Diepe grondbewerking blijkt slechts zelden verantwoord! PI Braks neemt geen initiatief schuldsanering AVEBE Bedrijfskartering kan gerommel in de ondergrond voorkomen Woelen - 40 cm Ws337 Consumptieaardappelen O 35 mm) Uit de statistieken van de jaren zestig kwam naar voren, dat de op brengstniveaus op de akkerbouwbedrijven in het zuidwestelijk zeeklei gebied geen of weinig stijging vertoonden in tegenstelling tot de klei gebieden in de rest van Nederland. Was de grens van het producerend vermogen van de grond, het profiel soms bereikt? Om hierop een antwoord te vinden zouden eventuele bodemkundige belemmeringen moeten worden weggenomen. Als belemmeringen kunnen worden onderscheiden: a. bodems die direkt onder de bouwvoor een dichte laag hebben (ploegzool); b. bodems met matig bewortelbare ondergronden. De bewortelings- diepte van met name aardappelen laat hierin nogal te wensen over. c. bodems met slecht tot niet bewortelbare ondergronden, beter be kend als de plaatgronden. Sinds ongeveer 1977 is en wordt hiernaar op diverse plaatsen in het zuidwesten onderzoek verricht. De resultaten van het onderzoek tot nu toe komen in dit artikel voor het voetlicht. Werktuigkeuze Voor het opbreken van een ploegzool is de woelpoot met brede zijplaten in het onderzoek ingezet. Voor dit werktuig is een aparte werkgang ve reist in tegenstelling tot b.v. woelers aan de ploeg. De opbrekende wer king van deze brede woelers is echter veel groter. Om een losse ondergrond te verkrij gen is zowel gekozen voor de woeler, als voor mengrotor en spitsfrees. De voorkeur voor één van beide laatste werktuigen hangt samen met het doel dat men met de bewerking voor ogen heeft. Met de mengrotor kan tot 80 cm diepte praktisch voor 100% worden gemengd. Daarente gen is de menging met de spitfrees veel minder: de bovengrond wordt minder verschraald, doch ook de ruimtelijke opbouw van de onder grond wordt minder verstoord. Andere werktuigen, die in het on derzoek zijn of worden ingezet, maar waarvan momenteel nog onvol doende resultaten voorhanden zijn: Wye college Double Digger: Dit werktuig is te omschrijven als een éénschaar ploegje gekombi- neerd met een frees. Deze kom- binatie is in een proef toegepast om de ploegzool tijdens ploegen gelijktijdig te frezen. Woelers aan de ploeg: Ook met dit werktuig wordt ge probeerd via onderzoek uitsluit sel te verkrijgen of en wanneer gebruik zinvol is. Minister Braks van landbouw en visserij zal niet het initiatief nemen voor een gesprek met AVEBE over sanering van de schuld van het konsern. Hij is wel bereid gesprekken tussen overheid, banken en het bedrijf te bevorderen als AVEBE zelf met voorstellen komt. Hij heeft dit donderdag gezegd tijdens mondeling overleg met de Vaste Kamer kommissie van landbouw. Een ruime kamermeerderheid hield de mi nister voor dat hij het initiatief moet nemen voor die gesprekken. Volgens verscheidene kamerleden is er sprake van een patstelling, omdat niemand het initiatief neemt. Gevolg daarvan is onder andere dat AVEBE geen nieuwe aktiviteiten kan ontplooien en dat boeren die willen overschakelen op de teelt van fabrieksaardappelen nog de kat uit de boom kijken. AVEBE heeft thans een eigen vermogen van slechts drie procent. De schulden aan banken lopen in de honderden miljoenen guldens. Van de overheid heeft het een achtergestelde lening van 153 miljoen, terwijl de rentebetaling en aflossing voor dit en vorig jaar (28 miljoen gulden) is opgeschort. Braks is redelijk optimistisch over het areaal fabrieksaardappelen in de komende jaren. Vooral in het aan grenzende Duitse veenkoloniale ge bied zullen naar zijn mening boeren overschakelen op de fabrieksaar dappelteelt. Zijn optimisme werd gedeeld door het VVD-kamerlid Blauw. CDA en PvdA zijn er minder gerust op dat het areaal voldoende groot blijft. Tazelaar (PvdA) en Van Noord (CDA) wezen op het rapport dat de kommissie Beukering in op dracht van AVEBE heeft vervaar digd over de grondstoffenvoorzie- ning in de toekomst. De kommissie verwacht een daling van het areaal met vier procent. Zij vragen zich af in hoeverre de stijging dit jaar met vijf procent tot 54.000 hektare struktu- reel is. AVEBE heeft een kapitaalinjektie nodig van 110 tot 280 miljoen gul den. Die kan worden gegeven door sanering van de bestaande schul denlast en hoeft niet in de vorm van een nieuwe steunoperatie. Voorzitter W.J. Brouwer van het bestuur van het koöperatieve aardappelzetmeel- konsern heeft dit woensdag gezegd tijdens de hoorzitting. Brouwer wilde niet ingaan op de vraag van Kamer leden hoeveel er precies nodig is. Hij verwees naar de in opdracht van AVEBE door Arthur d. Little ver richtte toetsing van het twee jaar ou de strategisch plan van het konsern. Volgens ADL is een sanering van de schuldenlast met 110 miljoen nood zakelijk om in 1990 een dekking van 50 procent te krijgen van de netto- aktiva. Die dekking is noodzakelijk om eventuele onverwachte klappen op te vangen. Hoofddirekteur A. Mak benadrukte nog eens dat AVEBE geen ongezond bedrijf is, maar dat de rentelast het konsern als een molensteen om de nek hangt. Zonder die rentelast zou het bedrijf vorig jaar een netto-re sultaat hebben behaald van 17 mil joen gulden (nu nog een verlies van 27 miljoen) en dit jaar van naar ver wachting 35 miljoen. Volgens Schouten is vermindering van de rentelast direkt van invloed op het inkomen van de boeren in de veen koloniën en Oost-Groningen die hun fabrieksaardappelen aan AVEBE le veren. Als leden van de koöperatie hebben zij de afgelopen vijfjaar 128 miljoen gulden in het bedrijf gelaten om het voortbestaan te verzekeren. Schouten pleitte verder voor een versnelling van de rekonstruktie van het gebied, waardoor boeren kunnen uitbreiden en de bedrijfsvoering verbeteren, waardoor de rentabiliteit kan verbeteren. Spitmachine versus ploeg: Het is de bedoeling om in een in 1985 aan te leggen proef te starten met onderzoek, waarin de in vloeden van spitmachine en ploeg op het ontstaan van ver dichtingen onder de bouwvoor met elkaar te kunnen vergelijken. Gewasopbrengsten Welke bodemkundige veranderin gen ook tot stand gebracht zijn door het inzetten van de diverse hiervoor genoemde werktuigen, de rentabili teit moet uit de gewasopbrengst ko men. Als direkte bodemkundige effekten kunnen worden genoemd: verbreking van het doorlopende poriënstelsel, waardoor de oor spronkelijke lucht- en waterhuis houding ingrijpend wordt gewij zigd; verschraling van de bouwvoor, d.w.z. bij gebruik van spitfrees en mengrotor, vermindert het per centage slibhoudende delen, gaat de bodemvruchtbaarheid in meer of mindere mate achteruit; opbreking van de ploegzool: met de woeler wordt dit gedeeltelijk en met spitfrees/mengrotor vol ledig bereikt; losse pakking van het bewerkte profielgedeelte. Dit betekent dat de wortels een geringere weer stand te overwinnen hebben. Plaatgronden In het algemeen blijkt de door een diepe grondbewerking verkregen nieuwe bodemkundige situatie niet vanzelfsprekend en of blijvend tot hogere gewasopbrengsten te leiden. Het tegendeel is veelal eerder het ge val. Een uitzondering moet worden gemaakt voor de plaatgronden. Deze kategorie gronden met een dunne klei- of zavellaag op niet doorwortel- baar zand blijken, indien na de in greep meer dan 15% slibhoudende delen over zijn in de bouwvoor, gun stig te BLIJVEN reageren. Ter illus tratie zijn hierna een aantal resulta ten van het onderzoek in het zuid westelijk akkerbouwgebied bijeenge bracht in de figuren a, b en c. In figuur a worden de resultaten weergegeven van het woelobjekt (tot 40 cm beneden maaiveld) op de proefboerderij "Westmaas" (gewas: konsumptie-aardappelen). Herfst 1978 is de eerste keer gewoeld, de resultaten in 1982 en L983 zijn be haald nadat voor de tweede keer was gewoeld. In feite wordt op dit objekt het effekt gemeten van een met brede woeler opgebroken ploegzool. De met de jaren behaalde resultaten op de spitfreesobjekten van Ws 337 op de proefboerderij "Westmaas" en van Rh 500 op een perceel nabij de proefboerderij "Rusthoeve" worden in figuur b getoond (gewas: kon sumptie-aardappelen). Op deze ob- jekten komen de effekten naar vo ren, die behaald zijn met het losma ken van matig bewortelbare onder gronden. Tot slot is in figuur c weergegeven, welke resultaten behaald zijn op een plaatgrond (met kleidek van zware klei) in de Brabantse Biesbosch. De ze plaatgrond is met de spitfrees tot ongeveer 95 cm diepte bewerkt, ge mengd. Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt, dat het op de proefboer derij "Westmaas" gaat om een aflo pend profiel met materiaal van 30% afslibbaar in de bouwvoor tot onge veer 17% afslibbaar op 60 cm bene den maaiveld, terwijl het profiel na bij de proefboerderij "Rusthoeve" een aflopend profiel is met materiaal van ca. 19% afslibbare delen in de bouwvoor tot ca. 15% afslibbare de len op ca. 60 cm beneden maaiveld. Dit laatste profiel is dus aanmerke lijk lichter van opbouw. 1979 1980 1981 1982 1983 1984 Ge Fig. a Verdichtingen direct onder de bouw voor (ploegzolen) H S 337 Meeropbrengsten i opbrengstdepressies in <7 van het onbehandelde object. Spitfrezen - 80 cm Ws - 337 RH 500 Consumptieaardappelen O 35 mm) O-object N 1979 1980 1981 1982 1983 1984* Gem. 1979 1980 1981 1982 1983* Gem. Fig. b Matig bewortelbare ondergronden (WS 337 en RH 500). Meeropbrengsten/opbrengstdepressies in van het onbehandelde object. Spitfrezen - 95 cm Ws- 410 opbrengst in 135 130 25 20 Plaatgronden (WS 410). Meeropbrengstenopbrengstdepressies in van het onbehandelde object. 1980 1982 504 0- object wintertarwe r-3 0 J consumptie- aardappelen f2 I Oreszaad Fig. c Konklusies en aanbevelingen Uit het onderzoek tot nu toe komen in grote lijnen de volgende grenzen naar voren, waarvan overschrijding kan leiden tot het zogenoemde "ge rommel in de ondergrond". 1. Bodems met een sterk ontwikkel de ploegzool op een goed bewor telbare ondergrond Gemiddeld genomen biedt woe len geen soelaas, indien de ploegzool uit zwaarder materiaal is opgebouwd dan 25% afslibbare delen. Bij materiaal met minder afslib bare delen zal de ploegzool niet op natuurlijke wijze kunnen doorscheuren en kan een woel- bewerking worden overwogen. De woelbewerking dient dan niet dieper plaats te vinden dan de onderkant van de ploegzool. Het gebruik van woelers aan de ploeg (bij droge omstandigheden op ploegzooldiepte) en het ge bruik van de spitmachine (op ploegdiepte) lijkt meer dan een aanbeveling waard. 2. Zavelgronden met matig bewor telbare ondergronden Deze matig dichte ondergronden zijn met name voor aardappelen matig bewortelbaar. Gezien de resultaten van het onderzoek dienen deze ondergronden beslist niet diep losgemaakt te worden. 3. Plaatgronden Alleen plaatgronden, waarvan de bovengrond zoveel slibhoudende delen bevat, dat er na ingreep meer dan 15% van over is, komen in aanmerking voor een diepe grondbewerking met spitfrees en mengrotor. Van deze gronden komen alleen die gronden in aanmerking, waarvan de pakking in de uitgangstoestand dicht is. Hoewel het doel van de beworteling is om een diepere beworteling te be werkstelligen en daardoor meer vocht voor het gewas te ontsluiten, wordt bij zware bouwvoren tevens een verschraling bereikt, waardoor veelal een ruimere gewassenkeuze mogelijk is. Gerommel in de ondergrond dient ten allen tijde voorkomen te wor den. Uit dit artikel blijkt dat diepe grondbewerkingen slechts zelden verantwoord zijn. Een degelijk vooronderzoek kan een foutieve beslissing hierin voorkomen. Ge dacht zou hierbij kunnen worden aan het instrument van de be drijfskartering. Eén van de funda menten van een gezond profiel is in elk geval een optimaal funktione- rende drainage. Uitgebreidere informatie kunt U vinden in de brochure nr. 32 van de serie Aktualiteiten, getiteld: "Diepe grondbewerkingen en hun effekten(uitgegeven november 1984). Deze brochure kunt U be stellen bij de zuidwestelijke Kon- sulentschappen. ing. J.J. Kroon, CAT Barendrecht 10 Vrijdag 28 juni 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 10