De rassenkeuze van wintertarwe voor oogst 1986 Met een oppervlakte van 48.500 ha bleef het areaal wintertarwe in het zuidwestelijk kleigebied ver beneden dat van de twee voorgaande jaren toen het rond de 60.000 ha schom melde. Als belangrijkste oorzaak van deze kleinere oppervlakte wintertar we moet ongetwijfeld de uitzonder lijk natte herfst van 1984 worden aangemerkt; in oktober kon nauwe lijks worden gezaaid. Daarnaast kan de toenemende druk op de tarweprijs er oorzaak van zijn dat een zekere inkrimping heeft plaatsgevonden. Het meest geteelde ras bleef Armin- da met ongeveer van de opper vlakte wintertarwe. Okapi heeft ter rein verloren en nam 15% van het areaal in. Samen namen beide rassen 80% voor hun rekening. De over ige 20% werd in beslag genomen door Marksman, Sarno, Saiga, Cita del, Granada en Granta. Inzaai in herfst 1984 en groei van de wintertarwe in 1985 In september en in oktober 1984 is zeer veel regen gevallen. Dit heeft het oogsten van de rooivruchten sterk verlaat. Voor het inzaaien van wintertarwe had dit ook gevolgen, zodat er op 31 oktober nog geen 10% van de tarwe was gezaaid. Normaal wordt tweede helft oktober de mees te tarwe gezaaid. Gelukkig was het in november veel droger, zodat er in die maand nog zeer veel tarwe is ge zaaid. De omstandigheden waaronder is gezaaid en de kwaliteit van het zaai- bed lieten helaas veel te wensen over. Er was nauwelijks een andere weg; uitstel zou afstel betekend hebben. In de praktijk is in veel gevallen meer zaaizaad gebruikt en er is na het zaaien minder met bodemherbiciden gewerkt. Ook begin december is nog wat tar we gezaaid, maar daarna werd het spoedig te nat. De - weinige - vroeg gezaaide tarwe kwam vlot boven de grond en ont wikkelde zich goed. Dit in tegenstel ling tot de novemberzaai, die een trage opkomst en een onregelmatige stand te zien gaf. Veel wintertarwe is daardoor klein en in een jong ont wikkelingsstadium de winter inge gaan. Met een korte- onderbreking heeft het in januari - februari vrij streng gevroren. De laat gezaaide tarwe heeft minder van de vorst geleden dan de vroeg gezaaide; hier was sprake van uitdunning door de vorst. Ook het herstel na de vorst verliep bij de laat gezaaide tarwe beter. In het verlies aan planten waren er ver schillen tussen de rassen. In maart kwam de groei traag op gang. Door een goede uitstoeling die over een lange periode in maart -april was gespreid, is het gewas wel regelmatiger geworden. Daarna is in april de groei goed op gang geko men, maar de achterstand in ont wikkeling bleef duidelijk zichtbaar. De aantasting door oogvlekken- (voet)ziekte bleef beperkt en ook vroeg optredende meeldauw is niet sterk doorgezet. Omdat direkt na het zaaien minder tegen onkruid was gespoten moest in het voorjaar tegen de lastige onkrui den - kleefkruid en duist - vaak een ekstra behandeling worden uitge voerd. Mede door het aanhoudende koele en vaak vochtige weer in mei juni is de tarwe laat in aar gekomen; onge veer 10 dagen later dan normaal. In het algemeen bleef de tarwe vrij gezond maar tegen de afrijping kwamen aarziekten wat meer opzet ten. Daarnaast kwam in sommige rassen bruine roest van betekenis voor. Tot eind juli is het blad groen van kleur gebleven; daarna is in au gustus het gewas langzaam afgerijpt. Het wisselvallige weer was er mede oorzaak van dat de tarwe laat rijp was en dat er voor 20 augustus niets geoogst kon worden. Pas in de laatste 4 dagen van augustus is er volop en zonder onderbreking gemaaidorst. Begin september was nog niet alle Vrijdag 20 september 1985 tarwe van het veld en regen gaf ver traging in het werk. In vergelijking met 1984 zijn de kor relopbrengsten dit jaar duidelijk la ger; naar schatting 1000 a 1500 kg per ha. Proefvelden wintertanverassen 1985 Ook dit jaar zijn de rassen die reeds op de rassenlijst staan en de nieuwe rassen van wintertarwe op vijf plaat sen in Zuidwest Nederland met el kaar vergeleken. Naast de bepaling van de korrelopbrengst zijn waarne mingen gedaan waarbij o.a. gelet is op verschillen in strostevigheid, ge voeligheid voor ziekten, vroegrijp heid, geschiktheid als dekvrucht en vorstgevoeligheid. De vijf proefvelden waren aangelegd op de volgende bedrijven: teeltmethoden 1) Proefboerderij "Rusthoeve" I II III L. Baecke, Vogelwaarde - - III Veel wintertarwe is klein de winter ingegaan 1985 Zuidwestelijk Rassen teelt ethoden kleigebied gemiddeld 1980 - 1985 I1) IIJ) lil1) qemiddeld Arminda 99 101 97 99 98 Okapi 99 104 104 103 100 Citadel 98 105 102 102 100 Saiga 94 97 96 96 99 Marksman 98 99 98 98 102 Granada 103 99 99 100 99 Donjon 106 103 102 103 101 Granta 98 100 103 101 100 Sarno 98 98 99 98 101 in beproeving Obelisk 109 104 107 107 105 Taurus 100 103 103 102 100 Tombola (VDH 074-78) 102 104 106 104 105 NS 5025 108 107 105 106 108 ZEH 6955 110 105 106 107 106 Cebeco 904 105 105 103 104 104 Pluton 110 110 105 107 107 Breun 943 B 7 110 109 106 108 108 LW 75 Z 45 106 104 104 104 105 G 68 101 99 99 100 .100 VDH 169-80 104 102 105 104 104 VDH 234-81 96 91 95 94 95 CWW 1645/7 95 90 93 93 94 Kraka 97 101 100 99 100 Salvo (Triticale) 89 91 93 - 100 Gemiddeld: 100 kg/ha 7200 7880 8390 7970 8660 De verhoudingsgetallen van de teeltmethoden I, II en III zijn wel binnen de kolom (verticaal), maar niet horizontaal (tussen kolommen) vergelijkbaar, omdat de teeltmethoden I en II toegepast zijn op 2 proeven en teeltmethode III op 4 proeven. Tabel 2 Enkele raseigenschappen van wintertarwe volgens de Rassenlijst 1985 Rassen winter vast heid stro- lengte stro- stevig heid resistentie teqen geschikt heid als dekvrucht gele roest Druine roest meel dauw a f rij— pings ziekten schot Arminda 8 5 85 9/7 7 6 6 6> 9 Okapi 8 i3 S3 6/5 55 5 7> 5 6 Citadel 75 b3 1 7/7 4 6 5"> 6 7 Saiga 65 5 8 7/6 6> 6* 7 6 7 5 Marksman 6 4 85 7/6 l3 7 5 5 6 Granada 65 5> 8 8/7 8 6 6 7 8 Donjon 7 6 b3 8/6 7 6 7 b3 5 Granta 65 5b T3 7/6 4 7 45 6 7 Sarno 7 5 i3 9/8 75 6 b3 8 7 In 1984 kon de meeste wintertarwe pas in november gezaaid worden Gebr. Brooijmans, De Heen - - III Proefboerderij "Westmaas" I II C. v.d. Spek, Bleiswijk - - III 1) Teeltmethoden: I stikstofgift volgens advies; geen ziektebestrijding II idem; wel ziektebestrijding III idem 30kgN/habij le gift; CCC ziektebestrijding Beschrijving van de rassen Goed wintervast Arminda geeft goede opbrengsten. Is weinig vatbaar voor gele roest en vrij weinig voor bruine roest. Middel matig vatbaar voor meeldauw en af- rijpingsziekten. Door stevigheid en geringe bladrijkdom zeer geschikt als dekvrucht. Is gevoelig voor sommige bodemherbiciden*. Okapi geeft goede opbrengsten. Is middelmatig vatbaar voor gele roest. Nogal vatbaar voor bruine roest en vrij sterk vatbaar voor meeldauw. Vrij weinig tot weinig vatbaar voor afrijpingsziekten. Is vrij sterk gevoe lig voor schot. Tabel 1: Gemiddelde korrelop brengsten van 5 wintertarwerassen- proefvelden in het Zuidwestelijk kleigebied in 1985, in verhoudings getallen Citadel geeft goede opbrengsten. Vrij weinig vatbaar voor gele roest. Wordt middelmatig door meeldauw en vrij sterk door afrijpingsziekten aangetast. Is sterk vatbaar voor brui ne roest. Middelmatig gevoelig voor schot. Is een vrij goede dekvrucht en is gevoelig voor sommige bodem herbiciden*. Vrij goed en middelmatig wintervast Saiga geeft goede opbrengsten. Is vrij weinig vatbaar voor gele roest. Is middelmatig tot vrij weinig vatbaar voor meeldauw, bruine roest en af rijpingsziekten. Is een vrij goede dekvrucht. Marksman geeft in het zuidwesten goede tot zeer goede opbrengsten. Is vrij weinig vatbaar voor gele roest, bruine roest en meeldauw. Is vrij sterk vatbaar voor afrijpingsziekten, vooral voor fusarium. Is vrij sterk gevoelig voor schot en rijpt vrij laat. Heeft een slecht gevulde korrel met een laag hectolitergewicht. Granada heeft goede opbrengsten gegeven. Is in het voorjaar vrij traag. Heeft vrij kort en stevig stro. Werd weinig door gele en bruine roest aangetast. Middelmatig vatbaar voor meeldauw en afrijpingsziekten. Rijpt vroeg. Heeft een vrij goede schotre sistentie. Is een goede dekvrucht. Donjon heeft goede opbrengsten ge geven. Heeft grof blad. Het stro is gemiddeld van lengte, middelmatig stevig en middelmatig veerkrachtig. Is sterk vatbaar voor voetziekten. Werd middelmatig door meeldauw en vrij weinig door afrijpingsziekten aangetast. Rijpt vrij laat en is nogal gevoelig voor schot. Niet geschikt als dekvrucht. Donjon is niet geschikt voor de broodbereiding. Granta heeft goede opbrengsten ge geven. Ontwikkelt in het voorjaar vlot. Heeft middenkort en stevig stro. Werd vrij weinig door meeldauw en sterk door bruine roest en afrijpings ziekten aangetast. Rijpt midden- vroeg. Lijkt middelmatig koudere- sistent en middelmatig schotresis- tent. Is vrij goede dekvrucht. Heeft een vrij goede geschiktheid voor de broodbereiding. Sarno gaf goede opbrengsten. Heeft vrij kort en vrij stevig stro. Werd middelmatig door meeldauw en af rijpingsziekten aangetast, vooral fu sarium. Rijpt vrij vroeg, lijkt vrij goede koude- en schotresistentie te hebben. Is vrij goede dekvrucht. Rassen in beproeving Obelisk heeft zeer goede tot hoge opbrengsten gegeven. Het stro is kort en vrij stevig. Werd weinig door bruine roest, vrij weinig door meel dauw en middelmatig door afrij pingsziekten aangetast. Dit ras heeft een vrij goede geschiktheid voor de broodbereiding. Taurus heeft in het zuidwesten goede opbrengsten gegeven. Heeft vrij kort en stevig stro. Werd vrij weinig door meeldauw, vrij sterk door bruine roest en middelmatig door afrij pingsziekten aangetast. Sommige bodemherbiciden: me- toxuron met als merk Dosanex en chloortoluron met als merken Bra bant chloortoluron, Dicuran, Dicu- ran 500 FW, Luxan chloortoluron 500 FC, Luxan chloortoluron spp en chloortoluron 50 Flow. De rassen Arminda en Citadel lijken ook ge voelig voor isoproturon. Toelichting bij tabel 2 Een hoog cijfer voor een raseigen schap betekent: goede wintervast- heid, lang stro, stevig stro, grote re sistentie, weinig schotgevoelig en goede dekvrucht. 1) Het eerste ciifer berust od veld waarnemingen: het tweede cijfer geeft de kans op aantasting door gele roest aan bij eventuele uitbreiding van de fysio's waar het ras vatbaar voor is. Advies Naast Okapi en Arminda komen nieuwere rassen als Granta en Cita del voor uitzaai in aanmerking. Daarbij is Granta een ras met vrij goede bakwaardige eigenschappen, in kombinatie met een goede op brengst. Onder invloed van de situatie op de Europese graanmarkt en de nog rui me mogelijkheid om meer inlandse tarwe in het broodgraan te verwer ken, lijkt verbouw van een ras met goede eigenschappen voor de broodbereiding het overwegen zeker waard. Vooral nu er meer rassen voor dit doel beschikbaar komen. De rassen Marksman, Sarno en Sai ga hebben dit jaar op de proeven in het zuidwesten een wat lagere op brengst gegeven. Bij de keuze tussen de rassen is het goed dat naast de korrelopbrengst gekeken wordt naar andere belang rijke raseigenschappen. Het gaat daarbij vooral om verschillen in wintervastheid, de strostevigheid, de resistentie tegen ziekten en schot en de geschiktheid als dekvrucht. Mede om deze redenen verdient het aanbeveling om twee of meer rassen te verbouwen, zeker als het aandeel van de tarwe in het bouwplan van betekenis is. Voor meer gegevens over de rassen wordt verwezen naar de 60e be schrijvende Rassenlijst voor land bouwgewassen 1985. Konsulenten voor de Akker- en Tuinbouw in het Zuidwestelijk Klei gebied, Rijksinstituut voor het Ras- senonderzoek van Kuituurgewassen te Wageningen. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 13