Administratieve Ruilverkaveling
"Sluis-Oostburg" in voorbereiding
Landinrichting moet
eigentijds zijn
Friesland mag Wadden in
dijken voor aardappelboeren
Veranderend Nederland
Staatssekretaris Ploeg:
Graslandgebruik en weidevogelbeheer
Het ruilverkavelingsblok "Sluis-Oostburg" is door de Centrale Kul-
tuurtechnische Kommissie op het voorbereidingsschema van 1985
geplaatst. Dit houdt in dat nu daadwerkelijk met de voorbereiding van
de ruilverkaveling begonnen kan worden. De Ruilverkaveling "Sluis-
Oostburg" vormt een onderdeel van een gebied van 29.000 ha in
West Zeeuws-Vlaanderen, waarvoor in 1979 een ruilverkaveling is
aangevraagd. Het blok, met een oppervlakte van ca. 3000 ha, is gelegen
in de gemeenten Aardenburg, Oostburg en Sluis. Op de kaart staat de
voorlopige blokbegrenzing aangegeven.
Het gebied, dat thans in voorberei
ding is genomen, wordt gekenmerkt
door een infrastruktuur die niet of
nauwelijks verbetering behoeft. Het
stramien van wegen ten behoeve van
de landbouwkundige ontsluiting is in
het algemeen voldoende en de afwa
teringssituatie is inmiddels door de
uitvoering van waterschapswerken
verbeterd.
De verschillende funkties van het
gebied zijn door middel van recente
bestemmingsplannen buitengebied
vastgelegd.
Administratieve Ruilverkaveling
De problemen die zich in het in
voorbereiding genomen blok voor
doen, beperken zich voornamelijk
tot een ongunstige verkavelingssi
tuatie. De belangrijkste doelstelling
is dan ook het verbeteren van de
konkurrentie positie van de land
bouw binnen het gebied en het ver
beteren van de werkomstandigheden
door middel van het ruilen van ka
vels.
Een dergelijk objekt met een voor
namelijk administratief karakter
wordt ook wel een administratieve
ruilverkaveling genoemd.
Het blok "Sluis-Oostburg" is als zo
danig op het voorbereidingsschema
van 1985 opgenomen. Door de over
heid wordt 1.000,- per ha aan
subsidie in de kosten beschikbaar
gesteld. Met behulp van deze subsi
die zal voornamelijk de onderlinge
ruil van de kavels mogelijk gemaakt
moeten worden o.m. door de uitvoe
ring van de als gevolg van ruilingen
noodzakelijke aanpassingswerken.
Procedure
De voorbereiding, de stemming en
de mogelijke uitvoering van de ad
ministratieve Ruilverkaveling Sluis-
Oostburg zal geheel volgens de wet
telijke procedure voor ruilverkave
lingen plaatsvinden.
Daar de planvorming zich voorna
melijk zal richten op de onderlinge
ruil van de kavels, is het streven er op
gericht om de benodigde tijd te be
perken tot circa eenderde van de ge
bruikelijke tijdsduur voor een ruil
verkaveling.
Voorbereiding
Nu het blok "Sluis-Oostburg" in
voorbereiding is genomen, betekent
dit dat in de nabije toekomst een zgn.
landinrichtingskommissie zal wor
den ingesteld die de plannen voor
bereidt, de voorlichting en de in
spraak verzorgt en die het overleg
voert met de diverse instanties zoals
Provincie, Gemeenten, Waterschap
e.d. Deze landinrichtingskommissie
wordt door Gedeputeerde Staten
van Zeeland ingesteld.
Vooruitlopend op deze benoeming is
o.a. in overleg met het overlegorgaan
van de drie Centrale Landbouw Or
ganisaties in West Zeeuws-Vlaande
ren besloten om nu reeds de voor de
planvorming noodzakelijke veldin-
ventarisaties te doen.
Vooral gegevens met betrekking tot
de bodemgesteldheid, de gebruiks-
toestand, de aanwezigheid en de
kwaliteit van de drainage, de kavel-
sloten, de perceelsontsluiting e.d.,
zijn in de planvorming van belang
om de onderlinge uitruilbaarheid en
de daarmee gepaard gaande kosten
te kunnen bepalen.
Door de leden van het overlegorgaan
van de drie organisaties zal, indien in
bepaalde gevallen bij het verzamelen
Zuidzande
Oostburg
BLOKGRENS
Aardenburg
van gegevens de medewerking van
eigenaren en/of gebruikers gewenst
is, zonodig hierin worden bemid
deld.
Voorlichting door de drie C.L.O.'s
van West Zeeuws-Vlaanderen
Het instrument van de administra
tieve ruilverkaveling is een nieuwe
vorm van Landinrichting. Dit houdt
in dat met name t.a.v. de praktische
uitwerking van de procedure nog
onzekerheden bestaan.
Bij het overlegorgaan van de drie
C.L.O.'s bestaat het voornemen om
zodra nadere informatie is verkregen
de bij de ruilverkaveling "Sluis-
Oostburg" betrokken belangheb
benden op de hoogte te stellen van
de verdere gang van zaken.
Namens de drie gezamenlijke land
bouworganisaties en de regionale
agrarische kommissie.
"Landinrichting zal altijd "eigentijds" moeten zijn. Een terugblik over
de nu achter ons liggende 50 jaar leert, dat dit in overwegende mate het
geval is geweest. In dat proces heeft de Landinrichtingsdienst - ook
toen zij nog Cultuurtechnische Dienst heette - een zeer voorname rol
gespeeld, waarmee ik allen die daarbij betrokken zijn of zijn geweest
van harte feliciteer en waarvoor ik hen evenzeer dank zeg".
Aldus staatssekretaris A. Ploeg van
Landbouw tijdens de viering van het
50-jarige bestaan van de landinrich
tingsdienst.
Volgens de bewindsman was landin
richting oorspronkelijk een aktiviteit
om ernstige knelpunten, die de
beoefening van de land- en tuin
bouw in de weg stonden op te lossen
en waarbij hulp van de zijde van de
overheid steeds meer noodzakelijk
werd. Dit leidde in 1924, mede op
aandringen van de georganiseerde
landbouw, tot de eerste Ruilverka-
velingswet. Een wijziging van de wet
in 1938 verruimde de toepassings
mogelijkheden. In die tijd was de
omvang van het werk echter nog be
perkt. Na de Tweede Wereldoorlog
begon deze echter snel toe te nemen.
In de Ruilverkavelingswet van 1954
is voor het eerst sprake van een
landschapsplan en komen er moge
lijkheden om onder bepaalde voor
waarden gronden voor andere dan
agrarische doeleinden toe te wijzen
aan openbare lichamen. Op basis
van deze wet en op basis van het
Meerjarenplan voor ruilverkavelin
gen uit 1958 ontwikkelde de ruilver
kaveling zich tot een instrument voor
integrale inrichting van grote delen
van het platteland.
Ruimere doelstelling
Ondanks de rek die de Ruilverkave
lingswet bleek te bezitten - niet al
leen ten opzichte van agrarische,
maar ook ten opzichte van niet-
agrarische facetten - werd het nood
zakelijk het wettelijke instrumenta
rium aan te passen aan de meervou
dige doelstelling van het landelijke
gebied en de onderlinge afstemming
van ruimtelijke ordening en landin
richting verder te ontwikkelen. In
1972 besloot de toenmalige minister
van Landbouw en Visserij tot een
studie over een Landinrichtingswet.
Deze leidde tot een ontwerp-Land-
inrichtingswet, die vorig jaar door
de Tweede Kamer is aanvaard en nu
in behandeling is bij de Eerste Ka
mer.
De belangrijkste wijziging ten op
zichte van de Ruilverkavelingswet is
een verruiming van de doelstelling.
Er wordt niet alleen gesproken over
de behartiging van de belangen van
land-, tuin- en bosbouw of veehou
derij, maar ook over natuur en land
schap, van infrastruktuur, van open-
luchtrekreatie en van kuituurhisto
rie.
Ook is in de Landinrichtingswet een
struktuurschema landinrichting
voorzien. Dit bevat het lange-ter-
mijnbeleid voor landinrichting. Uit
het struktuurschema blijkt dat, naast
de ruim 400.000 hektare die in voor
bereiding zijn, ongeveer 700.000
hektare voor landinrichting in aan
merking komen.
Uit het oogpunt van landbouwstruk-
tuur zal het gaan om gebieden waar
de inrichtingssituatie met het oog op
de inkomensontwikkeling en verbe
tering van de werkomstandigheden,
moet veranderen.
Ook zullen gebieden voor landin
richting in aanmerking komen bij
steden en stadsgewesten, waar de
behoefte aan niet-agrarisch medege
bruik - met name voor de open-
luchtrekreatie - groot is. Tenslotte
komen gebieden voor landinrichting
in aanmerking, waarin natuur en
landschap veiligstelling en ontwik
keling vragen. Dit met name waar de
behoefte bestaat om landschap en
ruimtelijke ontwikkelingen in een
gebied meer met elkaar in harmonie
te brengen. "Het zal het jubileum
van de Landinrichtingsdienst een
bijzonder reliëf geven, wanneer deze
wet dit jaar van kracht kan worden",
aldus staatssekretaris Ploeg.
Werkgelegenheid
Aan het eind van zijn toespraak wees
de heer Ploeg erop, dat bij landin
richting niet alleen het zoeken naar
de verwezenlijking van maatschappe
lijke doelstellingen een rol speelt. De
uitvoering van landinrichtingsprojek-
ten levert ook een belangrijke bijdra
ge aan de werkgelegenheid. De rege
ring heeft dat onderkend en met het
oog op de verruiming van de werkge
legenheid onder meer voor de jaren
1984 en 1985 75 min. extra ter be
schikking gesteld voor de uitvoering
van dergelijke projekten. "In de toe
komst zal het echter in hoge mate van
het initiatief van de betreffende re
gio's en van de provinciale besturen
afhangen of het tot daadwerkelijke^
voorbereiding en uitvoering van pro
jekten zal kunnen komen", aldus de
bewindsman.
In maart 1985 is door het Centrum
voor Landbouw en Milieu een bro
chure over "Boeren met weidevogels"
uitgegeven. In deze brochure wordt
op vele mogelijkheden gewezen om
binnen de bedrijfsvoering op rund-
veehouderijbedrijven rekening te
houden met weidevogels. Die moge
lijkheden bestaan uit het realiseren
van een beter broedresultaat door
kleine verschuivingen in het gras
landgebruik.
Als vervolg op deze brochure is door
het Centrum voor Landbouw en
Milieu, de Vereniging tot Bescher
ming van Vogels en het Proefstation
voor de Rundveehouderij een gras-
groei/weidevogellineaal ontwikkeld.
Deze lineaal is een hulpmiddel bij de
planning van het graslandgebruik.
Daarnaast kan bij de planning van
het graslandgebruik beter rekening
worden gehouden met weidevogels.
De lineaal geeft namelijk naast de
grasgroei ook de broedtijden van
weidevogels aan. Daarmee krijgen
weidevogels meer kans om eieren uit
te broeden en jongen groot te bren
gen. De grasgroei/weidevogellineaal
is speciaal ontwikkeld voor gebruik
bij de graslandgebruikskalender.
De grasgroei/weidevogellinealen
zijn beperkt beschikbaar en kunnen
worden verkregen via de regionale
konsulentschappen voor de rund
veehouderij.
Bij de officiële viering van het
vijftigjarig bestaan van de Land
inrichtingsdienst, op 18 april
werd in het Kongrescentrum van
de RAI in Amsterdam, het door
Natuur en Techniek uitgegeven
boek Veranderend Nederland aan
de Minister van Landbouw en
Visserij aangeboden.
Deze jubileumuitgave van de
Landinrichtingsdienst geeft een
overzicht van de ontwikkelingen
op het platteland gedurende de
laatste vijftig jaar. Ingrijpende
veranderingen hebben in dat
tijdvak plaatsgevonden, zoals de
winning van nieuw land door in
dijking van polders, ontginning
van "woeste gronden" en verbe
tering van bestaande gronden, de
sociale gevolgen van de krisis en
de tweede wereldoorlog, de land
bouwmechanisatie en de daar
mee gepaard gaande schaalver
groting van de bedrijven, de uit
breiding van het stedelijk gebied
en het wegennet, de toename van-
de rekreatie in het landelijk ge
bied en de gegroeide belangstel
ling voor de natuur. Aan de hand
van ontwikkelingen in enkele
specifieke gebieden in Nederland
wordt duidelijk gemaakt welke
vaak tegenstrijdige belangen
tegen elkaar moeten worden af
gewogen bij een zo goed moge
lijke inrichting van het landelijk
gebied.
De Landinrichtingsdienst heeft
hierbij, met o.a. ruilverkaveling
als instrument, een belangrijke
rol gespeeld.
De registratie van het boven
staande in woord en beeld heeft
geresulteerd in een aantrekkelijk
boek van 256 pagina's, ruim geïl
lustreerd met foto's, kaarten en
tekeningen.
Vanaf 18 april is het boek ver
krijgbaar, tot 1 januari 1986 tegen
de intekenprijs van 69.50
(daarna wordt de prijs 95,-).
Na jarenlange pogingen van Friese
boeren en hun provinciaal bestuur in
Leeuwarden tot het verkrijgen van
toestemming uit Den Haag voor het
indijken van een deel van de Wad
denzee, heeft minister Smit (Water
staat) thans besloten om Friesland de
helpende hand te reiken. Haar de
partement heeft donderdag bekend
gemaakt dat er een Zeedijk mag
worden aangelegd voor de kust tussen
de Noorderleegpolder en de West-
Holwerderpolder (gemeenten Ferwe-
radeel en Dongeradeel). De 850 hek
tare land die daardoor ter beschik
king komt is uitermate geschikt voor
de teelt van pootaardappelen, het ar
gument dat Friesland altijd heeft ge
hanteerd voor de indijking.
Het verloop van de nieuwe dijk zal
wel afwijken van het tracee waarvoor
de provincie drie jaar geleden een
plan indiende. Dat ging uit van 1.465
hektare nieuwe landbouwgrond.
Aanvankelijk was de regering tegen
de indijking van het Waddengebied
voor de kust van Noord-Friesland.
Minister Winsemius (Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer) was in
januari 1984 nog van mening dat het
ontzien van de vogels in het bewuste
gebied belangrijker was dan de teelt
van pootaardappelen.
Een maand later, in februari 1984,
had het standpunt van het kabinet
een fikse draai genomen. Friesland
mocht nu wel een deel van de Wad
denzee aan zijn vasteland toevoegen.
Zij het niet zoveel als kommissaris
Wiegel wilde. De Tweede Kamer
moest het nieuwe besluit zien als een
kompromis tussen boeren en na
tuurbeschermers. De linkse partijen
in de Kamer waren tegen. Volgens
Winsemius en zijn kollega Braks van
landbouw en visserij zou het natuur-
belang "in ruime mate" en "vol
waardig" tot zijn recht komen. De
diskussie over de indijking gaat nog
verder terug. In 1979 had de toen
malige minister-president Van Agt
er al eens over gezegd: "Pootaard
appelen zijn mooi, maar het wad is
nog mooier". Minister Smit heeft
Friesland ruim een jaar geleden al 65
miljoen gulden toegezegd voor de
aanleg van de dijk.
3 mei 1985