Het LHNO op de ZLM scholen in de schijnwerpers "Imago LHNO moet opgevijzeld" en "LHNO in nood" Onder deze tot de verbeelding sprekende "koppen" verscheen in het blad van twee weken geleden een artikel over de op 14 juni gehouden KNLC conferentie over het LHNO. In dit artikel werd een uitvoerig verslag gepubliceerd van de inleiding die mevrouw drs. Ginjaar-Maas zou houden (maar die bij afwezigheid werd voorgelezen door drs. D.P.M. Krins - plaatsvervangend direkteur van de afdeling Lager- en Middelbaar Beroepsonderwijs van het Mi nisterie van O W) en werden voorts enkele citaten aangehaald uit het openingswoord van de heer J. Kaan - voorzitter van de onderwijskom- missie van het KNLC. Niet vermeld werden de beide andere inleidingen, de kritische vragen daarna en de diskussie aan de hand van een aantal stellingen. Omdat hierdoor gemakkelijk een verkeerd beeld zou kunnen ontstaan wordt in dit artikel nader op de conferentie ingegaan en wordt vervol gens het LHNO van de ZLM onder de loupe genomen. LHNO gediplomeerden op de ar beidsmarkt blijkt niet te zijn inges teld. In de beleidsnota van de staatsse- kretaris wordt nog terzijde opge merkt dat de aansluiting op de ar beidsmarkt in feite een problematiek is van het gehele lbo en voorts dat het invoeren van de afstudeerrichtingen nog te kort geleden is om het effekt op de arbeidsmarkt te onderzoeken. Op grond hiervan lijkt de vraag ge rechtvaardigd of het wel verant woord is nadat het LBO-LAVO be sloot in 1981 en het eindexamenbe sluit in 1982 werden gewijzigd, op- tikel van 14 dagen geleden misschien deed vermoeden. Dat betekent niet, dat we geen wensen hebben met be trekking tot het onderwijs zelf, en de aansluiting op de arbeidsmarkt. Tijdens het kongres merkte één van de deelnemers op dat bedrijven en instellingen te weinig kennis hebben van het onderwijs en omgekeerd de onderwijsgevenden te weinig afwe ten van de gang van zaken in het bedrijfsleven. Sinds 1983 organiseert het kontakt- centrum Onderwijs-Arbeid (het z.g.n. COA) in Zeeland tijdens de laatste weken van het schooljaar z.g.n. "docentenstages". Jaarlijks gen vakgebied. De stage duurt tel kens drie volle werkdagen en zowel bedrijven als docenten ervaren deze als bijzonder nuttig. Het is een goede zaak om jongeren zo goed mogelijk voor te bereiden op de praktijk, die hen later te wachten staat. Lager Beroepsonderwijs blijft echter beroepsvoorbereidend en zal nooit kant en klare "vakmannen" of "vakvrouwen" kunnen afleveren. De echte beroepsopleiding dient daarop in volledig dagonderwijs of via part time-onderwijs aan te sluiten. Om het zicht op het arbeidsveld voor de jongeren zelf te verruimen zouden we wensen dat er korte stage-moge- lijkheden kwamen voor LHNO leer lingen, al hebben we er begrip voor dat dit met de behoefte aan stage plaatsen voor het MDGO een moei lijke vraag is. Het LHNO probeert als algemeen vormend en beroepso riënterend onderwijs zo goed moge lijk in te spelen op de maatschappe lijke ontwikkelingen en is derhalve klaarwakker. De voortdurende stroom van be leidsnota's, van de overheid en het onbegrip, dat bijvoorbeeld spreekt Waarom deze conferentie? In 1982 werd door de projektgroep Onderwijs en Arbeidsmarkt van het Sociologisch Instituut in Groningen een rapport gepubliceerd: "school verlaters op de Groningse Arbeids markt", waarbij het LHNO (Lager Huishoud- en Nijverheidsonderwijs) er slecht afkwam. De nieuwsmedia stortten zich gretig op deze resultaten en zo ontstond binnen korte tijd een negatieve beeldvorming omtrent het LHNO. Omdat het overwegend onderwijs aan meisjes betreft werd vanuit de emancipatiegedachte ook een duit in het zakje gedaan en werd zelfs bet wijfeld of dit type onderwijs nog wel recht op bestaan had. Een en ander heeft er toe geleid dat de staatssekretaris een beleidsnotitie heeft gepubliceerd: "Van LHNO naar LDGO" (Lager dienstverle- nings- en gezondheidszorgonder wijs) waarin een aantal maatregelen worden voorgesteld om de knelpun ten binnen het LHNO op te heffen. Als voornaamste knelpunten worden gesignaleerd: onvoldoende aansluiting op de arbeidsmarkt. onvoldoende aansluiting op het vervolgonderwijs. De voornaamste maatregel betreft het omzetten van "afstudeerrichtin gen" in "afdelingen". Van Afstudeerrichtingen naar Afdelingen? Het huidige LHNO kent sinds 1982 de volgende afstudeerrichtingen verzorgende beroepen textielverwerkende beroepen kantoor- en verkooppraktijk uiterlijke verzorging vrije afstudeerrichting De eerste vier genoemde afstudeer richtingen geven een duidelijke oriëntatie op een bepaald beroep wat tot uiting komt in een aantal kombi- naties van theoretische en op het be roep gerichte praktische vakken. Bij de vrije afstudeerrichting ligt het accent meer op de theoretische vak ken met het oog op de doorstroming naar vervolgonderwijs. De scholen hebben in principe een grote vrijheid bij de keuze van de verschillende afstudeerrichtingen. Wanneer uit het leerplan blijkt dat de leerstof behorend bij een bepaal de afstudeerrichting op een verant woorde wijze kan worden aangebo den, dan mag voor het daarbij beho rende diploma worden opgeleid. Een belemmerende faktor is de daarbij behorende inventaris, die slechts met mondjesmaat wordt toe gewezen, maar dat is een probleem apart. Bij een afdeling is het geheel anders gesteld. De toewijzing hiervan is onderwor pen aan de planprocedure - met an dere woorden: de staatssekretaris bepaalt "wat - waar - komt". Daarbij heeft zij in de beleidsnotitie op voorhand kenbaar gemaakt dat de vrije afstudeerrichting pas moge lijk is wanneer tenminste twee ande re beroepsgerichte afdelingen aan wezig zijn. Het is duidelijk dat dit voor kleinere plattelandsscholen een moeilijke zo niet onmogelijke eis kan worden. nieuw plannen voor veranderingen aan te kondigen, die in 1988 zouden moeten ingaan en die niet zijn on derbouwd door een onderzoek naar het vermoedelijk effekt ervan. kunnen tussen de 300 en 400 docen ten bij meer dan 100 grote en kleine bedrijven en instellingen kennis ma ken met het arbeidsveld op hun ei- uit het onderzoek in Groningen be zorgen het echter wel slapeloze nachten! A. v.d. Leeden Belangrijker is echter dat de vrijheid van keuze binnen het LHNO, door de invoering van afdelingen dreigt ver loren te gaan en daarmee de moge lijkheid om soepel in te spelen op de behoeften van de leerlingen en de si tuatie op de arbeidsmarkt, die yan streek tot streek kan verschillen. Het doel van het LHNO Tegen de achtergrond van deze ont wikkelingen kan men zich de vraag stellen of het LHNO wel bedoeld is om op te leiden voor een beroep. De brochure van het KNLC: "Het LHNO in de schijnwerpers" zegt daarover het volgende Beroepsonderwijs in de eerste fa se (leerplichtige periode) kan niet uitsluitend gezien worden als een voorbereiding op een beroep. Het heeft een meervoudige doelstel ling, met name gericht op: een oriëntering op een min of meer breed beroepenveld; een vooropleiding voor verdere studie in de vervolgfase van mid delbaar beroepsonderwijs; een studiemethode, die is aange past aan de vaak meer praktisch gerichte kapaciteiten van de lbo leerling. Tijdens het kongres werd door een Zeeuwse direktrice de vraag gesteld welke arbeidsmarkt de staatssekre taris voor ogen heeft gestaan en welk wetenschappelijk onderzoek daar naar is ingesteld. Hierop moest de heer Wisman van het Ministerie van O W, die ter beantwoording van eventuele vragen aanwezig was, het antwoord schuldig blijven. Konklusies: Bijna de helft van het aantal leerlingen kiest de vrije afstu deerrichting. Ongeveer 67% van alle geslaagde leerlingen stroomt door naar een vorm van volledig dagonderwijs. Ongeveer 20% geeft er de voor keur aan direkt te gaan werken; bijna van dit aantal slaagt in het vinden van een baan nog voor de zomervakantie en 'A is op dit moment nog werkzoekend. Dit is ruim 5% en deze getallen wijken sterk af van de 38% van de schoolverlaters die blijkens de inleiding van mevrouw Ginjaar- Maas in 1983 langer dan een jaar als werkzoekend stonden inge schreven. Ten slotte Uit het bovenstaande moge blijken dat het met het LHNO op de ZLM scholen anders gesteld is dan het ar- School MBO of In tas Situatie bij het LHNO van de ZLM Onderstaande tabellen, die aangeven hoe de resultaten zijn bij de afsluiting van het lopende schooljaar spreken duidelijk een andere taal: school afstudeerrichting ver textiel verkoop vrije aantal aantal zorg verwer prak geslaag gezak ende kende tijk den ten Zierikzee 18 20 11 49 1 Tholen 21 9 14 44 5 Kruiningen 24 6 7 37 - Terneuzen 44 44 4 Schoondijke 10 9 20 39 4 Axel 13 21 34 1 Oostkapelle 5 5 17 27 Sprang- Capelle (NB) 8 8 10 26 N B. In Terneuzen behaalden bovendien 25 leerlingen het diploma ^EAO en 12 leerlingen het diploma IHNO, maar deze zijn hier buiten beschouwing gelaten, gelet op het thema van de conferentie. Afstudeerrichtingen In procenten uitgedrukt: verzorgende Examenresultaten: textielverwerkende aantal geslaagden ^5,2% verkooppraktijk aantal gezakten 33,0% 9,3% 9,"% vrije afstudeerrichting 48,0% Bestemming geslaagde leerlingen VHBO KMBO volle tijd KMBO deel tijd 1.1. Parti culie re opl. niveau- onbe- verbe- kend tering wer ken werk zoekend Zierikzee Tholen Kruiningen Terneuzen Schoondijke Axel Oostkapelle Sprang-Capelle (NB) De beleidsnota is mede gebaseerd op adviezen van de S.E.R., de Inspektie en de ARVO I (Adviesraad voor het voortgezet onderwijs), maar een on derzoek naar de behoeften aan In procenten uitgedrukt: MBOoflntas 48,3%. VHBO 2,3% KMBO volle tijd 16,3% KMBO deeltijd/Leerlingwezen 7,7% Particuliere opleidingen 1,3% Niveau-verbetering 3,0% Onbekend 1,0% Werken 14,7% Werkzoekend 5,3% Het vak "informatika" vindt steeds meer opgang in het huidige onderwijsstelsel Het LHNO bestaat vandaag de dag niet alleen meer uit leren koken en zorg voor de huishouding". Vrijdag 12 juli 1985 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 17