Welke groenbemesters
kunnen nog worden ingezaaid?
Cirkelmaaien als
herfstbehandeling in
veldbeemd en roodzwenk
Stro is organische stof
Konklusies
Eerstejaars veldbeemd en
roodzwenk.
Overjarig veldbeemd en
roodzwenk.
korte wenken
akkerbouw
In dit artikel gaat de schrijver ervan uit dat het nut van een groenbe-
mester voor de struktuur van de grond voldoende bekend is. De vraag
die dan nog rijst is: "Welke groenbemester moet/kunt u nog gebrui
ken?" Om hierop een antwoord te geven is het noodzakelijk om de
eigenschappen van elke groenbemester te weten. In de Beschrijvende
Rassenlijst voor landbouwgewassen treft u een goede opsomming aan.
Hieruit zullen de belangrijkste punten worden aangehaald.
Gezien het tijdstip in het groeisei
zoen komen nog maar enkele groen
bemesters voor inzaai in aanmer
king. Tabel 1 geeft een algemeen
overzicht omtrent de mogelijkheden
van inzaai, zaadhoeveelheid en de
benodigde stikstofbemesting.
Daarnaast komen binnen een soort
groenbemester rassenverschillen
voor. Het meest aktuele en spreken
de voorbeeld doet zich voor met be
trekking tot de resistentie tegen het
bietecysteaaltje bij bladrammenas en
gele mosterd.
Normaal gesproken kunnen de (wit
te en gele) biete
Tabel 1
cysteaaltjes zich vermeerderen op
bladrammenas en gele mosterd, het
geen voor de suikerbietenteelt on
gunstig is. Nu echter zijn er rassen
van deze gewassen die minder wor
den aangetast door het bietecys
teaaltje. Op laboratoriumschaal zijn
namelijk proeven uitgevoerd bij een
optimumtemperatuur (22 graden C)
voor de bietecysteaaltjes. Alleen is in
de nazomer in het veld de bodem-
temperatuur aanzienlijk lager, waar
door de lokking en dus de uitzieking
minder is dan bij vroege zaai (juni).
Bij uitzaai na 1 augustus mag daar
om niet worden verwacht dat een
zaad
N-
•gift
qroenbemester
zaaiti.jd
hoeveelheid (kq)
(kq zuivere N)
Wikken
juli-10 aug.
100
-
-
60
Italiaans raaigras
juli-20 aug.
35
50
a
Westerwolds
aug.
50
50
a
60
Bladrammenas
aug.-begin sept.
20
70
a
80
Gele mosterd
half aug.-10 sept.
20
70
s
80
belangrijke biologische bestrijding
van het bietecysteaaltje zal worden
verkregen. Wel heeft de teelt van een
resistent ras dan ongeveer hetzelfde
effekt op de besmettingsgraad van de
grond als het braak laten liggen of
het telen van een "neutraal" gewas.
Naast het bietecysteaaltje en het
tijdstip van inzaaien speelt de mate
van verslemping een belangrijke rol.
Op sterk slempgevoelige percelen
hebben grassen in verband met hun
sterk ontwikkeld wortelstelsel de
voorkeur. Het nadeel van Wester-
wolds raaigras is echter dat dit gewas
snel doorschiet en weer zaad vormt.
Vanwege de grote kans op proble
men met opslag wordt dit gewas
nauwelijks meer gebruikt. Italiaans
Voor behoud en verbetering van de struktuur van de grond kan een groenbe
mester een belangrijke bijdrage leveren
raaigras geeft veel minder zaadop
slagproblemen.
In grasgroenbemesters kan indien
Tabel 2 Overzicht van rasei
(oem. .1579 t/m 1994
iqenschappen bij bladrammenas
4) en oelemosterd (1931 t/m 1984)
resistentie tegen
ras
bietecysteaalt ie
vorstqevoeliqheid
Pegletta (A)
n
8*
Sereno (B)
6
9
Levana (B)
4
8
Siletina (B)
3
8
Resal (N)
7è
n
Gele mosterd
Emergo (N)
n
groot
Bron: Rassenbericht
RIVR0 nr. 705
1)
Gele mosterd is echter wel sterk vatbaar voor knolvoet.
nodig nog met groeistoffen tegen
wortelonkruiden worden gespoten.
Een goede organische stofvoorzie-
ning is van groot belang voor het
behoud van de bodemstruktuur.
De tijdig vrijkomende stoppels kun
nen benut worden voor de inzaai van
een groenbemester.
De soortkeuze wordt vooral bepaald
door het tijdstip van zaaien. Daar
naast spelen faktoren als grondsoort,
behoefte aan onkruidbestrijding,
bestrijding bietecysteaaltje e.d. een
rol.
De specialist Bodem en Bemesting,
N.J. Molenaar
Sinds 1980 zijn er op de proefboer-
derij Rusthoeve proeven geweest
over herfstbehandeling van 1-jarig
roodzwenk en veldbeemd. Dit on
derzoek is in 1984 afgesloten. Hier
onder ziet u de resultaten. Ook met
de behandeling van overjarige ge
wassen zijn er inmiddels wat erva
ringen.
Veel halmen kunnen verwacht wor
den van gewassen die goed ontwik
keld onder de dekvrucht vandaan
komen en die voor de winter veel
sterke spruiten vormen. Bij de teelt
onder wintertarwe ontstaat vaak een
ruig gewas met lange, slappe sprui
ten (ten gevolge van lichtgebrek in de
tarwe). Uit de proeven bleek dat
vooral veldbeemd meer zaad produ
ceert wanneer vlak na de oogst van
de tarwe kort wordt gemaaid (zie ta
bel 1).
Belangrijk is dat zo vroeg mogelijk
wordt gemaaid en dat er zo min mo
gelijk bedekking optreedt voor ge-
wasresten. In de proeven is daarom
gebruik gemaakt van een (boom
gaard) cirkelmaaier. De stoppelres-
ten worden daarmee kort gemaaid
en tevens worden de kaf- en stroba-
nen goed uiteengeslagen. Daarnaast
worden de aanwezige gestrekte gras
spuiten ingekort. Bij velbeemd is het
erg belangrijk om kort te maaien. De
maaier mag daarbij best af en toe de
grond raken. Door deze bewerking
ontstaan korte gedrongen spruiten
en behoudt het gewas een open
structuur, zodat er óók tijdens de
strekking méér licht in het gewas kan
komen.
Roodzwenk mag niet te kort
gemaaid worden omdat deze de ei
genschap heeft dat het groeipunt
verder omhoog groeit. Bij wegmaai
en van het groeipunt ontstaat er geen
halm meer. Waarschijnlijk is dit een
reden waarom het effect van cirkel-
maaien op roodzwenk wat minder is.
Resumerend kunnen we stellen dat
vroeg cirkelmaaien vlak na de tar
weoogst, beter is dan laat cirkel-
maaien (soms is twee keer maaien
noodzakelijk). Bij veldbeemd ont
staat het maximale effect bij erg kort
maaien. Hiervoor moet het land
goed vlak liggen. Roodzwenk moet
iets langer gemaaid worden.
Bij overjarige gewassen kan de gras
zode te dicht worden. Dit komt
vooral door oude afgestorven stop
pels en blad én een te sterke uitstoe-
ling. De herfstbehandeling dient
erop gericht te zijn oude gewasresten
op te ruimen en de geWasgroei te
beperken tot een beperkt aantal gro
te spruiten. Het traditioneel maaien
en afvoeren is arbeidsintensief, maar
brengt een snede gras of hooi op.
Voorzichtig geconcludeerd blijkt cir
kelmaaien ook op overjarige perce
len goed te voldoen. Deze methode is
bovendien minder arbeidsintensief
(zie tabel 2).
Op overjarig roodzwenk zijn ook
hier de ervaringen dat kort maaien
gevaarlijk is zeker op gewoon rood
zwenk. De uitlopervormende types
kunnen méér verdragen.
Bovenstaande cijfers zijn gebaseerd
op proeven van 1 jaar, zodat er
voorzichtig mee omgegaan moet
worden. Praktijkervaringen wijzen
echter geheel in deze richting.
ing. W.L. v.d. Ree.
Tabel 1.
De invloed van kort cirkelmaaien na de oogst van de tarwedekvrucht op de
zaadprcduktie van eerstejaars veldbeemd (6 proeven) en eerstejaars rood
zwenk (4 proeven) 1980-1984 (opbrengst in kg netto per ha)
cirkelmaaien
niet
eind aug.
half okt.
cirkelmaaien
veldbeemd
1396
1322
1171
roodzwenk
1334
1302
1226
Tabel 2.
De invloed van de herfstbehandeling op de zaadproduktie van overjarig
veldbeemd (in verhoudingsgetallen, 100 1890 ig) 1983
3 keer cirkelmaaien kort (2,5 cm)
107
3 keer cirkelmaaien lang (7,5 cm)
99
3 keer cirkelmaaien kort afharken
113
3 keer maaibalk (5 cm)
108
maaien afvoeren (7,5 cm)
100
niet gemaaid
62
Vrijdag 16 augustus 1985
Bij de opbrengstvorming van graszaad spelen hoofdzakelijk het aantal
bloeihalmen en de zaadzetting een grote rol. De zaadzetting is vooral
afhankelijk van de weersomstandigheden, zodat men daar als teler
weinig invloed op heeft. Op de andere opbrengstvormende faktor, het
aantal bloeihalmen, heeft de teler veel meer invloed. Belangrijk hierbij
is, hoe de gewassen de winter in gaan. Naarmate de graszode in de
herfst beter opgeschoond en uitgedund is, zullen in het voorjaar meer
halmen gaan schieten en bloeien. Hierdoor kan de teler al voer de
winter zorgen dat de mogelijkheden voor een hoge produktie aanwezig
zijn. "Moeder natuur" zal de rest moeten doen.
Zeer terecht wordt veel betekenis toegekend aan organische stof voor behoud
of verbetering van de struktuur van de grond. In verband hiermee kan het
nuttig zijn om kennis te nemen van onderstaande gegevens diewe aantroffen
in het maandorgaan "De akkerbouw" van het Konsulentschap voor de Ak
kerbouw in de IJsselmeerpolders en Noord-Holland. Ter verduidelijking:
onder "effektieve organische stof' wordt verstaan de hoeveelheid organische
stof die na één jaar nog aanwezig is.
Uit de cijfers blijkt dat bij het onderploegen van stro gemiddeld ca. 3000 kg
verse organische stof ekstra op het land achterblijft in vergelijking met het.
oogsten van stro.
Gewas
Oogsten van stro
Stro onderploegen
verse organi
effektieve or
verse organi
effektieve or
sche stof
ganische stof
sche stof
ganische stof
Wintertarwe
5200
1640
8500
2630
Zomertarwe
5200
1630
8400
2590
Win tergerst
5000
1570
7600
2350
Zomer gerst
4200
1310
6300
1940
Haver
5000
1570
8000
2470
BIETEC YSTEAALTJES kun -
nen veel schade doen in het biete
gewas. Om schade te voorkomen
kan een grondontsmetting worden
uitgevoerd. Dit is echter pas ren
dabel bij een vrij zware besmetting
van het perceel. Ga dus niet te snel
ontsmetten en laat u leiden door
een grondmonsteronderzoek.
GROND ONTSMETTEN berust
op het inbrengen van een vloeistof
op 18 a 20 cm diepte in de bouw-
voor. Een ontsmetting slaagt al
leen als de bodemstruktuur goed is
en het grondoppervlak goed kan
worden afgedicht.
ONTSMET U OP KAAL land,
dan moet u er voor zorgen dat de
grond vlak ligt. Dit is op kleigrond
te bereiken met aangedreven
werktuigen, zoals tanden- en ha-
kenfrezen of de rotorkopegge.
Verwijder gewasresten van het
perceel en haal nooit met een ploeg
of kultivator slecht verkruimelba-
re grond naar boven. Dit maakt
afdichten onmogelijk.
ONTSMETTEN ineengrasgroen-
bemester is eveneens mogelijk. De
grond moet voldoende vochtig zijn
en een goede struktuur hebben.
Ook moet het perceel vlak liggen
zonder sporen en grote kluiten.
Het onderdoor ontsmetten moet
plaatsvinden in een goed ontwik
kelde groenbemester. Is dit niet
het geval, dan kunt u beter een
jaar met ontsmetten wachten.
BLADVLEKKENZIEKTE in
knolselderij breidt zich bij warm,
vochtig weer snel uit. Om vlug
uitbreiden van deze ziekte te voor
komen kunt u bij deze weersom
standigheden één of meerdere ke
ren een systemisch middel - zoals
Benomyl of Carbendazim - spui
ten.