De aardappelziekte
Groninger Mij. benadert
regeringspartijen wegens slechte
situatie in land- en tuinbouw
Dagelijks bestuur van KNLC
op werkbezoek in Friesland
Groeiverloop van suikerbieten
Kwaliteitsplan rijkswateren
vastgesteld
Attentie
Attentie
Bij het nemen van deze foto was er sprake van een tijdelijke opklaring, waarbij de
regenjassen even uit konden worden getrokken.
Maandag bracht het dagelijks bes
tuur van het Koninklijk Nederlands
Landbouw Comité een werkbezoek
aan Friesland. Het gezelschap werd
in het Landbouwhuis te Leeuwarden
verwelkomd door voorzitter Geert
Hofstra van de Friese Mij van
Landbouw. Per bus ging daarna de
reis naar het kweekbedrijf Ropta-
ZPC in Metslawier, waar ZPC-voor-
zitter Jan Oosterbaan een schets gaf
van de pootgoedteelt in Friesland.
De direkteuren ir. Jan Trip en ir.
Rinnert Dankert gaven een toelich
ting op het kweekwerk. Het ge
meenschappelijke kweekbedrijf pro
duceert jaarlijks 185.000 zaailingen.
Friese Mij-hoofdbestuurslid Hidde
Norder wees op de mogelijkheden
van de teelt van vollegrondsgroente.
Daarna werd een trieste tocht ge
maakt door het ernstig door de regen
getroffen Friese akkerbouwgebied.
De situatie in het noorden is bijzon
der zorgelijk. Veel percelen aardap
pelen zijn voor een groot deel door
rot aangetast. Aan het eind van de
middag werd het veehouderijbedrijf
van Klaas van der Ploeg in Schalsum
bij Franeker bezocht. De 174 koeien
met een gemiddelde leeftijd van vier
jaar produceren in 322 dagen 8848
kilo melk met 4,16 procent vet en
3,46 procent eiwit, 's Avonds werd
het KNLC-gezelschap uitvoerig bij
gepraat over de fokkerij en de afzet
in Friesland door ir. Pieter Scheer,
direkteur van het FRS, ir. Bernard
Bijvoet, direkteur van de zuivel-
koöperatie Noord-Nederland en
ir. Ane Kranendonk, direkteur van
CCFriesland.
Gewas en weer
Het weertype is in de afgelopen periode niet gunstig geweest voor de verdere
ontwikkeling van de suikerbieten.
De gezondheidstoestand is echter nog steeds goed te noemen; het aantal
schieters is beperkt.
Resultaten monsterneming d.d. 12 augustus 1985:
Gebied
Wortelgewicht
kg/ha
Suikergehalte
Suikergewicht
kg/ha
I
Zeeland
37.000
12.2
4 500
II.
W.Brab.klei-Z.Hol1Eil
31.500
12.1
3790
III.
ZH.vast-N.Holland
33.000
12.0
3940
IV.
Z. en O. Flevoland
37.100
11.8
4380
V.
Noordoostpolder
31.400
12.0
3770
VI.
Noordelijke klei
29.400
11.5
3360
VII.
Noordelijke zandgronden
25.700
12.0
3100
VIII.
Veenkoloniën
24.800
12.4
3080
IX.
Rivierkle igebied
31.300
10.8
3390
X.
Midden en Zuid zand
29.200
11.5
3380
XI.
Löss
25.600
11.2
2910
NEDERLAND 1985
30.700
11.9
3650
NEDERLAND 1984
33.000
12.2
4030
NEDERLAND 1975 t/m 1984
33.700
13.0
4420
Kommentaar
Het wortelgewicht is wat tegen de verwachting in minder toegenomen dan
gemiddeld in vergelijkbare periodes, terwijl het suikergehalte daarentegen
een meer dan gemiddelde toename kende; per saldo blijft het suikergewicht
in toename achter.
Onze huidige oogsttaxatie op basis van het CBS-areaal is 52 ton/ha (49 Vi - 54
xh)\ het suikergehalte lijkt ook dit jaar moeite te hebben om het gemiddelde te
halen.
De taxaties per gebied variëren tussen 45 en 62 ton.
Vrijdag 23 augustus 1985
De aardappelteelt blijft dit jaar de
aandacht vragen. In juli was er
even sprake van een adempauze.
Nadien zijn de weersomstandig
heden vrijwel ononderbroken
gunstig geweest voor het optre
den van de schimmel. De snelle
groei en zware loofontwikkeling,
heeft daar nog aan bijgedragen.
Deze abnormaal gunstige om
standigheden doorkruisten elk
spuitschema, nog afgezien van de
onberijdbaarheid vaak van het
land en minder geschikt vlieg
weer. Geen kwestie dus van een
nieuwe vorm van phytophtora of
van een verminderde werkzaam
heid van maneb/tin, in welke
vorm dan ook.
Tot 1982 leek het of de aardap
pelziekte een overwonnen
"kwaad" was 1985 leert ons wel
anders. In de eerste plaats dat
aardappelafvalhopen radikaal en
tijdig geruimd dienen te worden.
Verder dat er nog strengere eisen
gesteld moeten worden aan het
pootgoed in dit verband.
Wat de situatie van dit moment
betreft staat vast dat dit jaar in tal
van gevallen niet de rooidatum
maar de phytophtora-aantasting
bepalend zal zijn voor het tijdstip
van doodspuiten. Een situatie
waar menigeen - zeker onder de
jongeren - wel moeite mee zal
hebben.
Als norm voor het doodspuiten
wordt gehanteerd: 20% van de
planten aangetast. Op het eerste
gezicht een erg lage spuitdrem-
pel. Maar...
- de enorme ziektedruk,
- plekken met reeds door de
ziekte afgestorven loof.
- hier en daar al zieke knollen,
- de beruchte dauwnachten om
deze tijd van het jaar,
- tot ver in de voormiddag du
rende blad-natperioden,
en een grond die geen kans krijgt
op te drogen geven aan dat er met
deze norm niet te veel gemar
chandeerd kan worden. Een pe
riode met droog weer biedt dan
nog wel enige verlichting maar in
veel gevallen is "het kwaad" al te
ver voortgeschreden om soelaas
te bieden.
Wat de middelen voor het dood
spuiten betreft moet - onder deze
omstandigheden - het gebruik
van Purivel worden afgeraden.
Door dinoseb in olie en Reglone
worden de aanwezige sporen wel
bestreden; een ekstra behande
ling met bijvoorbeeld gekoncen-
treerde tinprodukten, vóór of na
het doodspuiten, heeft (evenals
het toevoegen aan het doodspuit-
middel zelf) dan ook weinig zin.
Tenslotte
Het is zaak om een gezond gewas
ook gezond te houden. Dat houdt
in dat men tot het laatste toe in
tensief moet blijven spuiten. Op
gemerkt kan nog worden dat wat
werking en (dus) ook wat de tus
senruimte tussen twee bespuitin
gen betreft, alle tinbevattende
middelen als gelijkwaardig be
schouwd kunnen worden.
Maar als men - kwa ziekteaan
tasting - aan doodspuiten toe is,
stel het dan ook niet onnodig uit.
De bedoeling is immers een
maksimum aan leverbaar pro-
dukt.
P. Verhage
Konsulentschap voor de Akker
bouw en de Tuinbouw Goes
Vooral in het noorden van ons land
verslechtert de algehele situatie in
de land- en tuinbouw als gevolg van
de huidige slechte weersomstandig
heden snel, de gevolgen van de
voortdurende regenval nemen steeds
ernstiger vormen aan.
Het dagelijks bestuur van de Gro
ninger Maatschappij van Landbouw,
dat in een speciaal daarvoor belegde
vergadering op maandag 18 augustus
de situatie inventariseerde, konsta-
teerde dat vrijwel alle gewassen in
middels schade hebben opgelopen
en dat met name in Noord-Gronin-
gen de schade aanzienlijk is.
In een aantal percelen aardappelen
treedt reeds rot op, granen vertonen
steeds meer schot (uitlopen in de aar)
en ook bij de bieten stagneert de
groei op veel percelen ernstig.
Veel veehouders (naar schatting de
helft) hebben hun vee inmiddels dag
en nacht opgestald, waarbij de win
tervoorraad wordt aangesproken en
ekstra kosten worden gemaakt. De
melkproduktie loopt bovendien nog
al terug.
Als het vee overdag in het land loopt,
wordt veel gras vertrapt, en ontstaat
er aanzienlijke schade aan de gras
mat.
De graanoogst en de ruwvoederoogst
stagneren. Waar tussen de buien
door wel wordt geoogst, ontstaat
kwaliteitsverlies. In granen is boven
dien sprake van hoge vochtgehalten.
Veel wintertarwe is aangetast door
aarziekten, waarbij opbrengstver
minderingen van 1500-2000 kg per
ha worden verwacht.
Ook bij graszaad en erwten voor de
droge oogst treedt aanzienlijke scha
de op, als gevolg van doorwas, uitval
en kwaliteitsverlies, terwijl ook in de
tuinbouw in de open grond de op
brengsten sterk tegenvallen.
In de glastuinbouw tenslotte wordt
men gekonfronteerd met hoge
stookkosten.
Telegram aan regeringspartijen
Het dagelijks bestuur van de Gro
ninger Maatschappij van Landbouw
besloot zijn verontrusting over de
huidige situatie per telegram ken
baar te maken aan de regeringspar
tijen CDA en VVD.
Het dagelijks bestuur konstateerde
daarbij dat zowel het falende Brus
selse markt- en prijsbeleid, het on
voldoende Brusselse interventiebe-
leid als ook de onvoldoende lasten
verlichting voor de agrarische zelf
standigen de financiële positie van
veel bedrijven heeft aangetast. Nor
male bedrijfsrisiko's, zoals de huidi
ge slechte weersomstandigheden,
zijn daardoor niet of nauwelijks nog
op te vangen.
Het dagelijks bestuur verzoekt de
voornoemde partijen als eerst ver
antwoordelijk voor dit beleid met
klem de toegezegde lastenverlichting
thans eindelijk een toe te spitsen op
agrarische zelfstandigen en pleit er in
dit verband ook voor de huidige re
geling met betrekking tot de WIR
(Wet Investerings Rekening) voor de
land- en tuinbouw te handhaven.
Het dagelijks bestuur van de Gro
ninger Maatschappij van Landbouw
heeft de voornoemde partijen tevens
uitgenodigd zich in het gebied op de
hoogte te stellen van de zorgwek
kende situatie.
Minister Smit-Kroes van Verkeer en
Waterstaat en minister Winsemius
van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer hebben
een ontwerp voor een rijkswaterkwa
liteitsplan opgesteld. Dit plan geeft
voor de wateren waarvan het kwali
teitsbeheer bij het rijk berust, de
funkties en de kwaliteitsdoelstellin
gen aan. Ook geeft het plan de maa
tregelen aan die getroffen moeten
worden en een overzicht van de kos
ten.
Er zijn vele uiteenlopende belangen
gemoeid met de waterhuishouding
van de rijkswateren. Een aantal van
die belangen stelt in meer of mindere
mate eisen aan de kwaliteit van het
oppervlaktewater, zoals drinkwater,
zwemwater, viswater. Aan andere
belangen zijn geen eisen verbonden,
maar zij kunnen wel de kwaliteit
beïnvloeden, bijvoorbeeld de
scheepvaart, de veiligheid, de zand-,
grind- en kleiwinning.
Het kwaliteitsplan richt zich op het
oppervlaktewater. Daarbij is ge
tracht alle belangen zo goed mogelijk
met elkaar in overeenstemming te
brengen. Voorts is bij de vaststelling
van de funkties en de doelstellingen
aangesloten bij de hoofdlijnen van
het Indikatief Meerjarenprogramma
Water, namelijk vermindering van
de verontreiniging - door zuivering
bij de bron - het beschermen van de
bestaande kwaliteit, waar die van
voldoende niveau is en de algemeen
geldende basiskwaliteit. Onder ba
siskwaliteit verstaat men een eerste
beschermingsniveau voor het aqua-*
tisch leven. Deze laatste doelstelling
is dan ook voor alle rijkswateren
vastgesteld. Per gebied wordt de
funktie die de hoogste eisen aan de
waterkwaliteit stelt, als norm voor
die kwaliteit gehanteerd.
De investeringskosten voor het kwa
liteitsplan voor de rijkswateren zijn
geraamd op ongeveer 1900 miljoen
gulden, waarin uit het rijksheffin-
genfonds ongeveer één miljard
wordt bijgedragen. De uitvoering
van het saneringsprogramma zal on
geveer in 1990 voltooid zijn.