Oogst van droge erwten Meeldauw in tarwe gericht bestrijden AKTIE ZUIDWEST GEWASSEN Oogsten Zwadmaaien Zwaddorsen Maaidorsen Goede voorbereiding is belangrijk Een goed gewas erwten heeft de eigenschap, dat na de peulzetting vaak sterke legering optreedt. Bij het oogsten zal er daarom kort gemaaid moeten kunnen worden. Alleen bij een goede vlakligging van de grond is dit goed te ver wezenlijken. Ook een goede plantenverdeling en het gezaaid zijn op maksimaal 25 cm rijaf stand geeft een wat steviger ge was. Hierdoor kan het maaien enigszins worden vergemakke lijkt. De oogstmethode konsentreert zich de laatste jaren hoofdzakelijk op zwadmaaien zwaddorsen of maaidorsen. Van groot belang is, dat het gewas op stam voldoende is afgerijpt alvorens wordt overgegaan tot het maaien. Een onvoldoende af gerijpt gewas dat wordt gemaaid, moet onnodig lang in het zwad lig gen en brengt te veel risiko's met zich mee. Bij slechte weersomstandighe den zal een dergelijk zwad al snel moeten worden gekeerd, hetgeen ekstra verlies oplevert. Afhankelijk van de bestemming wordt soms ek stra aandacht gevraagd voor behoud van kleur en dorsbeschadiging. Erw ten bestemd voor menselijke kon- sumptie worden soms ekstra betaald als de kleur goed is en er geen dors beschadiging voorkomt. Hoewel de ze afzet van geringe betekenis meer is, wordt hiermee soms toch nog re kening gehouden. Meestal wordt dan in een wat vroeger stadium gemaaid, waarna na één tot twee dagen wordt geruiterd en na enkele weken ge dorst. Het weerrisiko is dan zeer klein. Voor de zaaizaadteelt is de kleur minder belangrijk, maar is dorsbeschadiging erg nadelig. Bij de afzet in de vorm van voererwten worden minder hoge eisen gesteld aan de kwaliteit. Om de oogstkosten te beperken is het belangrijk, dat de kosten voor het nadrogen zo laag mogelijk worden gehouden. Zwadmaaien dient plaats te vinden bij een goed afgerijpt gewas. Het dorsen moet binnen één a twee da gen kunnen plaatsvinden. Een dood- rijp gewas wordt bij voorkeur in de morgen- of avonduren gemaaid. Veelal wordt gebruik gemaakt van de dubbele messenbalk, voorzien van arenheffers. Ook speciale erw- tenmaaibalken met korte, brede vin gers en uitgerust met arenheffers voldoen goed. Er mag niet te diep worden gemaaid, omdat dan te veel losgemaakte grond in het zwad te recht komt. Hierdoor kan tijdens het dorsen het produkt sterk worden verontreinigd. Op de dubbele mes senbalk kan een speciale set worden geleverd, die het scheidingsijzer en het zwadbord vervangt. Een speciale scheidingsschijf zorgt voor de schei ding van het gewas en de aflegstrip- pen zorgen voor het versmallen van het zwad. Het grote voordeel van dit systeem is, dat er geen losse grond en kluitjes in het zwad worden gescho ven. Indien er tijdens de oogst veel onkruid aanwezig is, kan men door een bespuiting met Reglone het on kruid doodspuiten. Het onkruid ver dort vrij snel, doch de indroging van het zaad verloopt niet sneller. Daar om pas spuiten als de peulen vol doende rijp zijn. Het zwaddorsen kan uitgevoerd worden met een maaidorser, een aangepaste erwtendopmachine (Mobil Viner) of een bonendorser (Lilliston). De machines dienen te zijn uitgerust met een opraper. Op de maaidorser kan een brede opraper worden gemonteerd, die twee zwa den tegelijk opneemt. Voor de erw- Vrijdag 24 mei 1985 tendopmachine en de bonendorser zal men vooraf enkele zwaden bijeen moeten harken vanwege de tamelijk smalle oprapers. Om verliezen te voorkomen, zal men dit bij voorkeur in de morgenuren moeten uitvoeren. De tanden van de opraper mogen niet te diep worden afgesteld om het opnemen van grond te voorkomen. Bovendien kunnen te diep afgestelde tanden door de bodem worden tegengehouden en na het terugveren de peulen openslaan. Erwten die uit het zwad worden gedorst, hebben een sterk wisselend vochtgehalte. Naast zeer droge, harde zaden ko men er vochtige, zachte erwten voor. De erwtendopper en de bonendorser kunnen zo'n produkt zonder noe menswaardige beschadiging dorsen. Met de maaidorser geeft dit duidelijk meer problemen. Om beschadiging en verlies te beperken zal men de maaidorser regelmatig moeten voe den. Het toerental van de dorstrom- mel wordt aanzienlijk lager afgesteld dan voor granen. Verder is het vooral belangrijk te letten op schudderver- liezen. Een regelmatige belasting van de schudders is van groot belang. Speciale scheidingsschijf en aflegstrippen gemon teerd op een dubbele messenbalk. Het maaidorsen van stam vraagt een gewas dat doodrijp is. Een gelijkma tige afrijping en weinig of geen on kruid zijn daarom een vereiste. Het dorsen kan beginnen als het vocht gehalte is gedaald tot ongeveer 20% Maaidorsen vereist een zeer vlakke ligging van de grond. De maai- breedte zal in verband met het korte maaien moeten worden beperkt tot maksimaal drie meter. Bij een nauwe rijafstand en veel arenheffers kan het gewas dan meestal zonder grote ver liezen worden geoogst. Het verdient aanbeveling de maaibalk om de twee vingers uit te rusten met een aren- heffer. Als de grond niet voldoende vlak ligt, kan men beter kiezen voor zwadmaaien en daarna zwaddorsen. Met de smallere maaibalk kan men iets korter maaien en zal er minder verlies optreden. Zowel bij zwad dorsen als bij maaidorsen zal het produkt vrijwel altijd moeten wor den nagedroogd. Het oogsten van droge erwten met weinig arbeid is mogelijk. Ekstra aandacht bij de grondbewerking, het zaaien en de verzorging van het ge was is een goede basis voor een oogst met weinig verliezen. Maai-appara- ten met veel arenheffers kunnen op vlak land voldoende kort maaien. Om de oogstperiode kort te houden moet met het maaien worden ge wacht tot het gewas doodrijp is. De bestemming van het produkt en het al of niet beschikbaar zijn van arbeid en speciale oogstmachines bepalen mede welke methode toepasbaar is. A. Remijn CAT - Goes Met de komst van de breedwerkende systemische fungiciden, eind zeventiger jaren, heeft de teelt van tarwe een extra impuls gekregen. Intensivering van de teelttechniek werd mogelijk doordat nadelige ziekte-effekten van dichte en zware gewassen konden worden opgehe ven met één of meerdere bespuitingen. Echter, ook bestrijdingsmidde len slijten bij intensief gebruik. Vooral bij de meeldauwbestrijding werd in de afgelopen twee jaren, waarin de meeldauwdruk hoog was, duide lijk dat enkele middelen niet meer zo goed werken als de tarweteler gewend was. De schimmel past zich aan het bestrijdingsmiddel aan en wordt minder gevoelig. Het is daarom zowel uit financieel oogpunt als uit praktisch oogpunt voor het voorkomen van problemen in de ko mende jaren, van groot belang om gericht en niet overbodig te bestrij den. Indien meerdere malen gespoten moet worden moeten de bestrij dingsmiddelen op een verstandige manier afgewisseld worden. Bestrijdingsdrempels Uitgangspunt bij een meeldauwbe strijding is het zoveel mogelijk voor komen van meeldauw aantasting op de bovenste twee bladeren en op de aar. De vraag of meeldauw bestre den moet worden wordt belangrijk als op het derde blad van boven meeldauw te vinden is. Door het doen van een gerichte ziektetelling kan dan bepaald worden of bestrij ding rendabel is. Een meeldauwtel- ling is op de volgende wijze uit te voeren: trek verspreid uit het veld 40 halmen op. Tel van de bovenste drie ontvouwen bladeren het aantal blaadjes waarop meeldauwpuisten aanwezig zijn. beoordeelt dus in totaal 120 bladeren. Deze telling op de bovenste drie bladeren geeft een goede schatting van de meeldau- waantasting in het gehele gewas. De grenswaarden voor meeldauw-be- strijding in 4 belangrijke ontwikke lingsstadia van het tarwegewas staan hieronder vernield. Dit zijn de waar den zoals ze in het EPIPRE advies worden gehanteerd. EPIPRE bestrijdingsdrempels voor meeldauw. (Aantal blaadjes met meeldauw in een monster van 120 bladeren). Resistentie cijfer rassenlijst 5 6 7 Gewasstadium voorjaar en de zomer van zowel '83 als '84. Als gevolg hiervan is de "dampwerking" van de middelen minder. Bij sommige fungiciden moet het middel namelijk verdam pen voor een goede meeldauwdo- dende werking. Deze dampwerking is minder als de middelen gespoten worden bij lagere temperaturen. Lage temperaturen betekenen voor Bayleton ook een tragere omzetting in de stof die voor de meeldauwwer- king verantwoordelijk is. De tweede reden is de ontwikkeling van meeldauwstammen met een verminderde gevoeligheid voor het Stengelstrekking ll 14 20 Aarzwelling 21 24 31 Aarverschijning 29 33 38 Bloei 48 50 53 Naarmate de tarwe in ontwikkeling vordert liggen de spuitdrempels ho ger, omdat de meeldauw dan korter in het gewas aanwezig kan zijn en korter schade kan doen. Later in het seizoen kan dus meer meeldauw ge tolereerd worden voordat tot een bespuiting moet worden overgegaan. Resistentieontwikkeling van meel dauw In 1984 was meeldauw samen met bladvlekkenziekte één van de be langrijkste ziekten in de wintertarwe. In het Zuidwesten, Limburg en in de Veenkoloniën werden matige be- strijdingsresultaten van meeldauw waargenomen met de middelen Bayleton en Tilt. De hergroei van meeldauw in een bespoten gewas wat soms al binnen twee weken na de bespuitingsdatum weer in volle gang. Aan deze onbe vredigende werking van enkele mid delen lagen twee redenen ten grond slag; De eerste reden was de langdurige periode met lage temperaturen in het tot nu toe meest gebruikte middel: Bayleton. Aan de Landbouwhogeschool werd in de afgelopen jaren onderzoek verricht naar het optreden van ver minderde gevoeligheid van tarwe- meeldauw voor dit middel. In 1983 werden alleen in Limburg en in het Zuidwesten isolaten bemonsterd die een verminderde gevoeligheid beza ten. In 1984 werd in het hele land meeldauw met verminderde gevoe ligheid gevonden. Onder laboratorium omstandighe den hebben dergelijke stammen een ongeveer vier keer zo hoge koncen- tratie van Bayleton nodig voor een gelijkwaardig bestrijdingsresultaat. De konklusie van dit verhaal is dat niet alleen de lage temperaturen met een verminderde dampwerking in 1983 en 1984 de oorzaak zijn geweest van tegenvallende resultaten bij de Proefstation voor Akkerbouw en Groenteteelt in de Vollegrond, Le lystad meeldauwbestrijding, maar dat ze ker een gedeelte van de tegenvallers ook veroorzaakt werd door de ont wikkeling van verminderde gevoe ligheid bij de meeldauwschimmel. Het probleem zou nog niet zo groot zijn als Bayleton het enige middel .zou zijn waarvan de werking ver minderde. Echter, omdat een aantal andere middelen op precies dezelfde manier werken bleek de verminder de gevoeligheid ook voor Tilt en Sportak te gelden. Dit geldt ook voor het nieuwe middel Bayfidan, hoewel dit middel in tegenstelling tot Bayle ton een meeldauwwerking bezit die minder temperatuursafhankelijk is. Van de sterke meeldauwmiddelen valt alleen Corbel buiten deze groep. Het werkt op een iets andere plaats dan de vorige middelen en werd bovendien totnutoe minder gebruikt dan Bayleton. De werking van Cor bel op meeldauw is daarom nog niet verminderd. Corbel is daarom het middel dat bij een eerste meeldauw bespuiting het meest in aanmerking komt. De ontwikkeling van nieuwe bestrij dingsmiddelen kost veel onderzoek en is een zeer duur proces. Het is daarom vaak voor de bestrijdings middelen fabrikanten alleen nog maar voor de zeer grote gewassen, wereldwijd gezien, rendabel om nieuwe middelen te zoeken. Daarom is het in het belang van zowel de fa brikant als de teler dat de bestaande middelen hun werking zo lang mo gelijk behouden. Bij intensief gebruik dreigt ook bij Corbel levensgroot het gevaar van resistentieontwikkeling. Daarom moeten overbodige bestrijdingen voorkomen worden. Een bespuiting dient uitgevoerd te worden als de drempelwaarde bereikt wordt en bij een volgende bespuiting moet een middel met een ander werkingsme chanisme gekozen worden. In on derstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de meeldauwmiddelen. Met plusjes wordt aangegeven hoe goed .het middel tegen meeldauw werkt. Daarnaast kunt u zien tot welke werkingsgroep het middel be hoort. Middelen binnen dezelfde werkingsgroep roepen dezelfde re sistentie op en afwisseling van mid delen moet dus gebeuren met mid delen uit verschillende groepen. Achtergrond-informatie over meel dauw Meeldauw overwintert in de vorm van schimmeldraden op het gewas. Kenmerkend voor meeldauw zijn witte puistjes op het blad die vroeg in het seizoen vooral op de onderste bladeren voorkomen. Met de nagel (vervolg op pag. 12) 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 11