Koppelingspro jekt
Voeradvies op maat
Bijvoeding in de weide
Het Koppelingsprojekt geeft elke drie a vier weken een kompleet voe
radvies per koe. Dit advies wordt berekend op basis van de melkkon-
trolegegevens en het door de veehouder opgegeven basisrantsoen. De
programma's van het Koppelingsprojekt worden steeds aangepast aan
de nieuwste veevoedkundige inzichten uit voorlichting en onderzoek.
Een voorbeeld hiervan is de recente aanpassing van het weidepro-
gramma aan het zogenaamde koemodel (ontwikkeld door het PR). Dit
houdt ondermeer in dat de grasopname nu tevens afhankelijk is van het
melkproduktieniveau op het bedrijf. Het voeradvies is specifiek op uw
bedrijf gericht.
Tabel 2: Verdringing van gras door krachtvoer en netto energiewinst extra energie uit krachtvoer minus energie uit
verdrongen gras) bij twee grasopnameniveaus bij een melkproduktieniveau van 6500 kg melk).
11,5 kg ds uit gras
16,1 kg ds uit gras
(beperkt weiden in oktober)
(onbeperkt weiden in mei)
Krachtvoer
totaal ver
totaal netto
totaal ver
totaal netto
(kg produkt)
drongen gras
energiewinst
drongen gras
energiewinst
(kg ds)
(kg meetmelk)
(kg ds)
(kg meetmelk)
1
0
2,0
0,26
1,5
2
0,04
4,0
0,55
3,0
3
0,11
5,9
0,89
4,3
4
0,22
7,7
1,25
5,6
5
0,37
9,4
1,65
6,8
6
0,55
1M
2,09
8,0
7
0,77
12,7
2,57
9,1
8
1,02
14,3
3,08
10,1
9
1,31
15,7
3,62
11,0
10
1,63
17,0
4,20
11,9
De deelname aan het Koppelings
projekt is de laatste twee jaar geste
gen van ongeveer 5500 deelnemers in
1983 tot ca. 7400 deelnemers in 1985.
Dit betreft ca. 21 procent van alle
deelnemers aan de melkkontrole.
Het blijkt dat vooral de "grotere"
bedrijven deelnemen hoewel het
voeradvies goed bruikbaar is bij
iedere bedrijfsgrootte. Van de ge-
kontroleerde bedrijven met 60 koei
en en meer doet ruim 25%. mee aan
het Koppelingsprojekt. Voor ca.
425.000 koeien wordt regelmatig een
advies berekend. Mede op basis van
deze cijfers kan gesteld worden dat
het Koppelingsprojekt door de vee
houders positief wordt gewaardeerd.
Opgave in zomer
Tijdens de weideperiode kan op het
voerinformatieformulier worden ge
kozen uil drie "beweidingssyste
men", te weten: onbeperkte weide-
gang (dag en nacht weiden); be
perkte weidegang ('s nachts opstel
len) en zomerstalvoedering. Aan de
hand van het gekozen beweidings
systeem, het melkproduktieniveau
van het bedrijf en de tijd van het jaar
schat de computer de grasopname en
voederwaarde van het gras. De hoe
veelheid gras hoeft dus niet te wor
den opgegeven. Van bijgevoerde
voedermiddelen (bijvoorbeeld snij-
maiskuil of pulpbrok) moet de hoe
veelheid en zo mogelijk de voeder-
waarde wel worden opgegeven. In
dien naast beperkte weidegang 's
nachts gras wordt bijgevoerd, kan
onbeperkte weidegang worden aan
gekruist. Het is dan niet nodig de ki
lo's bijgevoerd gras in te vullen.
Tabel 1: Melkproduktie uit gras (zonder bijvoeding) voor onbeperkte weide
gang* bij verschillende melkproduktieniveaus.
Melkproduktieniveau:
5500
6500
7500
kg melk per dag
tot 15 mei
20,3
22,9
25,7
16-31 mei
19,0
21,5
24,3
1 juni - 15 juli
17,7
20,1
22,7
15 juli - 15 aug.
16,8
19,2
21,7
16-31 aug.
16,3
18,6
21,1
1-15 sept.
16,2
18,6
21,1
16-30 sept.
14,2
16,6
18,8
1 - 15 okt.
12,8
15,0
17,1
na 15 okt.
11,4
13,4
15,4
Bij beperkte weidegang is de melkproduktie uit gras ca. 3 kg melk per dag
lager.
Ook tijdens de weideperiode kan een voeradvies op maat gemaakt worden.
Soms is het niet zeker wat over en
kele weken wordt bijgevoerd. In zo'n
geval kunt U twee of meer voerin-
formatieformulieren tegelijk instu
ren. U ontvangt dan extra voerad-
viesformulieren zodat u altijd het
juiste advies bij de hand hebt.
Bij de berekening van het voeradvies
wordt ondermeer rekening gehou
den met de verdringing van gras door
krachtvoer of ruwvoer, met de voe
derwaarde en de struktuur van het
voer en met de melkproduktie, vet
gehalte en laktatiestadium. In tabel 1
staat vermeld hoeveel kg melk uit
gras kan worden geproduceerd zon
der dat krachtvoer of ruwvoer wordt
bijgevoerd bij verschillende melk
produktieniveaus.
Verdringing
De verdringing van gras door
krachtvoer respektievelijk ruwvoer
wordt bepaald door de hoeveelheid
gevoerd krachtvoer/ruwvoer, door
het grasopnameniveau en door het
melkproduktieniveau. Een en ander
wordt geillustreerd in tabel 2. De
eerste kilo krachtvoer verdringt
minder gras dan de zevende kilo
krachtvoer. Hierdoor is de netto
energiewinst (energie uit krachtvoer
minus energie uit verdrongen gras)
van de eerste kilo krachtvoer hoger
dan van de zevende kilo. De netto
energiewinst is in tabel 2 uitgedrukt
in kg meetmelk. De netto energie
winst ligt echter bij een relatief hoog
grasopnameniveau beduidend lager
dan bij een relatief laag grasopna
meniveau. Zo levert de zevende kilo
krachtvoer bij een grasopnameni
veau van 16,1 kg droge stof slechts
een energiewinst op van 1,0 kg
meetmelk terwijl de netto energie
winst bij een grasopname van 11,5 kg
droge stof 1,6 kg meetmelk is.
De verdringing van gras door ruw
voer komt in grote lijnen overeen
met verdringing van gras door
krachtvoer. Het is duidelijk niet ren
dabel om bij een goed grasaanbod
veel bij te voeren.
Tijdens de weideperiode geldt een
bovengrens in het krachtvoeradvies
waarbij het totale rantsoen nog voor
minimaal 35 procent bestaat uit
struktuurhoudend materiaal. Wan
neer men meer krachtvoer geeft zou
vetgehaltedaling kunnen optreden.
Als geen ruwvoer wordt bijgevoerd,
varieert deze bovengrens van 6 tot 9
kg krachtvoer.
Aanmelding
Hebt u belangstelling voor de voe-
radviezen en wilt u meedoen? U kunt
zich voor het Koppelingsprojekt op
geven bij uw melkkontroleur. De
kosten bedragen maximaal 2,95 per
koe per jaar. Een aantal mengvoe
derfabrikanten geeft u een korting op
de deelnamekosten. Zowel uw melk
kontroleur als uw bedrijfsvoorlichter
kan u er meer over vertellen.
Ir. S. Hoekstra
Stichting Koppeling
Melkkontrole - Veevoeding
Door de steeds maar stijgende veebezetting is het bijvoeren van melk
koeien met ruwvoer naast weidegras de laatste jaren sterk toegenomen.
Hierdoor is de vraag naar ruwvoer gestegen en tevens de prijs. Voor de
veehouder wordt het steeds belangrijker af te wegen of bijvoeding met
het duurdere ruwvoer nodig is. Ook de vraag hoeveel er bijgevoerd moet
worden, is van belang. Door het huidige EEG-beleid wordt het aantal
melkkoeien voorlopig beperkt. Het aantal koeien zal zelfs afnemen,
omdat de produktie per koe nog stijgt. Ook ruilverkavelingen kunnen
ertoe bijdragen dat de veebezetting op de huiskavel nog iets daalt. Bij
een lagere veebezetting is minder bijvoeding nodig en kan goedkoper
melk geproduceerd worden.
Waarom bijvoeding van ruwvoer en
krachtvoer?
De bijvoeding met ruwvoer en
krachtvoer in de weideperiode is no
dig om diverse redenen:
1Als aanvulling boven gras voor de
melkgift.
Is er voldoende gras dan kan
hiernaast krachtvoer dienen om
de voedingswaarde voor hogere
produkties aan te vullen. Kracht
voer steeds naar norm verstrek
ken. Maximaal 6 - 8 kg kracht
voer per koe per dag geven.
Door de heer ing. A. Derks, bedrijfs
voorlichter Rundveehouderij bij het
Konsulentschap voor de Rundvee
houderij te Waalre
2. Om tekort aan weidegras aan te
vullen.
Om vooral later in het weidesei-
zoen voldoende gras voor bewei
ding te houden, kan het beste
snij m ais worden bijgevoerd.
Krachtvoer is meestal duurder en
kan vetgehalteverlaging veroor
zaken.
3. Om voldoende voordroogkuil
voor de stalperiode te kunnen
winnen. Vaak wordt 2 3 kg
droge stof per koe per staldag als
minimum aangehouden.
De relatie veebezetting - bijvoeding
Naarmate de veebezetting per ha
stijgt is er meer bijvoeding nodig. Er
groeit immers niet meer gras als er
meer koeien lopen. Een andere fak-
tor die van belang is bij de hoeveel
heid bijvoeding, is het gewenste stal-
rantsoen; bijv. de helft of eenderde
van de droge stof in de vorm van
voordroog. Op een intensief gevoerd
bedrijf, gaan we er vanuit dat men
een minimale hoeveelheid voor-
droog voert in de stalperiode. Er
wordt dan zoveel mogelijk gras di-
rekt benut door de koeien in de wei
deperiode. Dit geeft namelijk het
beste ekonomische resultaat. Rede
nen hiervoor zijn: minder inkuilkos-
ten, minder inkuilverlies. De VEM-
waarde van snijmais is gemiddeld
hoger als van voordroog, waardoor
minder krachtvoer nodig is in de
winter, minder opslagruimte voor
ruwvoer en minder arbeid. We kun
nen bijvoorbeeld uitgaan van een
winterrantsoen met: 3 kg droge stof
voordroog en 6 kg ds snijmais. In het
rapport "Beweidingssystemen en
Bijvoeding" van het CRA-Waalre,
oktober 1983, is de behoefte aan bij
voeding weergegeven, zoals in tabel
1.
Hieruit blijkt dat tot 3,65 koe/ha
bijvoeding met ruwvoer niet nodig is.
Van bedrijf tot bedrijf kan dit varië
ren. Soms moet er bij 3,5 koe/ha al
bijgevoerd worden, terwijl op andere
bedrijven door de hoge grasproduk-
tie bijvoeding bij 4 koeien per ha nog
niet nodig is. Volgens de tabel moet
bij 5 koeien per ha ongeveer 4,5 kg
droge stof mais bijgevoerd worden.
Er is dus een vrij grote hoeveelheid
snijmais nodig in dat geval. Deze zal
in de herfst van vorig jaar al aange
kocht zijn. Door de lagere opbreng
sten in 1984 is de voorraad mais op
vele bedrijven echter veel kleiner als
nodig is.
Mogelijkheden om bij de geringe
voedervoorraden toch nog voldoende
te kunnen voeren aan het melkvee in
de zomer van 1985
Het gras direkt benutten door de
koeien (beweiding) is het voordelig
ste. De hoeveelheid voordroog die
ingekuild wordt, zal dus niet meer
moeten bedragen als de behoefte in
de winterperiode, bijvoorbeeld 3 kg
ds per koe per dag en eventueel wat
voor het jongvee (bijv. de helft van
het rantsoen). Om de hoeveelheid in
te kuilen gras bij te sturen, wordt er
snijmais bijgevoerd. De beschikbare
hoeveelheid hiervoor is deze omer op
vele bedrijven beperkt. Welke alter
natieven zijn er dan?
Een zo groot mogelijke opper
vlakte door de koeien beweiden.
Op de huiskavel minder maaien
dan in de tabel aangegeven en
meer maaien op de kavels op af
stand.
Tijdelijk gras van kavels op af
stand bijvoeren in plaats vafi
mais.
Minder voordroog voor de winter
winnen en dan extra hooi aanko
pen.
Gras op stam aankopen voor vers
bijvoeren of inkuilen.
Jongvee opstallen en voeren met
stro brok.
Droge koeien opstallen en voeren
met stro brok.
Gevolgen van extra krachtvoer
Ook krachtvoer verdringt gras. De
eerste kg krachtvoer weinig, de laat
ste veel. Door in plaats van 4 kg 5 kg
krachtvoer bij te voeren, wordt er
0,5 kg droge stof gras minder opge
nomen. Hierbij moet men uitgaan
van voldoende goed weidegras.
De hoeveelheid extra melk per kg
krachtvoer bijgevoerd in de weide
periode varieert van: ca. 1,75 kg
melk voor de le kg krachtvoer tot ca.
0,8 kg melk voor de 8e kg krachtvoer.
Dit geldt echter alleen bij voeding
volgens norm. Als boven de norm
gevoerd wordt, is de hoeveelheid
melk per kg krachtvoer nog lager.
Bij voldoende goed weidegras en een
krachtvoergift volgens norm (Kop
peling Melkkontrole - Veevoeding)
bevat het rantsoen in de weide vol
doende struktuur. Door verdringing
van gras door krachtvoer daalt de
opgenomen hoeveelheid struktuur-
waarde. Het gevaar voor daling van
het vetgehalte neemt dan toe. Meer
dan 7 a 8 kg krachtvoer per koe per
dag naast weidegras is daarom niet
verantwoord.
Bij grastekort komt in eerste instantie
bijvoeding met ruwvoer aan de orde.
15
Tabel 1. Beweidingssystemen met bijbehorende maai-% en snijmaisbijvoe
ding in relatie tot de veebezetting. De tabel is gebaseerd op een winterrant
soen van 3 kg droge stof voordroog en 6 kg ds snijmais
Beweidings-
Kg ds
Maai-%
Melkkoeien per ha
systeein
snijmais
Op totale oppervlakte gras
land beschikbaar voor melk
koeien
0
0
93
3.18
B
0
103
3.65
B
1
105
3,79
B
2
107
3,92
B
3
114
'»,30
B
4
120
4,67
B
5
128
5,26
B
6
137
5,84
B
7
1'|Q
6i?°
O Onbeperkt dag en nacht weiden.
B Beperkt weiden 's nachts op stal.
Vrijdag 24 mei 1985