Geslaagde keuring rundvee
op Thoolse Dagen
In zomer toch drijfmest op grasland?
Gevolgen indammen
mestproblematiek in onderzoek
De rundveekeuringen op de Thoolse
Dagen werden dit jaar gehouden op
vrijdag 28 juni op de Markt te Sint
Maartensdijk. Hoogtepunt was het
bezoek van H.K.H. Prinses Margriet
met mr. Pieter van Vollenhoven en
haar gevolg aan St. Maartensdijk
waarbij zij enkele hoofdprijzen aan de
winnaars uitreikte. Gesteund door
goed weer werd het een geslaagde
keuring.
Begonnen werd met de kalveropfok-
wedstrijd voor de jeugd. De jury was
zeer tevreden over de prestaties.
Uitslag: le. Nathalie van As, met
Adriana 151, te Scherpenisse. Zij ge
noot veel belangstelling van Prinses
Margriet voor haar prestatie: 108,2
punten. 2. Mariëlle Vissers, Scher
penisse, met Corrie 18 goed voor
100,4 pnt. 3. Miranda Noom, St.
Maartensdijk met Corrie 86, 100 pnt.
4. Marco Noom, St. Maartensdijk
met Christien 22, 99,8 pnt. 5. Jan
Vissers, Scherpenisse met Corrie 23,
99,6 pnt. 6. Petra Klippel, Stavenisse
met Gerrie 71, 91,2 pnt. 7. Elise Vis
sers, Tholen met Koos 176, 90,4 pnt.
8. Toon Vissers, Tholen met Koos
182, 89,7 pnt. Vaarskalveren: Over
wegend de kalveren uit de opfok-
wedstrijd met ook hier de mooie
"Ata"-dochter Adriana 151 van
Duynhouwer aan de kop, ge
volgd door de Alfons-telge Corrie 86
van Gebr. Noom. Van de jongvee-
sektor werd kampioenvaars Hilda 56
van J.J. v.d. Slikke, Tholen. Zij is een
malse Nehls C.C.-dochter die haar
wigvorm nog even meer mag tonen
in de toekomst. Reservekampioen-
vaars Tiny van J.F.G. van Oorschot,
Tholen, een goed ontwikkelde malse
5.H.J. Kennedy. Goede rubrieken
melkvaarzen en jonge koeien met
een goede bovenlaag, zodanig zelfs
dat er serieuze kampioenskandidates
zoals een jonge Tele-dochter om een
iets minder lange uier de finale niet
meer wisten binnen te dringen.
Kampioene in deze sektor werd
Jaantje 71, V. Gardenia Chief As
tronaut van J.J. v.d. Slikke, zij is
mals, diep en heeft een goede uier.
Bij de zeer ruime middenhand heeft
zij toch een snittige voorhand.
Reserve kampioene Corrie 82 van
gebr. Noom, St. Maartensdijk. De
jeugdkampioene van vorig jaar
moest één stapje terugdoen ten gun
ste van de kampioenvaars van '84.
Corrie heeft een zeer goed type en
dito uier. In de voorhand kon zij een
fraktie edeler zijn. Fokje 69, zeer ty
pisch met wat ruime uier van Duyn
houwer, Tanja 22 van dezelfde eige
naar, goed ontwikkeld en gelijnd en
Netje van J.C.A. Vissers goede koe
met iets weinig "jeugd" waren de
medefinalisten.
De 30000 kg klasse bevatte 3 zeer
goede koeien oud-kampioene Truus
10 van D.J. Hage, Poortvliet kreeg de
voorstap en is nog altijd een solide
mooie rastypische melkkoe, lb.
Gerrie 55 van A. Klippel, Stavenisse,
de zeer melktypische Willy's Keim-
pe-dochter die reserve titels schijnt te
verzamelen. 1c. Marie van gebr.
Noom, best ontwikkelde malse Pan
134-dochter die ook al eens erg hoog
kwam. Produktieprijzen vermeldde
de uitslag er 9, gewonnen door
Adriana 98 een gerekte, typische Pan
209-dochter van A. Duynhouwer ge
volgd door stalgenote Adriana 95
enz. enz. Adriana 98 kwam aan 1821
vet- en eiwitgrammen per dag.
Het kampioenschap der volwassen
koeien kwam terecht bij Adriana 105
van A. Duynhouwer. Zij is een goed
ontwikkelde typische melkkoe, goed
solide met een sterke uier van be
hoorlijke lengte, en vooral goede be
nen. Sleepy H.P. Papoose is haar
vader. Reserve kampioene werd
bovengenoemde Gerrie 55 van A.
Klippel. Mede in de finale: Irene een
ruime en korrekt gebouwde koe van
debutant C.P. Lindhout, Poortvliet
en de coryfeeën van D.J. Hage t.w.
Truus 10 en Lena die best in orde
blijven. De "beste uier", titel en prijs
werd toegewezen aan Dit 16 een
M.C.C. Rocket van J.C.A. Vissers.
Zij bezit een solide en zeer soepele
uier die zij best benut. De voorspe
nen mochten elkaar nog iets beter
gezelschap houden. Corrie 82 van
Noom bezit nog een iets fraaier ge
vormde uier wat evenwel niet solider
en funktioneler lijkt.
De groepen: Gerrie 55 van A. Klip
pel behaalde met Gerrie 63 en -64,
vormende een behoorlijke groep, een
le prijs in de rubriek koe met 2 af
stammelingen.
De overige groepen kennelijk niet
strikt - althans dat bleek niet uit de
catalogus - gebonden aan het aantal
melkkoeien voor het aantal op te
stellen dieren. In sommige situaties is
een wat ongelijke strijd dan onver
mijdelijk, wat echter voor de zorg
van de organisatie is. De jury moet
beoordelen wat er getoond wordt.
Bedrijfsgroepen van 3 koeien: la. A.
Klippel, voldoende uniforme groep
gerekte malse koeien; lb. D.J. Hage,
solide vastgebouwde koeien waarbij
de middelste schakel wat minder ge
rekt is.
Fokgroepen van 3 stuks melkvee.
Ook hier la. A. Klippel, met een
uniforme goede groep. lb. P.C. Fase,
St. Annaland, behoorlijk uniform na
arbitrage met lc. gebr. Noom met
het trio Richard 4-dochters dat
voorheen 2 x won doch door lakta-
tieverschillen niet in topvorm, ld.
D.J. Hage korrekte jonge dieren, nog
iets weinig macht. 2e. C.P. Lindhout.
Fokgroepen van 4 stuks melkvee, la.
J.C.A. Vissers. Best ontwikkelde
koeien, achterin het uniformst en de
beste uiers. lb. gebr. Noom. Be
hoorlijke groep met voldoende mas
sa.
Fokgroepen van 5 stuks melkvee, la.
J.J. v.d. Slikke, behoorlijk uniforme
Jeugdkampioene Jaantje 71 van J.J. v.d. Slikke.
De heer ADuynhouwer met zijn kampioenskoe Adriana 105.
groep goed typische jonge koeien
met maat. lb. A. Duynhouwer met
een behoorlijk uniforme groep koei
en van vrij goed gehalte, lc. ook van
A. Duynhouwer. Groep mooi typi
sche koeien waarin 2 uiers een hoge
re plaatsing beletten, ld. J.C.A. Vis
sers met een behoorlijke groep. Na
arbitrage tussen de kollekties van
v.d. Slikke en het viertal van Vissers,
werd de groep van J.C.A. Vissers,
Tholen kampioensgroep 1985.
We kunnen terugzien op een zeer
goed geslaagde dag. Hopelijk zal de
zeer gewaardeerde Koninklijke
langstelling de veehouders stimule
ren hun fokkerswerk met nieuw elan
voort te zetten.
W. van Sluijs
Op veel bedrijven is in het verle
den het aanwenden van drijfmest
in de zomer tot het minimum be
perkt gebleven. Slechte ervarin
gen zoals verbranding of smaak-
afwijking weerhielden veel vee
houders van drijfmest uitrijden.
Toch zal in de toekomst - mede
gezien de verwachte wetgeving -
meer drijfmest in de zomer uit
gereden moeten worden. De vee
houder zal daarbij met zorg het
tijdstip van uitrijden moeten
vaststellen om zoveel mogelijk de
nadelen te beperken. Daarnaast
kan gelukkig ook een voordeel
genoemd worden. Het aanwen
den van de drijfmest in het groei
seizoen geeft namelijk een betere
benutting van de voedingsstof
fen. Dat betekent in het algemeen
een lagere aankoop van kunst
mest.
Kort gras
Als in de zomer drijfmest aangewend
wordt, dient in elk geval het gras kort
te zijn. Dat betekent dat het uitrijden
meteen na het vrijkomen van het
perceel moet plaatsvinden. Indien
dan toch mest aan de planten vast
kleeft, is het niet aan de spruiten die
de volgende snede gebruikt worden
voor beweiding. Die moeten name
lijk nog groeien uit de zode die na het
maaien is achtergebleven. Indien
beweid is zou wel mest kunnen
kleven aan te beweiden gras in de
volgende snede. Vandaar het advies
om na beweiding eerst bossen te
maaien waarna drijfmest gereden
kan worden. Ook hier geldt; snel
werken. Dat betekent koeien eruit,
meteen bossen maaien en dezelfde
dag drijfmest aanwenden.
Mixen belangrijk
Vooral bij het aanwenden van gier is
Vrijdag 19 juli 1985
het risico van verbranden groot.
Vandaar dat het erg belangrijk is dat
bij het uitrijden van drijfmest goed
gemixt is. Veel bedrijven hebben een
drijfmestmixer. Voor goed gemeng
de drijfmest zal regelmatig (l keer
per week of enkele weken) en vol
doende lang gemixt moeten worden.
Bedrijven die geen mestmixers heb
ben zullen met andere middelen
moeten zorgen voor goed gemengde
drijfmest. Dit om te voorkomen dat
met het dunne deel van de mest ver
branding optreedt. Een mogelijke
oplossing is het opzuigen en terug
spuiten van de mest in de kelders.
Om een enigszins voldoende men
ging te krijgen zal deze handeling
meerdere keren toegepast moeten
worden.
Niet te veel
Ook bij uitrijden van drijfmest in de
zomer dient de hoeveelheid per ha.
beperkt te blijven. Het advies van 15
tot maximaal 20 ton per ha. geldt
hier ook. Voor zover het mogelijk is,
komt uit bemestingsoogpunt vaak 10
a 12 ton beter uit. Een keer vaker
uitrijden met deze kleine gift heeft de
voorkeur omdat de aanvoer van
voedingsstoffen (met name kali) be
ter wordt verdeeld over het seizoen.
Nog veel belangrijker dan de hoe
veelheid is de verdeling. Drijfmest
dient zo fijn mogelijk verdeeld te
worden. Hoe meer de druppelvorm
benaderd wordt' hoe beter. De kans
dat de mest dan tussen de grassprie
ten valt is groter, dus de kans van
bedekking kleiner. Voorkom in elk
geval aaneengesloten platen mest.
Die geven namelijk hetzelfde effect
als flatten; het gras verstikt onder
deze afdekking.
Bewolkt of regen
Zolang het land goed berijdbaar is
kan drijfmest het beste bij regen uit
gereden worden. De mest spoelt dan
in de zode en kleeft niet aan de
groene delen. Er moet dan wel vol
doende neerslag vallen. Anders kan
de regen zelfs averechts werken. De
mest lost dan namelijk op en zit ge
concentreerd in een dun vochtig
laagje. De wortels van het gras die
voornamelijk boven in de grond zit
ten, krijgen zo een te hoge concen
tratie van mest met als gevolg ver
branding. Dat geldt ook bij berege
ning. Rijd daarom bij het begin van
het beregenen van een strook de
drijfmest uit over de te beregenen
strook. Daarna dient de normale gift
van 25 a 30 mm water te volgen. Dit
kan met goed resultaat bij de buizen-
of buis-slangberegening. Bij de has
pelinstallatie zijn de risico's groter
omdat de mest reeds aan het gras
vastkleeft voordat de hele strook be
regend is.
Indien er geen regen valt, is uitrijden
bij bewolkt weer het beste. Rijd niet
uit bij drogend weer op vochtige
grond. Uit urinebrandplekken-on-
derzoek is namelijk gebleken dat de
ze plekken het meest voorkomen bij
vochtige grond, warm weer (15-20
graden Celcius) en hoge stikstofgif
ten. Houd bij drijfmest aanwenden
rekening met de stikstof uit deze
mest. Per ton drijfmest is circa 1,5 kg
N werkzaam in de volgende snede.
Kort de kunstmestgift met de stikstof
uit drijfmest.
ing. L. Rompelberg,
P.R. Lelystad
Het ligt in de bedoeling om op korte termijn de macro-economische
gevolgen van maatregelen tot het indammen van de mestproblematiek
in ons land, voor de gehele veehouderijsector te becijferen. Dit onder
zoek zal worden uitgevoerd door het Landbouw-Economisch Instituut;
de eerste uitkomsten ervan komen naar verwachting in september be
schikbaar. Opdrachtgevers tot dit onderzoek zijn het produktschap
voor vee en vlees (pw), het Landbouwschap en de Produktschappen
voor Veevoeder, voor Pluimvee en Eieren en voor Zuivel.
Onderzocht zullen worden de gevol
gen van het aanhouden van een
tweetal niveau's fosfaat die per hec
tare denkbaar zijn, namelijk van 75
en 150 kg. Deze zullen worden
doorberekend bij een drietal scena
rio's. En wel in de eerste plaats bij
uitsluitend vermindering van het
aantal dieren. In de tweede plaats bij
transport en verwerking van mest
alsmede een vermindering van het
aantal dieren en tenslotte bij verla
ging van het fosfaatgehalte in het
veevoer, zonodig aangevuld met
vermindering van het aantal dieren.
In het onderzoek zal worden nage
gaan wat de gevolgen zijn van het
terugdringen van de mestoverschot
ten voor de produktie-omvang en het
marktaandeel in de EG voor de be
trokken sectoren. Tevens moet het
inzicht geven in de effecten op de
werkgelegenheid, het inkomen en de
betalingsbalans. Geen rekening zal
worden gehouden met mogelijke
wijzigingen in de prijsverhoudingen
en de beschikbaarheid van voeder
grondstoffen.
Op basis van '84 zal overigens per
sector de gevolgen in termen van
werkgelegenheid, inkomen en bij
drage aan de betalingsbalans worden
doorgerekend. De kosten van dit
project zullen gelijkelijk door de op
drachtgevers worden gedragen en
worden door het LEI becijferd op
70.000,— Bij de bespreking van dit
voorstel in de 10 juli gehouden
openbare vergadering van het pw-
bestuur werd met name een norm
stelling van 75 kg fosfaat per ha. als
niet reeël getypeerd door een verte
genwoordiger van de minister van
landbouw. Die norm zal een eerste
tien tot vijftien jaar niet bereikt wor
den en hangt onder andere af van te
verwachten ontwikkelingen ook ten
aanzien van de opbrengsten - en dus
behoeften - van de gewassen, zo
stelde hij. Hoewel pvv-voorzitter
G.A. Meijer zich erkentelijk toonde
voor deze nu gegeven openheid gaf
dit geenszins aanleiding tot nadere
bijstelling van dit onderzoeksproject.
17