Snel drogen van aardappelen dit jaar noodzakelijk Najaar meest aangewezen periode voor bekalken Stabiele situatie granen in de Sovjet-Unie Nederland 's werelds grootste uienexporteur Het natte weer van de laatste we ken speelt zowel de telers van pootaardappelen als die van kon- sumptie -aardappelen parten. Eerstgenoemden kunnen niet oog sten, terwijl laatstgenoemden veel moeite hebben met de Phytophtho- rabestrijding. In dit artikeltje wil len we proberen om aan te geven hoe men zo goed mogelijk op ge noemde problemen kan inspelen. Pootaardappelen Op het moment dat we dit schrijven, 22 augustus, is nog slechts een klein deel van het areaal geoogst. De weersvooruitzichten zijn op korte termijn ongunstig. Verzamelrooien is, behalve op de lichtste gronden, voorlopig dan ook niet mogelijk. Veel eerder zou men kunnen oogsten als men in twee werkgangen zou kunnen werken. Eerst op voorraad rooien, waarna de aardappelen bij goed drogend weer reeds na een paar uur uit het zwad kunnen worden op geraapt met een verzamelrooier, uit gerust met een uienopraapgarnituur. Dit systeem maakt niet alleen eerder rooien mogelijk, maar vermindert bovendien de kans op verspreiding van bakterieziekten. Immers de len- ticellen op de knollen sluiten zich bij drogen snel, waarna bakteriën veel moeilijker kunnen binnendringen. Nog een ander pluspunt is, dat de aardappelen vrijwel droog in de be waarplaats komen, wat de uitbrei ding van rot en "jong ziek" als gevolg van een Phytophthora-aantasting sterk beperkt. De mogelijkheid van toepassing van genoemd systeem wordt helaas beperkt door het gerin ge aantal beschikbare voorraadrooi- ers. Echter, het is in principe moge lijk om ook verzamelrooiers geschikt te maken voor voorraadrooien. Daarbij is dan wel een samenwe- ringsvorm met een tweetal verza melrooiers nodig, waarbij de ene wordt uitgerust als voorraadrooier en de andere met een uienopraapgarni tuur. Om te voorkomen dat de knol len bij het "voorraadrooien" te hoog vallen, zal men een geleideplaat on der een hoek van 3^-40 graden achterop de machine moeten beves tigen. Om bij 2 rijig rooien de geul tussen de 2 rijen op te vullen kan men aan het eind van de zeefketting onder de rooier een kleine grond- schuif bevestigen. Een dergelijke grondschuif kan de vorm hebben van een omgekeerde V en moet in hoogte verstelbaar zijn. Uit bedrijfshygiënisch oogpunt heeft een dergelijke omvangrijke samen werkingsvorm wel het nadeel dat de machines regelmatig zullen moeten worden schoongespoten. Rotte knollen Rot, zowel natrot als Phy tophthorarot, moet als het enigszins kan worden verwijderd voor de aardappelen in de bewaarplaats komen. Verwijde ring op de rooimachine verdient daarbij de voorkeur. Als dit niet mo gelijk is, dan zal men moeten probe ren om bij het inschuren zoveel mo gelijk rotte knollen uit te rapen. Het spreekt vanzelf, dat perceelsgedeel ten of spuitsporen met (veel) rot apart gerooid moeten worden en de oogst ervan afzonderlijk moet wor- Het verwaarlozen van de kalktoestand van de grond leidt vrijwel altijd tot stagnatie in de ontwikkeling van het te telen gewas. Bekalken is daarom voor de grondgebruiker een noodzaak om de pH van de bodem op het gewenste peil te brengen en te houden. Hierdoor verkrijgt men een ideaal groeimilieu. De plant kan dan een flink wortelstelsel ont wikkelen en heeft daarmee een goede opnamekapaciteit van voedings mineralen en vocht. Kalk is eveneens een van de belangrijkste peilers voor het behoud van een goede struktuur van kleigronden. Geregeld onderhoud Grondonderzoek geeft duidelijk in zicht in de kalktoestand van de grond. Uit de jaarlijkse overzichten van het grondonderzoek in Neder land blijkt dat er nog vrij veel te lage pH's voorkomen. Deze dienen met een flinke bekalking gerepareerd te worden. Omdat daarnaast door uit spoeling, door opname door het ge was en door toepassing van zuur- werkende kunstmeststoffen jaarlijks kalk uit de bouwvoor verloren gaat, moet ook het instandhouden van de pH veel aandacht hebben. Het is van belang dat genoemde verliezen re gelmatig worden aangevuld door middel van een zogenaamde onder- houdsbekalking. Hierbij moet ge dacht worden aan bijvoorbeeld één keer in de drie jaar 1500-2000 kg kalkmeststof per ha. Najaars/herfstbekalking verdient de voorkeur Kalkmeststoffen zijn over het alge meen slecht oplosbaar in water. Voordat de gestrooide kalk tot wer king komt moet eerst via het bo- demzuur een omzetting in een op losbare vorm plaatsvinden. Hiermee is enige tijd gemoeid. Het is daarom wenselijk een bekalking tijdig uit te voeren. Bekalking in najaar/herfst geeft voldoende tijd om de pH van kan dan uitstekend worden uitge voerd. Bij gebruik van een voldoen de fijne en droge kalkmeststof kan het een en ander vrijwel probleem loos verlopen. Het regelmatig bekalken van de grond is noodzakelijk om het kalk- verlies aan te vullen en daardoor de Het uitrijden van schuimaarde kan het beste in het najaar geschieden de grond tegen het voorjaar op het gewenste niveau te hebben. Er zal bij het uitvoeren van de bekalking gelet moeten worden op een zo goed mo gelijke verdeling van de kalk. Het regelmatig mengen van de goed ver deelde kalk door de hele teeltlaag Een goed geïsoleerde aardappelbewaarplaats is uiteraard in de huidige omstan digheden van groot belang (foto Dow Chem.) den opgeslagen. Aparte opslag biedt de mogelijkheid van een goede kon- trole, terwijl zodanig snel geruimd kan worden. Als regel kan uitbrei ding van rot in de bewaarplaats worden voorkomen - mits snel wordt gedroogd - als niet meer dan 1% rot voorkomt. Snel drogen na inschuren Partijen met rot en/of "jong ziek" moeten snel worden gedroogd, om verdere uitbreiding van rot te voor komen. Ook lage temperaturen ver tragen het rottingproces. Tijdens het droogproces lukt het handhaven van een lage temperatuur echter niet, zoals we verderop zullen zien. Tij dens het drogen moeten we er in elk geval voorzorgen dat de knoltempe- ratuur niet hoger wordt dan 20 gra den C. Het beste droogeffekt bij het ventileren van aardappelen wordt bereikt als de luchttemperatuur en kele graden lager is dan de tempera tuur van de aardappelen. Dit zal als regel alleen 's nachts het geval zijn. Betekent dit dat we overdag niet kunnen drogen? Dit hangt af van het temperatuurverschil tussen ventila tielucht en aardappelen en van de relatieve vochtigheid van de lucht. Bij zonnig weer, wanneer de relatie ve vochtigheid van de lucht als regel laag is, zal bij temperatuurverschil len tussen aardappelen en lucht van niet meer dan ca. 5 - 7 graden C wel droging optreden. Bepalend is, dat het dauwpunt van de lucht (dat is de temperatuur waarbij de waterdamp in de lucht kondenseert) minstens 2 graden C lager is dan de temperatuur van de aardappelen. Dit houdt in, dat om overdag effektief te kunnen drogen, de temperatuur van de aardappelen om deze tijd vaji het jaar niet lager mag zijn dan ca. 15 graden C. Bij een knoltemperatuur tussen de 15 en 18 graden C kan men - behalve bij erg lage nachttempera- turen (lager dan ca. 10 graden C) - dag en nacht ventileren. Dreigt de temperatuur van de aardappelen daarbij onder de 15 graden C te ko men, dan kan men door de lucht 's nachts 2 a 3 graden C op te warmen het droogeffekt versterken. Bovendien wordt hiermee voorko men dat de knoltemperatuur verder daalt. Ventileren tijdens regen werkt als regel averechts. Men kan dan be ter intern ventileren om te voorko men dat de temperatuur in de aard- appelhoop plaatselijk teveel oploopt. Het overdag opwarmen van de ven tilatielucht is ongewenst, omdat hierdoor de luchttemperatuur in de ze tijd van het jaar al snel boven de 20 graden C zal komen, wat gevaar lijk is met het oog op de ontwikkeling van rot. Ook ventilatie met buiten lucht tijdens hoge dagtemperaturen (boven ca. 22 graden C) is daarom af te raden. PAGV Lelystad ir. C.D. van Loon ideale pH te handhaven. Vooral ge wassen in het bouwplan die hoge eisen stellen aan de kalktoestand zijn er dankbaar voor. Het najaar is de meest aangewezen periode van het jaar om een reparatie- óf een onder- houdsbekalking uit te voeren. De laatste raming van het Ameri kaanse ministerie van Landbouw met betrekking tot de graanoogst in de Sovjet-Unie in 1985 is gehandhaafd op 190 miljoen ton, dat is gelijk aan de juli-raming. Ook handhaafde men het cijfer van 170 miljoen wat de pro- duktie in 1984 betreft. De import voor het jaar, lopende van juli 1985 t/m juni 1986 werd eveneens gehandhaafd op 39 miljoen ton, dat is aanmerkelijk minder dan de geraam de import in 1984/85 van 55 miljoen ton. Voor de verschillende graansoorten maakte het ministerie de volgende cijfers bekend voor de te verwachten invoer in 1985/86 waarbij tussen haakjes de geraamde invoer in 1984/1985: tarwe 20 miljoen ton Volgens een publikatie van de FAO werd er aan uien op de hele wereld vorig jaar 23,1 miljoen ton geoogst, tegen 22,2 miljoen in 1983 en 22,9 miljoen ton in 1982. Het aandeel van Nederland daarin bedroeg 2,5 procent ofwel 582.000 ton (grotendeels zaai- uien). In 1982 werd er eveneens 2,5 procent van het wereldtotaal in Nederland gerealiseerd; in het voor ons slechte oogstjaar 1983 was het echter maar 1,8 procent. Het Nederlandse aandeel in het wereldareaal van uien is nog veel kleiner, namelijk 0,7 procent in 1984, maar omdat Nederland per ha de grootste opbrengsten van de hele wereld behaald worden (in 1984 46,9 ton/ha, tegen 13,9 ton/ha in alle landen) is ons aan deel in de produktie dus groter. Azië is het werelddeel waar de meeste uien geteeld worden, in 1984 10,9 miljoen ton. Vooral China (3,04 miljoen ton), India (2,78 miljoen ton) en Japan (1,15 miljoen ton) en Turkije (1,10 miljoen ton) zijn grootproducen ten. Dit geldt ook voor Rusland en de Verenigde Staten, alwaar in 1984 resp. 2,15 en 1,89 miljoen ton geoogst werd. Dichter bij huis, in Europa, is het met name Spanje dat qua pro duktie althans (1,11 miljoen ton in 1984) de dienst uitmaakt. Bin nen Europa wordt Spanje ge volgd door Nederland (582.000 ton), Italië (480.000), Polen (470.000), Joegoslavië (315.000), Roemenië en Engeland (elk 300.000 ton). Export Op het gebied van de internatio nale handel in uien liggen de verhoudingen geheel anders. Op de wereldexporteurslijst staat Nederland nr. 1. In 1983 reali seerden wij met in totaal ruim 470.000 ton 28 procent van het wereldexporttotaal. Spanje, tweede op de lijst en onze groot ste konkurrent, kon toen 256.000 ton, ofwel 15 procent van het wereldtotaal, exporteren. (27,5); voergranen 19 miljoen ton (27); overige granen en rijst ongeveer 1 miljoen ton. De tarweproduktie wordt voor 1985 geraamd op 83 mil joen ton (73), de voergraanproduktie op 95 miljoen ton (86). Voorts 12 miljoen ton aan overige granen, rijst en peulvruchten. Bij wintertarwe is de verwachte da ling van 1 miljoen ton gekompen- seerd door een dienovereenkomstige stijging van de produktie van zo- mertarwe. Het graanareaal bedraagt rond de 119 miljoen ha, dat is 1 mil joen ha minder dan in 1984. Het is daarmee het kleinste areaal sinds 1971. Momenteel is men bezig de oogst binnen te halen. Na een moeilijk be gin zou de gang van zaken thans wat gunstiger zijn. De aankoopprijzen van de staat werden voor zachte en harde tarwe verhoogd, met het doel de verkopen aan de regering op te voeren. Daarbij is het o.m. de bedoeling de durum- produktie op te voeren en in het al gemeen de kwaliteit te verbeteren, alsmede verspilling bij produktie en opslag zo veel mogelijk tegen te gaan. Het lijkt in de bedoeling van de Sov jet-Unie te liggen de graanvoorraden op te voeren. De Sovjet-Unie heeft nog verplich tingen om voor 30 september nog 1,9 miljoen ton tarwe van de Ver. Staten af te nemen, alsmede 1,4 miljoen ton tarwe van Argentinië te leveren voor het einde van het jaar. Vrijdag 30 augustus 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 7