondernemer in zijn beleid te maken heeft. Hetzelfde geldt voor de sociale- en volks verzekeringen en de consequen ties daarvan, waarmee hij voor zichzelf, maar ook als werkgever te maken kan krijgen. Bovendien dient hij er in zijn be leid rekening mee te houden, dat de politiek op dit terrein soms vrij plotseling wijzigingen kan aan brengen. De ondernemer in de agrarische sector heeft voorts te maken met een stukje specifieke problema tiek op dit terrein. Voor de op de land- en tuinbouw bedrijven veelvuldig meewerkende echtge note gelden, met name regels die afwijken van die voor andere medewerkers. Ook voor meewer kende kinderen kunnen met be trekking tot de sociale verzeke ringen bijzondere regels van toe passing zijn. Ruimtelijke ordening Geen enkele bedrijfstak is zo nauw verbonden met de open ruimte en met de grond als de land- en tuinbouw. Grond is voor de landbouw in de eerste plaats produktiemiddel; daarnaast ook vestigingsplaats voor gebouwen. Al eerder zijn de maatschappe lijke aspecten daarvan behan deld, nu besteden wij aandacht aan de wettelijke regelingen. Krachtens de wet op de Ruimte lijke Ordening worden in be- stemmingsplannenregelsgemaakt voor de bestemming van de gronden. Daarin kunnen ook be perkingen worden opgenomen die bepaalde ontwikkelingen blokkeren, verbeteringen tegen houden en het meest doelmatige gebruik van de grond belemme ren. De agrarische ondernemers moeten opereren binnen de grenzen die zij op deze wijze op gelegd krijgen. Daarnaast stelt ook de Hinderwet zijn eisen, evenals de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater en de Ont- grondingswet om maar enkele van de wetten in dit kader te noemen. De Meststoffenwet en de Wet Bodembescherming zul len ook ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering hebben. Vrij maar gebonden Sinds de totstandkoming van de EG ondervindt de land- en tuin bouw wel zeer sterk de invloed van het overheidsbeleid. Markt en prijsbeleid zijn van grote in vloed op het bedrijfsgebeuren. Niet voor niets wordt jaarlijks met veel spanning uitgezien naar de prijsbesluiten van de ministers van landbouw. Echter ook struc tuurbeleid, fiscaalbeleid, de ruimtelijke ordening en het mi lieubeleid grijpen in in het on dernemerschap in land- en tuin bouw. Steeds meer wetten stellen grenzen aan het vrije onderne merschap in de agrarische sector. Vrijdag 27 september 1985 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 11