Kuikens kunnen bij een lagere temperatuur worden gehouden zonder dat hun weerstandsvermogen daalt Voederwaarde voorjaarskuilen gunstig Promotie-onderzoek wijst uit: Invloed temperatuur us- Methode Afweerstoffen Fokschapendagen te 's Hertogenbosch korte wenken veehouderij Konstante of wisselende, hoge of lage temperaturen, waarbij echter bepaalde minima en maxima niet overschreden mogen worden, hebben geen nadelig effekt op het weerstandsvermogen tegen infektieziekten bij kuikens. De gemiddelde temperatuur in de hokken kan omlaag zonder dat dit verlies in weerstand geeft. Wel wordt bij lagere tempe raturen meer voer opgenomen. Dit zijn enkele konklusies uit het onderzoek van ir. A.M. Henken naar het effekt van de omgevingstemperatuur op de immuun-respons en stofwisseling van kuikens. Hij is op dit onderwerp op 1 december aan de Landbouwhogeschool gepromoveerd. In ons dagelijks taalgebruik zijn er een aantal uitdrukkingen, die aan geven dat klimaatsfaktoren de ge zondheid kunnen schaden: "kouvat ten" en "op de tocht staan" bijvoor beeld. Maar hoe die klimaatsfakto ren nu precies op de gezondheid in werken is niet bekend, ook niet wat onze landbouwhuisdieren betreft. In principe kan het stalklimaat via twee wegen het optreden van infek tieziekten beïnvloeden: via de ziek teverwekker of via het weerstands vermogen van het dier zelf. In zijn onderzoek heeft Henken de tweede mogelijkheid bestudeerd via een modelmatige benadering. Tegelijk onderzocht hij of een veranderd weerstandsvermogen samenhangt met een veranderde energiehuishou ding (hogere of lagere warmte-pro- duktie) van het dier. Henken heeft een duidelijke relatie tussen kli maatsomstandigheden en het weer standsvermogen kunnen aantonen, namelijk dat de weerstand van het dier wel negatief wordt beïnvloed door plotseling optredende tempe ratuursveranderingen, maar niet door de hoogte van de temperatuur als zodanig. Evenmin is een kontinue schommeling in temperatuur nade- De aanleiding van het onderzoek van Henken kwam uit de praktijk van de veehouderij. Er bestaat nogal verschil in het optreden van ziekten (b.v. longaandoeningen bij varkens) tussen bedrijven en ook tussen stal len op één bedrijf. Eerder werd aan getoond dat deze verschillen mede veroorzaakt worden door verschillen in stalklimaat (o.a. temperatuur), maar het was nog niet mogelijk te beoordelen of dat kwam door beïn vloeding van de ziekteverwekkers (b.v. soort of aantal bakteriën) of 'door beïnvloeding van het weer standsvermogen van het dier zelf. Henken heeft die laatste mogelijk heid nu onderzocht en wel bij kui kens. Kuikens werden bij verschillende temperaturen in klimaatkamers ge plaatst. Na een aanpassingsperiode werden de dieren met rode bloed cellen van schapen ingespoten. Daartegen gaan de kuikens, zonder dat ze er overigens ziek van worden, afweerstoffen maken. Van die af- weerstoffen is de hoeveelheid en ak- tiviteit te meten. Naast het feit dat de kuikens er niet ziek van worden, is een ander voordeel van het gebruik van schaperodebloedcellen dat ze igoed te doseren zijn. Voor een ziek teverwekker als een virus is dat veel moeilijker. Door vlak voor het in spuiten bij de kuikens de tempera tuur te veranderen is ook het effekt van aanpassing aan een bepaalde temperatuur op het weerstandsver mogen gemeten. De verwachting was dat de dieren bij een hoge temperatuur minder af weerstoffen zouden maken en bij een gematigde lage temperatuur meer. Gebleken is echter dat er zowel bij hogere als lagere temperaturen meer afweerstoffen geproduceerd worden dan bij een normale temperatuur van 25 graden Celsius. Echter als de temperatuur plotseling verandert, is er eerst een aanpassingsperiode Zonder weerstandsverlies kan de temperatuur in de hokken omlaag. waarin de dieren minder weerstand hebben. Die weerstand ontwikkelt zich het beste als de temperatuur in de hokken steeds schommelt binnen een bepaalde marge, dus niet al te extreem. In het onderzoek werd de produktie van'afweerstoffen door de dieren bij verschillende temperaturen onder zocht: een standaardtemperatuur van 25 graden Celsius (voor de kon- trole-groep), konstante temperatu ren van 15 en 35 graden en tempera turen die schommelden tussen de 10 en 20 of tussen de 30 en 40 graden. Bij elk temperatuurregime werd bovendien nog geëxperimenteerd met uiteenlopende voerniveaus. Uit dat voer-onderzoek kwam naar vo ren dat als de dieren bij lage tempe raturen beperkt gevoerd worden ze meer afweerstoffen produceren dan wanneer ze niet beperkt worden in hun voeropname. Bij lage tempera turen hoeven de dieren overigens niet minder snel te groeien, maar ze nemen wel meer voer op, zodat de voederkonversie ongunstiger wordt. Stookkosten en voerkosten zijn dus uitwisselbaar. De keuze daartussen zal afhangen van de prijsverhouding tussen beide soorten kosten. Tenslotte is gebleken dat de kuikens 's nachts een lagere temperatuursbe- hoefte hadden dan overdag. Een wisselend temperatuurregime met 's nachts lagere temperaturen is dus heel goed bruikbaar. De dieren wor den daardoor niet extra belast, om dat ook hun temperatuursbehoefte wisselt binnen een 24-uur periode. Bovendien blijkt dat de dieren bij een dergelijk temperatuurregime eerder meer dan minder afweerstof fen kunnen produceren. Dit laatste geldt niet als de temperaturen echt extreem laag worden, want bij een schommelende temperatuur tussen 5 en 15 graden werden minder af weerstoffen geproduceerd. Bij toe passing van een wisselend tempera tuurregime moet er dan ook wel voor gezorgd worden dat bepaalde mini ma en maxima niet overschreden worden Uit de eerste resultaten van het ruw- voederonderzoek bij het Bedrijfsla- boratorium te Oosterbeek blijkt dat de voederwaarde van de voorjaars kuilen, oogst 1985 gemiddeld gunstig is. Met een gemiddelde VEM van 801 bij de graskuilen zonder toevoeging, neemt 1985 over een periode van acht jaren de derde plaats in en moet daarmee de voorjaren van 1980 (861) en 1982 (819) voor laten gaan. Na een tweetal natte voorjaren met matige tot zeer matige resultaten is het een verademing om weer gemid deld goede resultaten te kunnen melden. Voor wat betreft de kuilen zonder toevoeging is een gemiddeld dagrantsoen van de voorjaarskuilen van 1985 bijna eén kg standaard (kracht)voer beter dan van 1984 en een halve kg beter dan van 1983. Opvallend is verder dat er sneller wordt gewerkt in de praktijk. Het gemiddelde ds-gehalte dat zich bij de kuilen zonder toevoeging in de ze ventiger en begin tachtiger jaren ge middeld (ruim) boven de vijftig pro cent bewoog, ligt er nu duidelijk on der. Vrijdag 16 augustus 1985 Deze tendens wordt ook opvallend weergegeven in de tabel van de spreiding van de veldperiode. Bij een hoog percentage kuilen is de ammoniakfraktie dit voorjaar gun stig laag en dat geeft goede hoop op weinig sporen van het ongewenste boterzuur. Ook dit voorjaar is er weer ruim gebruik gemaakt van toe voegmiddelen. Uit de onderzoekre sultaten blijkt dat deze vooral wor den gebruikt bij relatief jong mate riaal (lager ruwe celstof). Inzending hoog Ondanks het feit dat dit overzicht eerder verschijnt dan in voorgaande jaren, is het aantal onderzochte monsters aanzienlijk groter. Dit is enerzijds een gevolg van de grote belangstelling voor dit onder zoek in de praktijk, terwijl daarnaast twee weken eerder kon worden be gonnen met de bemonstering. Momenteel wordt bemonsterd, zo dra de kuil koud stabiel) is en dat is bij goed aangereden en goed afge dekte kuilen met ongeveer twee we ken het geval. De Werkgroep Ruw- voederwaardering, waarin vertegen woordigers van Instituten, Proefsta tions en Voorlichters op veevoe dingsterrein zitting hebben, heeft in gestemd met deze wijze van werken. VEM waarde De VEM waarde was in vergelijking met voorgaande jaren: Graskuilen zonder toevoeging 1982 819 1983 747 1984 717 1985 801 Graskuilen met toevoeging: 1982 791 1983 692 1984 700 1985 785 Evenals vorig jaar organiseert het Schapenstamboek voor Limburg en Noord-Brabant weer haar jaarlijkse fokschapendagen in de Brabanthal len te 's Hertogenbosch. In verband met de zwoegerziektebe- strijding zullen ook dit jaar weer een fokdag voor niet-certifikaatwaardige bedrijven en een fokdag voor certifi- kaatwaardige bedrijven gehouden worden. De fokdag voor certifikaatwaardige bedrijven waarop ook dit jaar weer dieren uit de provincie Zeeland zul len verschijnen, za) plaatsvinden op EEN GOEDE MESTMIXER of mestpomp moet voldoende kapa- citeit hebben. Diir zijn grotere ka- paciteit heeft de mixer voordelen. Een grotere kapaciteit vraagt meestal ook meer vermogen. Laat u goed informeren voor u nieuwe apparatuur aanschaft. OVER ENKELE WEKEN moet de mais weer worden geoogst. Hebt u de kuilplaats in orde? A ls u nog een verharding wilt aanbren gen, dan is het de hoogste tijd. Een goede verharding kost geld, niet verharden en modderenkost meer. JONGE KALVEREN moeten in september worden op gestald. Vaak blijven deze dieren te lang buiten, ze groeien dan niet meer of heel weinig. De kans op maagdar- minfektie neemt toe. Vroeg op stallen kan veel problemen voor komen. AFGELOPEN WINTER ZIJN in veel stallen problemen geweest met bevroren waterleidingen. Pro beer die moeilijkheden komende winter te voorkomen door nu maatregelen te nemen. Leg zono dig leidingen dieper in de grond, gebruik isolatiemateriaal of apar te verwarmingselementen. zaterdag 31 augustus. Op deze dag worden een 100-tal schapenhouders verwacht met hun dieren. De fokdag voor niet-certifikaatwaardige bedrijven zal plaatsvinden op zater dag 7 september a.s. Op deze dag zullen een 60-tal schapenhouders uit Brabant, Limburg, Zeeland en Zuid-Holland hun ca. 350 dieren aan de juryleden tonen. Door de vrij grote omvang, de goede kwaliteit van het aangevoerde fok- materiaal en een zeer goede publieke belangstelling heeft 's Hertogen bosch een goede naam verworven in binnen- en buitenland. Talrijke be zoekers komen naar 's Hertogen bosch om het tentoongestelde mate riaal te zien en velen tevens om zich te voorzien van goed fokmateriaal. Evenals voorgaande jaren is er op het keuringsterrein een uitvoerige katalogus te verkrijgen waarin de gegevens van de tentoongestelde dieren vermeld staan. De moeders van alle jonge rammen die op deze keuring verschijnen vol doen aan minimum vruchtbaarheids eisen wat de koper van de jonge ram toch wel enige zekerheid geeft. De Brabanthallen zijn een uitstekend onderkomen zodat weersomstandig heden geen spelbreker kunnen zijn. Door enkele firma's worden stands verzorgd waarbij de nieuwe ontwik kelingen in de schapenhouderij ge toond worden. Op beide dagen nemen de keuringen om 9.30 uur een aanvang en zullen om ca. 16.00 uur zijn beëindigd. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 11