Bedrijfsrisiko
dtasp
zegge en schrijve
zuidelijke landbouw maatschappij
Landbouwschap:
Verliesregeling WIR onmisbaar
voor agrarische bedrijven
Bedrijfsrisiko
Vraagpunt
Inleveringspercentage
totaalstoppers derde
opkoopregeling melk verlaagd
GTfD
VRIJDAG 23 AUGUSTUS 1985
65e JAARGANG NO.3795
land- en
tuinbouwblad
Vorige week was het 15 augustus dus "alf-oegst"' Andere jaren zag men dan overal de kombines aan het werk om de
graanoogst te bergen. Dit jaar was er echter tot nu toe weinig aktiviteit. Enerzijds doordat het aanhoudend te nat is,
anderzijds is het graan op de meeste percelen laat rijp. Over de problemen die dit alles meebrengt kunt u uitgebreid lezen in
de rubriek "Uit de praktijk
Het Landbouwschap heeft een klemmend beroep op
minister Braks van Landbouw en Visserij gedaan om
afschaffing van de negatieve aanslagregeling in de WIR
te voorkomen. Volgens persberichten heeft het kabinet
eerder deze maand besloten de investeringssteun voor
verliesgevende bedrijven per 1 januari 1986 af te schaf
fen. Het Landbouwschap is van oordeel dat dit juist in de
agrarische sektor met zijn sterk wisselende bedrijfsresul
taten zeer negatieve gevolgen zal hebben voor de inko
mensvorming en de werkgelegenheid.
De negatieve aanslagregeling van de WIR is bedoeld om
bedrijven die met verlies werken toch in aanmerking te
laten komen voor investeringsfaciliteiten. Het is een pu
bliek geheim dat buitenlandse bedrijven met een vesti
ging in Nederland van deze bepaling misbruik maken.
Ook het Landbouwschap staat op het standpunt dat
oneigenlijk gebruik van de negatieve aanslagregeling
door een aanpassing van de wet moet worden voorko
men. Volledig schrappen van de regeling heeft echter tot
gevolg dat een voor de agrarische bedrijven onmisbaar
instrument komt te vervallen, aldus het Landbouwschap
in een brandbrief aan minister Braks.
Volgens het schap zal het verdwijnen van de negatieve
aanslagregeling vooral gevolgen hebben voor startende
bedrijven, die in de aanloopfase meestal met verlies te
maken hebben. Daarnaast verschaft de regeling agrari
sche bedrijven zekerheid over liquiditeit en financiering
bij investeringen. Het Landbouwschap wijst minister
Braks erop dat de bedrijfsresultaten van een agrarisch
bedrijf als gevolg van de wisselende weers- en marktom
standigheden sterk kunnen fluktueren. Juist in jaren
waarin investeringen noodzakelijk zijn, zouden bedrijven
door het wegvallen van de negatieve aanslagregeling van
investeringspremies zijn uitgesloten, zo zegt het Land
bouwschap.
Alle praktijkschrijvers in ons blad van deze week zijn het
er roerend ovei* eens dat het de hoogste tijd is dat de
oogst wordt binnengehaald wil de schade nog te overzien
zijn. Alle hoop is daarom gericht op beter weer. Reeds nu
zijn er in het zuidwesten in meer of mindere mate pro
blemen met diverse gewassen zoals graszaad, erwten en
vlas. Eén en ander is natuurlijk niet bevorderlijk voor de
stemming onder de bedrijfsgenoten. Gelukkig is het op
dit moment nog niet allemaal kommer en kwel wat de
klok slaat. In de landbouw is al meermalen bewezen dat
er in korte tijd veel (ten goede) kan veranderen. Maar het
wordt wel kort dag zodat als het weer omslaat er in korte
tijd zeer veel werk verzet zal moeten worden. Hopelijk
wordt dan de veiligheid niet uit het oog verloren! Uit
veehouderijkringen zijn de berichten gelukkig minder
zorgelijk. Verschillende gebieden melden ëen voldoende
ruwvoerpositie en 'n goede kwaliteit van de voorjaarskuil.
Ook de snijmais staat er tot nu toe over het algemeen nog
redelijk bij. En in tegenstelling tot het noorden van het
land behoefde het vee in ons werkgebied voor zover ik
weet nog vrijwel nergens opgestald te worden.
De land- en tuinbouw is nog altijd sterk afhankelijk van
het weer. Dat blijkt nu ook deze zomer weer. Dat is het lot
van de land- en tuinbouw en de praktijk ervaart dit dan
ook als een normaal bedrijfsrisiko. Iets anders is of dit
risiko ook door de bedrijven gedragen kan worden. Dit
zou zo moeten zijn maar in de praktijk blijken de reserves
vaak onvoldoende om dit soort tegenvallers het hoofd te
bieden. Dit is in veel gevallen terug te voeren op het
fiskale klimaat waardoor de bedrijven niet in staat zijn om
voldoende reserves op te bouwen. Vanuit de georgani
seerde landbouw zullen wij daarom eens te meer bij de
politiek aandacht moeten vragen voor (fiskale) maatre
gelen in de sfeer van lastenverlichting waardoor grote
tegenvallers in de bedrijfsvoering kunnen worden opge
vangen. Voor de fruitteelt is wat de vorstschade betreft
het stadium van het normale bedrijfsrisiko overigens wel
voorbij. De laatste weken tekenen zich meer en meer
rampzalige ontwikkelingen af. Steeds meer (pere-) bo
men blijken uiteindelijk toch nog het loodje te leggen. En
of dat nog niet genoeg is zijn er ook nogal wat percelen
verhageld. De gevolgen van met name de vorstschade
voor de boom- en fruitteelt zijn in feite nog steeds niet te
overzien. Bij het vaststellen van steunmaatregelen en de
verdeling van de beschikbare gelden zal daarom de
grootste zorgvuldigheid in acht moeten worden geno
men. Haastige spoed lijkt mij in dit geval beslist niet
goed. Het besluit van het Landbouwschap om één en
ander nog eens nader te bezien is alleen daarom al een
verstandig besluit'
Het bestuur van het OntwikJcelings- en Saneringsfonds
voor de Landbouw heeft besloten de Derde Opkoopre
geling melk voor melkveehouders, die hun produktie ge
heel beëindigen te versoepelen.
Melkveehouders die hun produktie geheel beëindigen
dienen om in aanmerking te komen voor een bijdrage
niet meer 60% van de heffingvrije hoeveelheid melk die
hen voor het lopende melkprijsjaar was toegewezen over
te dragen, maar nog slechts 25%.
Het bestuur is hiertoe overgegaan om ook aanvragers, die
gedurende dit melkprijsjaar reeds meer dan 40% van hun
heffingvrije hoeveelheid melk hebben afgeleverd in de
gelegenheid te stellen van de regeling gebruik te maken.
De uitwerking van het ZLM-vraagpunt '84/'85 over de
voorlichting wordt op 2 september in het hoofdbestuur
besproken en zal daarna in ons blad worden gepubli
ceerd. Het blijkt dat de afdelingen het niet gemakkelijk
hebben gehad met de beantwoording van de vragen.
Niettemin hebben 53 afdelingen (van de 86) een rapport
ingezonden. Uit de beantwoording blijkt dat de voorlich
ter nogal eens gezien wordt als "begeleider'' waarop
men een beroep doet als er problemen zijn. In een aantal
gevallen kan het dan echter te laat zijn. Veel beter is het
daarom de voorlichter in een eerder stadium om advies te
vragen: bezint eer gij begint. Unaniem zijn de afdelingen
van mening dat er ook in de toekomst een gratis beroep
moet kunnen worden gedaan op zowel de sev als de
bedrijfsvoorlichter. Voor ekstra voorlichting is bijna de
helft van de inzenders niet bereid te betalen en een kwart
wil dat wel. Opvallend in dit verband is echter dat men er
eigenlijk geen idee van heeft wat er nu eigenlijk (indirekt)
aan voorlichting per bedrijf betaald wordt: de schattingen
lopen uiteen van vier gulden tot tweehonderd gulden per
hektare en bijna de helft zegt er geen idee van te hebben.
Het zou dus inderdaad verhelderend kunnen werken
wanneer de kosten van de diverse voorlichtingsdiensten
eens op een rijtje werden gezet. Dat zou wel eens verras
sende resultaten kunnen opleveren. Een belangrijke
konklusie uit het vraagpunt is ook dat boer en tuinder de
voorlichting efficiënter kunnen benutten door lid te wor
den van gewas- en bedrijfsekonomische studieklubs. Niet
in het minst omdat men vooral van elkaar veel leert.
Gevraagd wordt verder om de voorlichting vooral te rich
ten op het bevorderen van het ondernemerschap. Dat
laatste is natuurlijk een waarheid als een koe waar helaas
ook in de praktijk van de land- en tuinbouw wel eens aan
voorbij wordt gegaan.
Oggel