Indexen ontwikkeld voor
betere selektie Texelaars
Tuinbouwgasprijs en
olieprijsontwikkeling
Snelle verbetering worpgrootte mogelijk
In de olie
Verslag chemische
graszaad onkruidbestrijding
De teelt van suikerbieten"
Areaal zaai-uien iets
kleiner in Zeeland
Voor de selektie op worpgrootte bij Texelaars zijn nu betrouwbare
indexen ontwikkeld. Deze indexen maken het mogelijk schapen van
verschillende bedrijven onderling te vergelijken. De vruchtbaarheid
(lammerenproduktie) van de ooien is één van de factoren die de ar-
beidsopbrengst op schapenhouderijbedrijven het meest beïnvloedt. Eén
extra lam per worp kan gelijk worden gesteld aan 100 gulden extra
arbeidsopbrengst. Dit is de reden waarom in het nieuwe fokprogramma
van de Texelse Schapenstamboeken (NTS en NHTS) speciale aan
dacht geschonken wordt aan de verbetering van de worpgrootte van de
Texelaar.
In het kader van het innovatieproject
voor de Schapenfokkerij is op het
instituut voor Veeteeltkundig onder
zoek "Schoonoord" te Zeist een on
derzoek verricht naar de erfelijke in
vloeden en de milieu invloeden op de
worpgroottes van Texelaar-ooien.
Tevens is onderzocht op welke wijze
een fokwaarde voor worpgrootte kan
worden geschat. Over het onderzoek
is nu een rapport verschenen (IVO
B-256).
Het kenmerk levend -I- dood gebo
ren lammeren van een ooi wordt in
de stamboekregistratie betrouwbaar
vastgelegd. Samen met de gegevens
van de ooi (afstamming, leeftijd en
worpnummer, werpdatum etc.) en
het bedrijf biedt dit de mogelijkheid
de erfelijke aanleg te schatten voor
iedere geregistreerde ooi.
Milieu-invloeden
De worpgroottes van ooien kunnen
niet zonder meer met elkaar verge
Het gemiddeld aantal werpende
ooien per jaar perbedrijf bedroeg 42.
Er waren grote verschillen tussen de
verschillende afdelingen van de
stamboeken.
Uit de gegevens konden een aantal
konklusies worden afgeleid, name
lijk dat:
-Texelaar ooien de grootste worpen
hebben op 4-jarige leeftijd (gemid
deld 1.92 lammeren per worp). Pas
na het bereiken van een leeftijd van 8
jaar neemt dit af.
-De ooien die op éénjarige leeftijd
voor het eerst geworpen hebben, ge
ven in hun verdere leven 0,04 lam
meren meer dan de zogenaamde
overlopers.
-De worpen het grootste zijn tussen
half februari en eind maart. Daarna
neemt de grootte sterk af.
-Er moet rekening worden gehouden
met de bedrijfsgemiddeldes, als de
worpgroottes van ooien met elkaar
worden vergeleken. Bedrijfsomstan
digheden spelen een grote rol bij de
schapenhouderij.
-Tenslotte geven de ooien die uit
grotere worpen geboren zijn later
ook grotere worpen.
Fokwaardeschatting
Om tot een juiste fokwaardeschat
ting te komen zijp er korrektiefakto-
leken worden. Immers de worp
grootte van een ooi wordt mede be
paald door de leeftijd en het aantal
worpen van de ooi en door de-werp
datum. De worpgrootte van êen ooi
dient voor deze invloeden eerst ge
corrigeerd te worden. Verschillen
tussen worpgroottes worden ook ve
roorzaakt doordat de ooien op ver
schillende bedrijven voorkomen of
doordat de worpen in verschillende
jaren plaatsvinden.
Voor het onderzoek naar de effecten
van de leeftijd en het aantal worpen
van de ooi en de werpdatum is ge
bruik gemaakt van de gegevens van
45.506 worpen uit het registratiebes
tand van NTS en NHTS uit de jaren
1981, 1982 en 1983. De worpgege-
vens waren afkomstig van 356 be
drijven. De gemiddelde worpgrootte
bedroeg 1,78 lammeren (ongecorri
geerd) bij een gemiddelde werpda
tum van 20 maart en een gemiddelde
leeftijd bij aflammeren van' 3,2 jaar.
Met behulp van indexen kan beter op vruchtbaarheid worden gefokt.
ren ontwikkeld. Deze moeten ervoor
zorgen dat de verschillen in worp
grootte, die het gevolg zijn van be-
drijfsgemiddelde leeftijd, aantal
worpen en de werpdatum, de zoge
naamde milieu-faktoren worden uit
geschakeld.
De worpgrootte zoals de onderzoe
kers die waarnemen is het gevolg van
de erfelijke aanleg van het dier en de
milieufaktoren. Het gedeelte van de
verschillen in worpgrootte tussen de
ooien door erfelijke aanleg wordt de
erfelijkheidsgraad (h2) genoemd. Bij
dit onderzoek is de h2 op ongeveer 0,2
geschat. Dit is redelijk hoog en geeft
dan ook aan dat selektie op de worp
groottes vrij snel tot vooruitgang zal
leiden.
De fokwaardeschatting (index) voor
vruchtbaarheid zal voortaan ieder
jaar worden uitgerekend, volgens het
rapport. De komputerprogramma's
die hiervoor nodig zijn, zullen ge
bruik gaan maken van de "direkt
updating" methode. Voor het nog
niet geboren dier wordt, uit de gege
vens van de ouders, een afstam-
mingsindex gemaakt. Begint het dier
te werpen dan worden uit die gege
vens en uit de gegevens van de na
komelingen een testindex berekend.
De combinatie van de beide indexen
geeft de fokwaardeschatting van het
dier. Iedere nieuwe worp wordt ver
werkt in de test-index van de betref
fende ooi. De eerste worp wordt
bovendien ook verwerkt in de test
index van de ram.
Een heel gereken, echter zo hoeft het
minimale aantal gegevens bewaard
te blijven. De index wordt voortdu
rend bijgehouden per dier. In het
rapport wordt verder aangetoond dat
deze ontwikkelde indexen voor
worpgrootte ook gebruikt kunnen
worden om ooien van bedrijven on
derling te kunnen vergelijken.
J.B.
Het Landbouwschap, de Gasunie
en de VEGIN hebben onder druk
van de uitspraak in kort geding
van het Hof van Justitie te Lux
emburg het vanaf 28 september
1984 geldende contract voor de
tuinbouwgasprijs moeten aan
passen. Op de berekeningswijze
en het verloop van de zware
stookolieprijs waaraan de gasprijs
is gekoppeld (de P) zal verder in
dit artikel worden ingegaan.
Het nieuwe contract dat per 4 juni
1985 is ingegaan, bevat de volgende
hoofdpunten:
- Het contract loopt tot 1 oktober
1987
- De tuinbouwgasprijs blijft ge
koppeld aan de prijs van de zwa
re stookolie volgens de formule P
500 x 38,2 0,5 ct/m3. De prijs
wordt vermeerderd met de lucht
verontreinigingsheffing op aard
gas (0,05 ct/m3).
- De uitkomst van de koppeling
aan de zware stookolie is tot 1
oktober 1986 gemaximeerd op 45
ct/m3 (exclusief de luchtveront
reinigingsheffing van 0.05
ct/m3).
- Het maximum van 45 ct/m3 geldt
alleen voor de tuinders die:
aardgas afnemen om in de
volledige warmtebehoefte
van het bedrijf te voorzien;
vóór 4 juni 1985 naast gas
ook andere brandstoffen
zoals kolen verbruikten;
vóór 4 juni 1985 aantoon
bare schriftelijke verplich
tingen zijn aangegaan ten
behoeve van de warmte
voorziening anders dan
direkt op aardgas en deze
verplichting hebben ge
meld vóór 1 januari 1986.
10
Met uitzondering van het maximum
van 45 ct/m3 geldt het contract
voor de zogenaamde combinatiesto
kers die niet in bovengenoemde ca
tegorieën vallen. Indien de ontwik
keling van de zware stookolieprijs
zodanig is dat de tuinbouwgasprijs
onder de 45 ct/m3 blijft, bestaat er
geen gasprijsonderscheid tussen de
verschillende tuinbouw-gasafne-
mers.
De Europese Commissie heeft in
middels besloten om het nieuwe
tuinbouwgas-prijscontract in een
zgn. bodemprocedure ter beoorde
ling aan het Hof van Justitie te Lux
emburg voor te leggen. Reeds eerder
waren de Nederlandse Staat, het
Landbouwschap en twee tuinders
een procedure bij het Hof begonnen
tegen de Beschikking van de Euro
pese Commissie van 13 februari
1985, waarin werd geconcludeerd dat
het aardgastarief voor de Neder
landse tuinbouw een voorkeurstarief
was.
Prijs zware stookolie
De tuinbouwgasprijs wordt per
kwartaal aangepast. De gasprijs voor
elk kwartaal is afhankelijk van de
gemiddelde zware stookolieprijs in
de zes maanden voor het betreffende
kwartaal (P). Uitgangspunt voor de
berekening van de zware stookolie
prijs vormt het dagelijks verschij
nende Amerikaanse periodiek Piatt's
Oilgram Price Report. De dollar-no
tering van de zware stookolie met 1%
zwavel wordt omgerekend tegen de
geldende dollarkoers in guldens en
vervolgens verhoogd met een bedrag
van 23,— per ton. In dit bedrag zijn
opgenomen de accijns en de handels-
en transporttoeslagen.
De daling van de prijs van de zware
stookolie(in$) op de internationale
markt is het afgelopen half jaar
spectaculair geweest. Ook de Ameri
kaanse dollar heeft in die periode
drs. P. van der Struijs
een vrije val te zien gegeven. De
combinatie van deze twee zaken
heeft er toe geleid dat de zware
stookolieprijs in guldens ten opzichte
van het begin van dit jaar met ruim
200,— per ton is gezakt.
Ook in juli heeft het waardeverlies
van de dollar ten opzichte van de
gulden zich onverminderd voortge
zet. Als gevolg daarvan lag de prijs
van de zware stookolie rond half juli
ruim onder de 500,— per ton.
De prijs van de basisgrondstof voer
de verschillende olieprodukten, de
ruwe olie, brokkelt ook steeds verder
af.
Gevolgen voor tuinbouwgasprijs
De tuinbouwgasprijs per 1 juli jl.
werd bepaald door de ontwikkeling
van de zware stookolieprijs van het
half jaar daarvoor. De gemiddelde
zware stookolieprijs over die periode
bedroeg ƒ641,— per ton. Deze
zware stookolieprijs (P) levert in de
tuinbouwformule een gasprijs op
van 49,5 ct/m3. Aangezien deze prijs
ligt boven het contractueel overeen
gekomen maximum is voor het derde
kwartaal van 1985 de 45 ct/m3 van
kracht.
Bij de veronderstelling dat de zware
stookolieprij zich in juli, augustus en
september rond de 500,— per ton
zal blijven bewegen, kan voor het
vierde kwartaal van dit jaar een
tuinbouwgasprijs van 41 a 42 ct/m3
worden verwacht.
Het Landbouwschap verstrekt aan
de databank Tuinbouw en Handel
onder meer gegevens over de ver
schillende energieprijzen. De infor
matie van het Landbouwschap is
voor aangesloten abonnees bereik
baar via pagina 2013207.
LANDBOUWSCHAP
Drs. P. van der Struijs
In juni 1985 is in de reeks PAGV-
verslagen verschenen: "De chemi
sche onkruidbestrijding in de teelt
van Engels- en Italiaans raaigras,
veldbeemdgras en roodzwenkgras".
Dit verslag is behulpzaam bij de
keuze van herbiciden in de teelt van
deze gewassen. Door de opzet van
het verslag is het mogelijk een mid
del of combinatie van middelen te
kiezen dat het beste past bij de per
ceelssituatie. Ook kan men snel al
gemene en gedetailleerde informatie
over de toegelaten middelen opzoe
ken (o.a. een gevoeligheidstabel).
Het verslag is te bestellen door stor
ting of overmaking van ƒ20,— per
exemplaar op postrekeningnummer
2249700 t.n.v. PAGV, postbus 430,
8200 AK Lelystad, onder vermelding
van "PAGV-verslag nr. 39". Het
verslag zal dan zo snel mogelijk
worden toegezonden.
99
Deze uitgave is het 18e deel in de
Groene Reeks en is geschreven
door ir J. Jorritsma. De teelt van
suikerbieten heeft sinds de
Tweede Wereldoorlog een steeds
belangrijker plaats ingenomen op
het Nederlandse akkerbouw-be-
drijf.
Terwijl het totale oppervlakte
bouwland in Nederland afnam is
de oppervlakte welke met suiker
bieten wordt beteeld de laatste 40
jaar verdrievoudigd.
Ook wat de teelttechniek betreft
heeft zich in deze periode een
ware revolutie voltrokken.
Van de zeer arbeidsintensieve
teelt, waaraan per ha.m enkele
honderden manuren werden bes
teed is het een teelt geworden van
enkele tientallen uren per ha. De
laatste gegevens op het gebied
van zaai-, teelt-techniek en
oogstmethoden zijn in deze uit
gave verwerkt.
De verkoopprijs van deze uitgave
is ƒ28,-
Het areaal zaai-uien is dit jaar prak
tisch even groot als vorig jaar, aldus
de voorlopige uitkomsten van de
meitelling van het CBS. Ondanks de
slechte resultaten in het seizoen
'84/'85 is er met 12.449 ha. vrijwel
evenveel uitgezaaid als vorig jaar
(12.412 ha.). Vergeleken met twee
jaar geleden is het 10% meer.
Per gebied gezien valt het op dat in
de beide belangrijkste, Zeeland en de
Noordoostpolder, er een paar pro
cent minder is uitgezaaid. In Zeeland
in 1984 ca. 3716 ha. en in 1985 3646
ha. In de Zuidelijke-IJsselmeerpol-
der alsmede Zuid-Holland was er
wel meer belangstelling dan vorig
jaar, maar in Noord-Holland daar
entegen weer minder.
Vrijdag 26 juli 1985