Grenzen aan produktie
beïnvloeden gehele agrarische
sektor
Relatienotabeleid moet snel
wettelijke basis krijgen
Landbouwbegroting 1986
Landbouwbegroting 1986
De ontwikkelingen in de totale agrarische sektor zullen de invloed ondervinden van beleidsmaatregelen, die
grenzen stellen aan de produktie in land- en tuinbouw. De bevriezing van de produktie - op een overigens
hoog peil - in de sektoren melkveehouderij, varkenshouderij en pluimveehouderij beïnvloedt met name ook
de voedingsmiddelenindustrie en de veevoederindustrie. De primaire produktie in ons land zal naar ver
wachting in 1985 toch nog toenemen (1%), gezien de groeiende produktie in akker- en tuinbouw als gevolg
van een verdere produktiviteitsstijging. Dit staat in de paragraaf Ontwikkelingen in de agrarische sektor van
de Memorie van Toelichting op de begroting 1986 van het ministerie van landbouw en visserij.
De bevriezing van de produktie, o.a. in de sektor melkveehouderij, beïnvloedt
ook de voedingsmiddelenindustrie en de veevoederindustrie.
De werkgelegenheid en de investe
ringen zullen in 1985 naar verwach
ting dalen. De daling van de investe
ringen geschiedt mede onder invloed
van de Interimwet. Wel zullen de in
vesteringen in de glastuinbouw en in
de voedings- en genotmiddelenindus
trie aantrekken.
Het aandeel van het agrarische ex
portpakket in onze totale uitvoer be
liep in 1984 ca. 25%. Voor 1985 wordt
een verdere toename verwacht, zowel
in waarde als in volume.
Gegeven de beslissingen in het Euro
pese markt- en prijsbeleid en de maat
regelen ter beperking van de pro-
duktiegroei in - vooral - de dierlijke
sektor, lijkt gemiddeld een beperkte
toename van het inkomen te kunnen
worden verwezenlijkt.
Struktuur
Het aantal geregistreerde land- en
tuinbouwbedrijven in 1984(137.740)
is ten opzichte van 1983 gedaald met
slechts 0,6%. Of dit geringe dalings
tempo zich in de toekomst zal voort
zetten, is onzeker. Er bleken in 1984
namelijk meer bedrijfsopvolgers te
zijn dan in 1983. Daarnaast neemt
echter de gemiddelde leeftijd van de
agrarische bedrijfshoofden nog
steeds toe. Dit laatste kan na verloop
van tijd tot een snellere teruggang
van het aantal bedrijven leiden.
Bovendien zullen de maatregelen
met betrekking tot de melkveehou
derij en de varkens- en pluimvee
houderij de mogelijkheden om een
agrarisch bedrijf te beginnen of over
te nemen niet bevorderen. Het aantal
nevenbedrijven daalt op langere ter
mijn minder sterk dan het aantal
hoofdberoepsbedrijven.
In totaal waren er in 1984 op alle
land- en tuinbouwbedrijven ruim
270.500 arbeidskrachten regelmatig
werkzaam. De daling had voor
driekwart betrekking op meewer
kende echtgenotes. Het aantal ar
beidskrachten dat (nagenoeg) een
volledige arbeidstijd op een land- en
tuinbouwbedrijf besteedt, is vrijwel
gelijk gebleven.
Het aantal bedrijfshoofden, voorzo
ver regelmatig en meer dan 20 uur
per week werkzaam op het bedrijf, is
in 1983-1984 iets toegenomen
0,2%). De toename van het aantal
bedrijfshoofden was het resultaat
van een vertraging in de uittreding
van oudere agrariërs en een ver
sterkte toetreding van jongere agra
riërs.
Het kalenderjaar 1984 is uit inko
mensoogpunt voor de sektor als ge
heel vrij gunstig verlopen. Dit geldt
dan voor het algemeen gemiddelde;
tussen de diverse produktietakken
blijken er aanzienlijke verschillen te
bestaan.
Grondprijs - superheffing
H et eerste jaar na de invoering van de
superheffing is een systematische in
vloed op de grondprijs van het al dan
niet aan de grond verbonden zijn van
een melkquotum niet zichtbaar ge
weest. Het laatste halfjaar lijkt dit
wel het geval. Of en, zo ja, onder
welke omstandigheden een dergelijke
invloed werkelijk optreedt, wordt
thans in een aantal gebieden nader
onderzocht. Over de resultaten van
dit onderzoek zal het parlement zo
spoedig mogelijk nadere informatie
ontvangen.
Voedings- en
genotmiddelenindustrie
De rentabiliteit in de voedings- en
genotmiddelenindustrie en de agra-
Vrijdag 20 september 1985
rische handel vertoont herstel na wat
minder goede tijden.
Per saldo is de totale afzet in 1984
blijven stijgen. Daarbij werd het in
vesteringsniveau gehandhaafd en
trad een lichte daling in de werkge
legenheid op. Deze ontwikkelingen
leidden met het algemeen kosten-
matigend beleid tot een betere ren
tabiliteit in de agrarische handel en
de voedings- en genotmiddele
nindustrie.
Het beleid voor de agrarische be
drijfstakken is enerzijds gericht op
versterking van de konkurrentiepo-
sitie door struktuurverbetering, on
derzoek en vernieuwing van pro-
dukten en produktiepitoessen en
anderzijds op de ondersteuning en
begeleiding van exportaktiviteiten
van het bedrijfsleven. Onderlinge
afstemming van deze twee beleidse-
lementen heeft de volle aandacht.
Naast sektorale ontwikkelingen
worden, samen met het ministerie
van ekonomische zaken, innovatie
gerichte onderzoekprogramma's op
het gebied van de biotechnologie en
de koolhydraatchemie ondersteund.
Dierlijke produktie
De aanstaande regelgeving op het
gebied van dierlijke mest (Wet bo
dembescherming en Meststoffenwet)
zal grote invloed hebben op de ont
wikkelingen in de veehouderij.
Het is duidelijk dat de aktuele ont
wikkelingen de rentabiliteit in de
veehouderij beïnvloeden, maar ver
wacht wordt, dat de sektor de pro
blemen door technische en ekono
mische aanpassingen het hoofd zal
bieden. In dat verband is het opval
lend dat de bedrijfsresultaten in de
melkveehouderij in het boekjaar
1984/1985 ongeveer even hoog zul
len zijn als in 1983/1984. De oorzaak
daarvan moet met name gezocht
worden in de lagere krachtvoerprij-
zen en een efficiënter gebruik van
krachtvoer.
Op langere termijn zal met name de
meststoffenwetgeving tot belangrijke
kosten kunnen leiden. Dit maakt het
in versterkte mate noodzakelijk de
kwaliteit van de produkten te verbe
teren en de kostprijs te verlagen,
mede met het oog op de handhaving
van de internationale konkurrentie-
positie.
Voor dat laatste is ook het EG-beleid
inzake de veevoedergrondstoffen
van belang.
Onder invloed van de aktuele ont
wikkelingen valt overigens een toe
nemende belangstelling te konstate
ren voor de uitbreiding in kleinere
veehouderijsektoren (geiten, nertsen,
konijnen, kalkoenen en meststieren).
Voor de rentabiliteit van de gehele
melkveehouderij blijft het van be
lang dat strukturele ontwikkelingen,
ondanks de maatregelen in zake be
heersing van de produktie van melk
en mest kunnen blijven plaatsvin
den.
Melkveehouderij
Om de strukturele ontwikkelingen in
de sektor te kontinueren zal de be
drijfsopvolging van gezonde kleinere
bedrijven extra aandacht vragen.
Ook de kontinuïteit van grotere ont
wikkelde bedrijven mag niet uit het
oog worden verloren. De financier
baarheid en het management kun
nen hier vooral knelpunten vormen.
Verwacht wordt dat in de komende
jaren nog heel wat niet-levensvatba-
re bedrijven de bedrijfsvoering zul
len beëindigen. Deze ontwikkeling
zou ook zonder superheffing hebben
plaatsgevonden.
Rund- en kalfsvlees
Het aantal slachtrunderen zal zich in
1986 en volgende jaren op een lager
niveau dan voorheen stabiliseren, als
gevolg van een ingekrompen melk
veestapel.
Een belangrijk knelpunt voor de
roodvlees- en kalfsvleesproduktie
vormt de schaarste aan uitgangsma
teriaal. Als gevolg van die schaarste
zijn de nuchtere kalveren duurder.
Deze gunstige ontwikkeling voor de
melkveehouderij werkt nadelig uit
voor de kalfsvleessektor.
Schapen- en geitenhouderij
De geitenhouderij komt meer in de
belangstelling, mede als vermeend
alternatief voor de beperking van de
(koe)melkproduktie. De geitensek-
tor zal echter in ons land van be
perkte omvang blijven en maar voor
een beperkt aantal bedrijven een
mogelijkheid scheppen om deels of
geheel een inkomen uit de geiten
houderij te verwerven.
Varkenssektor
De produktie van varkensvlees in
1984 is ca. 5% gestegen. De bedrijfs
resultaten in deze sektor zijn door
redelijke opbrengstprijzen en relatief
lage voerprijzen goed geweest. De
herstrukturering van de selektiemes-
terijen zal dit jaar voltooid worden,
waardoor de verdere verbetering van
de genetische kwaliteit van de var
kens mogelijk wordt.
Pluimveesektor
De produktie is in 1984 in zowel de
slacht- als de legsektor met ca. 5%
toegenomen. De rentabiliteit in de
legsektor was in 1984 en ook in de
eerste helft van 1985 matig. In de
slachtsektor zijn betere resultaten
geboekt dan in de voorgaande jaren.
De wet waarbij minimumeisen voor
het houden van leghennen worden
gesteld lijkt voor de sektor niet tot
grote problemen te hebben geleid.
Harmonisatie van maatregelen op
dit terrein in EG-verband blijft
evenwel dringend noodzakelijk.
Gezien de stagnerende konsumptie-
groei binnen de EG en de produktie-
uitbreiding in importerende landen
buiten de EG, lijken groeimogelijk
heden voor de legsektor nauwelijks
nog aanwezig. In de produktie zal
daarom nog nadrukkelijker het ac
cent komen te liggen op kostprijsver
laging en verdere kwaliteitsverbete
ring.
Plantaardige produktie
De rentabiliteit is in vrijwel alle sek
toren van de plantaardige produktie
de laatste jaren geleidelijk verbeterd.
De vollegrondsgroenteteelt heeft in
1984 duidelijk kunnen profiteren
van de konjunkturele opleving. De
toegenomen tuinbouwproduktie kon
in het algemeen worden afgezet
tegen hogere prijzen op buitenlandse
markten.
Veel verbeteringen zijn in de tuin-
bouwsektor nog mogelijk, vooral nog
voor het aspekt kwaliteitsverbete
ring.
In toenemende mate wordt thans de
aandacht gericht op de inwendige
kwaliteit van het produkt, zowel
door bedrijfsleven, voorlichting als
onderzoek. Van belang is onder meer
dat er kontroleerbare maatstaven
worden ontwikkeld voor deze in
wendige, niet zichtbare kwaliteit.
De EG voert ten aanzien van markt-
ordeningsprodukten in toenemende
mate een terughoudend prijsbeleid
om marktoverschotten, zoals bij gra
nen, af te remmen. In dit verband is
het nodig dat de akkerbouw zich
meer gaat richten op eiwitrijke ge
wassen waarvoor de markt nog
ruimte biedt.
In toenemende mate is het besef
ontstaan dat met het relatienotabe-
leid een duurzame band tussen
landbouw en natuur- en landschaps
behoud tot stand kan komen. Pijler
van dit beleid is, dat door middel van
een stelsel van beheerregelingen, op
basis van vrijwilligheid door de
agrariërs een op hel behoud en de
ontwikkeling van natuur en land
schap gericht beheer wordt gereali
seerd. Daarnaast blijft reservaatvor
ming van groot belang voor die ge
vallen, waarin het belang van natuur
en landschap niet of onvoldoende
kan worden gediend met een aange
paste agrarische bedrijfsvoering.
Bij het afsluiten van een beheerso
vereenkomst neemt de boer een be
slissing voor meerdere jaren. Het is
dan ook gewenst dat het beleid een
meerjarig perspektief biedt. Een
wettelijk kader geeft hem daartoe de
Een specifiek probleem voor de ak-
kerbouwsektor is dat door de grotere
opvolgingsdruk, sterk is geïntensi
veerd en gespecialiseerd. In verband
hiermee krijgen mogelijkheden voor
produktverbetering door herinvoe
ring van andere en introduktie van
nieuwe akkerbouwgewassen, mo
menteel veel aandacht.
Om de konkurrentiepositie te ver
sterken zal het bedrijfsleven in de
primaire sektor ook op deze nieuwe
ontwikkelingen moeten inhaken. Het
vertrouwen is gewettigd dat deze be
roepsgroep, die over een grote tech-
nisch-ekonomische dynamiek be
schikt, dit ook de komende jaren zal
doen.
Glastuinbouw
In de glastuinbouw konden de kos
tenstijgingen goed worden opgevan
gen, doordat de omzet in 1984 fors
groeide. De rentabiliteit werd iets
beter. De overschakeling naar de
teelt op substraat gaat in snel tempo
door. Wel is het bij het toenemend
gebruik van steenwol en plastik folie
nodig aandacht te besteden aan de
verwerking daarvan. Daarnaast
wordt de kwaliteit en kwantiteit van
het beschikbare gietwater' van be
lang.
Paddenstoelenteelt
De voorspoedige gang van zaken in
de champignonteelt in 1984 heeft
geleid tot een toenemende investe-
ringsdrang alsmede tot toeloop van
buiten de sektor. De hierdoor op
korte termijn te verwachten vrij aan
zienlijke vergroting van de produktie
geeft reden tot enige bezorgdheid.
Verheugend is dat de produktie en
afzet van nieuwe paddestoelen (o.a.
de oesterzwam) langzaam maar ze
ker op gang komt. Ook hier dient de
markt nog duidelijk ontwikkeld te
worden.
Houtproduktie
De verhoging van de houtproduktie
wordt niet alleen bevorderd door
maatregelen in het bestaande bos,
maar ook door de aanleg van nieuw
bos.
De ingestelde "Regeling bijdragen
aanleg snelgroeiend bos", die gericht
is op de aanleg van beplantingen die
in korte tijd veel hout produceren,
geldt nu tot 1 mei 1986. Gezien de
tijd die benodigd is voordat inplant
plaats kan vinden, is het streven de
regeling te verlengen tot mei 1988.
grootste zekerheid. Een derde be
langrijk element in dit kader vormt
de bevordering van het landschap-
sonderhoud. Hiervoor zijn struktu-
reel extra middelen uitgetrokken.
Landinrichting
Gezien het verloop van de stemmin
gen over ruilverkavelingsprojekten
en de voorbereiding voor de rest van
1985 staat vrijwel vast dat in de pe
riode vanaf 1987 is voldaan aan het
beleidsuitgangspunt jaarlijks gemid
deld 36.000 ha in uitvoering te ne
men.
Na een voorbereiding van ruim tien
jaar zal dit najaar de Landinrich
tingswet in werking treden.
Dit zal bovendien betekenen dat
medio 1986 voor het eerst volgens
een nieuwe procedure een voorbe
reidingsschema landinrichting kan
worden vastgesteld.
9
Het is noodzakelijk dat op korte termijn een wettelijke basis tot stand
komt voor het relatienotabeleid in een Wet beheer landbouwgronden.
Dit is enerzijds gewenst om te komen tot een goede afstemming op
andere wetgeving en de taken en bevoegdheden van de diverse betrok
ken overheden en instanties. Anderzijds is dit noodzakelijk om duide
lijkheid te scheppen ten aanzien van de rechtszekerheid van eigenaren
en gebruikers in het landelijke gebied. Dit onder meer staat in de
paragraaf inrichting en beheer landelijke gebieden van de Memorie van
Toelichting op de begroting 1986 van het ministerie van Landbouw en
Visserij.