Resultaten vleesveehouderij bleven in Zeeland in '84 achter bij landelijk gemiddelde Invloed van voederverbruik en groei op de financiële resultaten in de varkensmesterij Naar een nieuw systeem voor varkensclassificatie Slachtstieren op uiengeur afgekeurd Sinds enkele jaren wordt in Zee land op een aantal vleesveebe drijven een deeladministratie ge volgd. Doel van deze deeladmi- nistraties is tweeledig a. (interne bedrijfsvergelijking); hiermee kan het bedrijf zijn technische en economische resultaten van jaar tot jaar volgen. b. (externe bedrijfsvergelijking) hiermee kan het deelnemende bedrijf zijn resultaten verge lijken met gelijkwaardige be drijven en/of bedrijven uit verschillende regio's. Het resultaat van deze deeladmi nistratie is dat de technische en economische faktoren geoptima liseerd kunnen worden, 'woor door het arbeidsinkomen positief kan beïnvloed kan worden. Lan delijk nemen nu ongeveer 80 be drijven aan dit systeem deel. Vleeshouderij: een kwestie van blijven rekenen. Nodig voor een deeladministratie is registratie van diverse zaken zoals, aankoop, verkoop, krachtvoer, ge- zondheidskosten e.d. Op het uitslag formulier wordt onder ander weer gegeven een totaal bedrijfsoverzicht wat betreft opbrengsten en kosten, wat uiteindelijk resulteert in een ar beidsinkomen en daarnaast een serie kengetallen per afgeleverde stier o.a. gem.groei/dier/dag., gem.kg.prijs, voederkosten/kg, groei, voedercon versie etc. Wat zeggen nu de resultaten van het afgelopen jaar? In het algemeen is het bekend dat 1984 geen gunstig jaar is geweest voor de vleeshouderij. Gemiddeld is er een arbeidsopbrengst per afgele verde stier geweest van 49,— (d.i. exclusief saldo van de eigen geteelde snijmais). Hiermee komt het voort schrijdende gemiddelde arbeidsin komen berekend over de jaren 1977 t/m 1984, op 197,— afgeleverde stier. Luxe Vergelijken we regio 'Zeeland met andere provincies zoals N-Brabant, Gelderland en Overijssel, dan kun nen we de volgende tendensen waarnemen: - In Zeeland ligt het geslacht ge wicht nogal wat hoger dan in de overige provincie. Een van de re den hiervan is dat in Zeeland meer luxe vleesstieren worden gehouden zoals Belgische Blau wen, Limousins e.d. - Gem. afleveringsprijs in Zeeland was gemiddeld 0,15/kg geslacht gewicht lager dan in vergelijking met Overijssel en Gelderland. Een opmerkelijke zaak, vooral als we in ogenschouw nemen dat vooral in Zeeland meer kwalita tief vleesvee aanwezig is geweest. - De gemiddelde aankoopprijs van het kalf was zo'n 100,— - De kosten voor gezondheidszorg en uitval lagen aanzienlijk hoger dan in de overige regio's. Al deze faktoren hebben er toe geleid dat in Zeeland een gemiddeld ar beidsinkomen per afgeleverde stier werd behaald van 18,— negatief (landelijk 49,— positief). Wanneer men de bedrijven onder ling gaat vergelijken ziet men in de kengetallen/afgeleverde stier de vol gende variaties: Geslacht gewicht (kg) 291 kg 357 kg Groei/dag 815 gram 1125 gram Prijs/kg geslacht gewicht 8,38 ƒ9,14 Aankoopprijs kalf 585,— 924,- Voerkosten 1155,— 1805, Gezondheidszorg 23,— f121,— Uitvalskosten 15,— 265,— ARBEIDSOPBRENGST 345,- 576,— (negatief) De volgende voorzichtige konklusies kan men nu trekken: a. Binnen de bestaande bedrijven is erg veel variatie, waardoor optimali satie mogelijk moet zijn. Daarbij moet opgemerkt worden dat in zijn algemeenheid de diverse kengetallen niet los van elkaar staan. Dit maakt het ook moeilijk om echt een kenge tal als enige oorzaak van een positief c.q. negatief resultaat aan te wijzen. b. Wat betreft de aan- en verkoop is er misschien sprake van een structureel probleem waardoor enerzijds in Zee land de aankoopprijs van het kalf ho ger ligt en de verkooprpijs lager. Echter uit de deeladministratie blijkt dat dit niet geldt voor alle bedrijven, daar zij met aan- en verkoopprijzen in een lijn liggen met de bedrijven in bijvoorbeeld Gelderland en Overijs sel. Het is duidelijk dat met behulp van een deeladministratie de vleesvee houder een schat aan informatie ter beschikking krijgt. Gezien de ont wikkelingen in de vleesveehouderij, zal het steeds meer nodig zijn dat vleesveehouders geïnformeerd wor den over vergelijkende kengetallen, om daarmee de toch al kleine marges niet nog meer te verkleinen. Ing. M. Westhuis Tussen sommige kengetallen - zoals die berekend worden uit de tech nische administraties voor de varkensmesterij - bestaat een nauwe relatie. Bij voorbeeld tussen voederverbruik en groei. De invloed die bepaalde kengetallen hebben op de financiële resultaten is belangrijk. Op de financiële invloed van genoemde kengetallen wordt in onderstaand artikel ingegaan. Tabel 1. Toegestane voerprijsverhoging bij hogere energiewaarde en gelijk blijvende voerkosten per kg groei Voorbeeld E.W. voederverbruik voerkosten voerprijs voer per kg groei per kg groei per 100 kg A 1,04 3,00 1,86 62,00 B 1,07 2,92 1,86 63,70 C 1,10 2,84 1,86 65,50 Tabel 2. Beïnvloeding saldo per gemiddeld aanwezig mestvarken bij variërende groei 1. groei per dag in grammen 617 667 717 767 2. omzetsnelheid 2,74 2,96 3,18 3,40 3. saldo per gem.aanw.mestvarken 118 127 137 146 Voederverbruik Het voederverbruik per kg groei wordt o.a. beïnvloed door: de energiewaarde van het voer; de voederbenutting; het opleg- en aflevergewicht; de gezondheids toestand van het dier; de huisves ting. De energiewaarde (E.W.) van voer voor mestvarkens varieert van 1,03 tot 1,11. Afhankelijk van de gezond heidstoestand van de dieren, de voe derbenutting en de prijs van het voer kan een keuze gemaakt worden tus sen hoog en laag energievoer. Het voederverbruik bij mestvarkens ligt in Brabant gemiddeld op ruim 3 kg voer per kg groei in het groeitra- jekt van 23 tot 108 kg. Bij jonge die ren van 20-30 kg ligt dit op 2,20. Boven 100 kg levend gewicht op 4.00. Als de opleg- en afleverge- wichten sterk afwijken zal de gemid delde v.c. gekorrigeerd moeten wor den. Een bruikbare norm is: per kg verschil in opleg wordt het voerverbruik per kg groei 0,01 hoger of lager per kg verschil in afleveringsge wicht wordt het voederverbruik 0,011 hoger of lager. Om de invloed van het voederver bruik op het financieel resultaat makkelijk te kunnen beoordelen is het kengetal voerkosten per kg groei de beste maatstaf. Voor de techni sche vergelijking zou een kengetal energieverbruik per kg groei beter zijn dan het huidige kengetal voe derverbruik per kg groei. Schematisch is nu wel aan te geven hoe hoog het voederverbruik en de voerprijs mogen zijn bij gebruik van voer met een verschillende energie waarde uitgaande van gelijke voer kosten per kg groei (zie tabel 1). In deze tabel zijn onder A als uitgang- Vrijdag 19 juli 1985 spunten genomen: energiewaarde 1,04; voederverbruik 3,00 en een voerprijs van 62,00 per 100 kg. In voorbeeld B en C zijn voederver bruik en voerprijs weergegeven bij gebruik van voer met een andere energiewaarde. Konklusie: Bij gelijke voerkosten per kg groei mag de voerprijs bij B. 1,70 en bij C. 3,50 per 100 kg ho ger zijn. Hierbij wordt er vanuit ge gaan dat het voederverbruik daalt als de energiewaarde van het voer stijgt. Uit onderzoek-gegevens blijkt echter dat bij gebruik van een zeer hoog energievoer het voederverbruik niet altijd in gelijke verhouding daalt. Groei Om de invloed van de groei op het financieel resultaat te kunnen beoordelen zal ook de omzetsnelheid bekend moeten zijn. De omzetsnel heid is sterk afhankelijk van de lengte van de mestperiode (groeitra- jekt). Dit groeitrajekt kan sterk beïnvloed worden door o.a. het op leggewicht, afleveringsgewicht en de daggroei. Als de jaargroei en het groeitrajekt bekend zijn kan de omzet snel bere kend worden. Bedraagt de jaargroei b.v. 255,5 kg (365 dagen a 700 gram groei) en het groeitrajekt loopt van 23 tot 108 kg dan is de omzetsnelheid 255,5 85 3,01. Daggroei/saldo Als de daggroei toeneemt en het groeitrajekt blijft gelijk, dan wordt de omzetsnelheid per jaar per var kensplaats groter. Het inkomen per gemiddeld aanwezig mestvarken jaarvancen) is daarvan sterk afhan kelijk. In tabel 2 is aangegeven welke invloed de groei per dag heeft op het saldo, bij overigens gelijk blijvende technische resultaten. Voor een bedrijf met 1000 mestvar kens betekent een groei van 100 gram per varken per dag (b.v. 767 i.p.v. 667 gram) 19.000,— saldo per jaar. Konsulentschap voor de Varkens- en Pluimveehouderij te Tilburg H. v.d. Laar 11 Sinds 1974 bestaat er (ook) in Ne derland een varkensclassificatie. Dat systeem zal in het kader van een Eg-, -verordening gewijzigd worden. Deze EG-regeling schrijft de classificatie voor op basis van mager vleespercen tage. Er komt een indeling op basis van Doordat aan slachtstieren uien werden gevoerd is een aantal dieren afgekeurd. Omdat op grond van het Verzekeringsregle ment het Centraal Bureau Slachtveeverzekeringen geen schadevergoeding mag uitkeren, is de afkeuring een strop voor de betrokken stierenmesters. Het C.B.S. wil erop wijzen dat met het voeren van scherpriekende voe dingsmiddelen tijdig (en volle dig) gestopt moet worden, b.v. enke le maanden vóór slachting.' Verder wordt geadviseerd de voorraad van deze voedingsmid delen niet in de direkte omgeving van de voor de slacht bestemde stieren op te slaan. Stierenmes ters, die twijfels hebben over een koppel stieren kunnen het beste één dier laten (proef)slachten. een EURO P-systeem, waar de E staat voor een vleespercentage van 55 en meer, de u voor het traject 50% tot 55%, de R voor 45-50%, de O voor 40-50% rnfr P voor minder dan 40%. De type-beoordeling blijkt zoals de ze was, waarbij AA staat voor uit zonderlijk goede bespiering, A voor goede tot zeer goede bespiering, B voor middelmatige bespiering en c voor vrij dunne bespiering. De aan de leveranciers uit te betalen prijs zal een combinatie blijven van het classificatieresultaat in relatie tot het gewicht van het karkas. Voor gesteld wordt de hoogste uitbetaling te doen voor de gewichtsklasse 65/87 kg- In deze gewichtsklasse krijgt een varkens met 40% of minder vlees en type B en C de laagste prijs per kg en een varken met 65% en meer mager vlees en type AA de hoogste prijs per kg- In theorie is het maximale verschil in uitbetaling naar kwaliteit (vleesper centage en type) 1,02 per kg. Dat is thans 0,60 per kg. Op basis van deze uitgangspunten zal de toekomstige roepprijs onge veer 14 cent onder de huidige AA- notering liggen. Als streefdatum voor de invoering van het nieuwe systeem wordt 1 ja nuari 1986 aangehouden, doch in discussies in het bestuur van het produktschap voor Vee en Vlees werd duidelijk dat dit zeker voor alle bedrijven niet haalbaar is. Bij deze discussies is gebleken dat er tech nisch en organisatorisch nog veel werk verzet zal moeten worden. Voor de veehouder is het van door slaggevend belang dat de classificatie voor 100% goed uitgevoerd wordt. Het gaat daarbij om geld, zeer veel geld. Onafhankelijke uitvoering van weging en classificatie is daarbij een eerste vereiste. vdW.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 11