In de baktechniek is de bol van eeuwen her een grondvorm: een onbehouwen stuk kleverig deeg verandert onder de handen van de vakman (of -vrouw) in een gaaf model. En dat niet alleen in onze Nederlandse bakkerijen en keukens, doch onder alle volken. Reeds de Egyptenaren waren be kend met de broodbol en bij vele oude kuituurvolken werd de stij ve deegbol veelal platgeslagen, als platrond brood gebakken in de meest primitieve 'ovens en als "Flado" offergave) gebruikt bij godsdienstige handelingen. In het oude Hellas werden ronde broden vervaardigd - en nog vandaag-de-dag - zoals een. der foto's bij dit artikel laat zien - en ook onder de Romeinen was het bolvormige brood dagelijks voedsel, zoals gebleken is bij op gravingen in het vroegere Pom pei'. Aanvankelijk was die broodbol van grof gestampt - later gemalen - graan gemaakt, soms van gerst of van rogge en in streken waar kleigrond was, - ook in de vorm van tarwe, maar altijd in de grof ste vorm, gebakken van grof meel. Het wittebrood, gemaakt van bloem, (meel waaruit de zemelen werden verwijderd door builen) schijnt hier het eerst te zijn inge voerd omstreeks 1245 en wel in de vermaarde abdij van Egmond. Blazende bollenbakker, naar een olieverfschilderij van Berckheyde (1681). Het schilderij hangt in het Brotmuseum Ulm, West-Duitsland. "Sa jongen, blaas den hoorn wat! blaas overhoop de heele stad gaat henen en roept wijt en breet langs alle straten heet al heet voor kleijn en groot, al wie het belieft te sijn naar eisch en wensch gerieft!" Verschillende schilders hebben een blazende bakker afgebeeld op het linnen, zoals J.A. Berck heyde (1681) Joris van Vliet, Jan Steen en wie in het Rijksmuseum te Amsterdam komt vergete vooral niet het wereldberoemd schilderij van Adriaan van Osta- de te gaan zien, waarop een wel gedane bakker gepresenteerd wordt niet opgestroopte hemds mouwen, de traditionele slaap muts op één oor, leunend op het onderdeurtje van zijn pothuis, luid zijn ossenhoorn door de buurt laat schallen, waarmee werd verkondigd dat de bollen "warm en wel" uit de oven waren gekomen... wat dikwijls meer ge luk dan wijsheid was. Uit deze aankondiging zal dan ook het zonderlinge lied ontstaan zijn, dat ons vertelt: "De bakker van den hoek die heeft vannacht geblazen de bollen (vellen) uit zijn broek die hangen voor de glazen"... Oude (luilak)bollen en verse kadetjes Kort daarop moet ook de Rijns burger abdij zich toen deze bovenmatig geachte weelde heb ben veroorloofd. Echter tot ver in de 18e eeuw heeft het grove rog gebrood zijn eerste en ereplaats onder alle broodsoorten behou den. Eeuwenlang hadden de werk meesters van de broodbol vrij spel en konden ze de bollen sa menstellen zoals ze wensten. Maar al spoedig gingen de over heden zich bemoeien met het da gelijks voedsel. In vele steden gingen de "Heeren van den Ge rechte" streng kontroleren op de samenstelling van de bollen, of ze aan de hoogste eisen voldeden en dat ze vooral het volle gewicht hadden... Eén der oudste afbeeldingen van een middeleeuwse bakkerij: een serie bollen wordt in de oven ge schoten... In 1652 werd er bijvoorbeeld te Amsterdam een ordonnantie uit gevaardigd, die voorschreef, dat geen andere bollen gebakken mochten worden dan van grof meel. Pas op het eind van de 17e eeuw stond men van hoger hand toe dat ook andere bollen uit de oven mochten komen, mits deze Aanvankelijk werden de luilak- bollen aan elkaar gebakken: de "achtling" of (in de Franse tijd genoemd) de "quart-deux", in la ter tijd verbasterd tot "kadet"... dan met een grote letter "F" wa ren gemerkt. Deze "fijne" bollen waren een echt weelde-artikel, dat vooral gekonsumeerd werd in de "wittebroodsweken" door be- ter-gesitueerden, die dan ook de naam kregen van wittebroodkin deren. Toch werd er veel gemengd tar webrood (met roggemeel ver mengd) gegeten, dat onder de naam van misteluynbollen op onze dis verscheen. Niet weinig werd het bestaansrecht van der gelijk gemengd brood verant woord door de grote vrees voor de funeste gevolgen van het uitslui tend wit-brood-eten. De beroemde geneesheer Johan van Beverwijck heeft er in zijn boekje "Schat der Gesontheyt", dat in 1656 verscheen, voor ge waarschuwd, dat het eten van witbrood een der voornaamste oorzaken was "waerom de groote heeren en Wittebroodskinderen veeltijds met Graveel en Jicht gequelt zijn..." Hoe streng ook de keuringen mochten zijn, sluwe bakkers wis ten ze toch altijd weer te ontdui- Op het eind van de negentiende eeuw kreeg de kadet een "eigen gezicht" doordat de bol gekloofd werd, zoals deze foto laat zien. ken. Het moet zelfs voorgekomen zijn, dat de bollen "zes looden te light" waren en dit bracht de burgerij ertoe de bollenbakkers in een verdacht licht te stellen. Op een zaterdagavond in het jaar 1748 - juist toen de overheid het fameuze pachtersoproer had be dwongen - zag het er lelijk voor de bakkers uit. Als gewoonlijk hadden ze op de hoorn geblazen en de bollen voor de verkoop op de toonbanken opgestapeld... De onverlaten hadden ze kennelijk weer zes lood te licht gemaakt, waardoor de huismoeders in gro te woede ontstaken. Het oproe- rig-gezinde volk schoolde samen voor "In 't Gesegent Brood" en voor de bakkerswinkel "De Ge kroonde Bol" en "overal nam het grauw een dreigende houding aan". Door drastische plakkaten wisten de vroede Amsterdamse vaderen het bollenoproer al in de kiem te smoren, zodat menige meester bakker 's avonds weer met een verlicht gemoed, maar met ver zwaarde bollen tot z'n knechtje kon zeggen: Ook nu nog worden volop bolvor mige broden gebakken, zoals op deze foto te zien is: een bakker met z'n gerstebroodbollen, op het ei land Kreta. Op zijn getoeter kwamen dan van alle kanten de klanten aanhollen, want als men er niet vlug bij was, viste men achter het net. Laatko mers en langslapers konden dan de waarheid overdenken, beslo ten in het rijmpje: "Die den backer ver gee ten sullen wis geen bollen eten Veel is er te doen geweest om de Luilakbollen, die met name in de Zaanstreek en in Amsterdam ge bakken werden. Tot in het begin van de dertiger jaren vormden deze bollen dé traktatie van de zaterdagmorgen voor Pinksteren. Op deze morgén werden van oudsher de gebruiken van de Luilak gevierd. Volgens mej. Grolman (H.C.A. Grolman in Nederlandse volksgebruiken) hebben we hier te maken met een van dg vele meigebruiken "de viering van de Luilak is niet an ders die van een overwinnings feest op de stervende winterde- mon, die door bespotting verdre ven moest worden, om daardoor de vruchtbaarheid op veld en ak kers te bevorderen. Waarin be stond dan vroeger dit feest van Luilak? Jan ter Gouw geeft ons hierop het antwoord: "het is een volks- en kwajongensfeest waarbij de bol lenbakkers en slokjestappers het beste voeren... Wie in ieder huis gezin op die zaterdag voor Pink steren het laatst uit zijn bedje kwam, werd eruit gejaagd (verja ging van de winterdemon) en was de LUILAK van die dag... en hij moest het gezin op warme bollen met stroop vergasten. Zo moest ook de ambachtsgezel, die het laatst in de werkplaats kwam, de maats op slokjes trakteren. Het zelfde was het geval met de dienstmeid, die het laatst op straat kwam om de kleedjes te kloppen..." Allen moesten trakteren om erger te voorkomen en overal hoorde men die morgen het spotliedje weerklinken: Luilak, slaapzak beddejak, kermispop staat om negen uren op! De primitieve baktechniek van die dagen liet niet toe vooraf te kunnen bepalen wanneer de bol len gaar zouden zijn. Vandaar het blazen op de bakkershoorn. Een tijd lang zijn de luilakgebruiken ondergedoken geweest in het stof van de folkloreboeken. Thans is er op vele plaatsen - zoals voor menig oud folkloristisch gebruik - weer belangstelling voor. De luilakbollen werden oor spronkelijk los van elkaar gebak ken. Op sommige plaatsen wer den ze met acht tegelijk tegen el kaar gebakken, in vier rijen van twee. Aanvankelijk werd zo'n "schoot" van acht - het woord schoot is afgeleid van het schieten van de gerezen bollen in de oven, dit gebeurde met een schieter houten blad aan een steel - een "achtling" of ook wel "achter- ling" genoemd. Dit in serie-van-acht bakken is mede ontstaan op verzoek van de Franse hugenoten, die zich na opheffing van het Edict van Nantes omstreeks 1685 overal in ons land vestigden. Zij waren maar matig te spreken over het gewicht van de kleine bollen en wensten ze groter en zo is het ook duidelijk dat deze bollen in Friesland op verschillende plaat sen nog Franse broodjes worden genoemd. Aanvankelijk quatre-deux- broodjes (vier maal twee tegen elkaar gebakken) werden al spoedig kar-duutjes genoemd waaruit na verbastering de be kende naam ka-detje ontstond, die in later tijd ook altijd vier tegen elkaar werden gebakken en daar de bollen gekloofd werden, leek het precies of er sprake was van 8 bollen tegen elkaar, zoals 'de "achtling" uit Amsterdam. Jaren later is over dat "verse ka detje" vooral veel te doen geweest toen de arbeidswet bepaalde dat de bakkers geen nachtarbeid meer mochten verrichten en dat geen vers brood mocht worden afgeleverd voor 10 uur 's mor gens. Daardoor kon het verse ka detje dat bij velen op de ontbijt tafel verscheen, niet meer op tijd geleverd worden. Dank zij moderne aangepaste apparatuur kan de bakker van vandaag - ondanks het late aan- vangsuur van het werk - toch op tijd z'n verse bollen en verse ka detjes gaar hebben, en al blaast hij dan niet meer op z'n hoorn, de broodjes zijn er nog even popu lair om, als onderdeel van ons dagelijks brood. P.G. Rotte Zierikzee 10 Vrijdag 24 mei 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 10