Deeladministratie veehouderij: meer inzicht in eigen bedrijf Nieuwe mogelijkheden voor luzerne Met maaikneuzer en hakselaar goed in te kuilen vruchtwisselingsgewas 0 De "Deeladministratie Rundveehouderij", ook wel DELAR genoemd, is een goed hulpmiddel om in de rundveehouderij meer inzicht te krijgen in de zwakke en sterke kanten van een bedrijf. De laatste jaren heeft de voorlichting DELAR ontwikkeld tot een goed en eenvoudig systeem van bedrijfsbegeleiding. Technisch en ekonomisch inzicht is nodig om de zwakke kanten van een bedrijf te versterken. Dat geldt vooral als de inkomens onder druk staan, zoals nu onder meer door de superheffing. Tabel 1Enkele bedrijfsgegevens en resultaten van het huidige en voorgaande boekjaar(als voorbeeld) Nummer Omschrijving 1983/'84 1982/ '83 11 Oppervlakte grasland (ha) 30,7 30,7 14 N uit kunstmest in kg per ha 392 384 39 Kalversterfte(% van levend geboren) 10 14 44 Melkkoeien gemiddeld in eigendom 78.5 81,1 61 Krachtvoer in kg per melkkoe (incl. jongvee) 2.207 1.722 121 Melk in kg per koe 6.552 6.822 77 Totale opbrengsten per ha in guldens 13.461 13.692 96 Totale voerkosten per ha 3.752 2.240 112 Opbrengst minus voerkosten per ha 9.709 11.452 Tabel 2. Vergelijking van enkele resultaten met de norm (als voorbeeld) Num- Omschrijving Resultaat Norm Afwijking mer (verschil) 204 Totale opbrengst per ha (guldens) 13.461 13.779 - 318 216 Totale bijkomende voerkosten per ha 3.752 3.687 65 219 Bijkomende voerkosten in van de norm 102 222 Opbrengst in guldens per ha minus bijkomende voerkosten 9.709 10.092 - 383 254 Aankoop krachtvoer in kVEM per ha 5.076 4.269 798 255 Aankoop ruwvoer in kVEM per ha 2.197 2.007 190 256 Voerverbruik totaal in van de norm 116 266 Krachtvoer in kg per dag weidepe- riode 4.0 3.2 0,8 276 Krachtvoer in kg per dag stalperiode 8,3 6,9 1.4 De deeladministratie beperkt zich tot de rundveehouderij. Neventakken zoals varkens- en pluimveehouderij of akkerbouw binnen hetzelfde be drijf worden niet opgenomen. Ten aanzien van de rundveehouderij be licht DELAR alleen die bedrijfsas- pekten die op korte termijn veran derd kunnen worden. Zo worden bij voorbeeld kosten van grond en ge bouwen die ekonomisch wel van be lang zijn, maar op korte termijn moeilijk zijn te beïnvloeden, niet opgenomen. DELAR beperkt zich tot de opbrengsten en de voerkosten. Aan de uitgavenzijde kunnen even tueel de kosten voor veearts, fokkerij en loonwerk worden geboekt. Be halve ekonomische gegevens, geeft DELAR ook aan hoe bij de huidige bedrijfsvoering de benutting van het grasland is. Dit is van belang, omdat een goed graslandgebruik van veel betekenis is voor het bedrijfsresul taat. Zelf bijhouden DELAR wordt door de veehouder zelf bijgehouden. In een opname- boek worden eenmaal per jaar een aantal gegevens genoteerd zoals veeslag, beweidingssysteem, grond soort. ontwatering, oppervlakte, grondgebruik en voedervoorraden. Daarnaast moeten regelmatig gege vens worden bijgehouden over de veestapel (aantallen, geboorten, aan- en verkopen, in- en uitscharen), ge maaide oppervlakte, veldperiode, bemesting, opbrengsten aan melk en verkocht vee en de kosten van ruw- voer, krachtvoer, kunstmelk, jong vee-opfok, uitscharen van "vee, kunstmest, en eventueel de kosten voor veearts, fokkerij en loonwerk. Het gaat daarbij niet alleen om geldbedragen, maar vooral ook om kilogrammen, stuks vee en derge lijke. Resultaten in kengetallen Aan het eind van het boekjaar (mei t/m april) worden de boeken afge sloten en de resultaten berekend, die in verschillende kengetallen worden weergegeven. Eerst wordt een aantal kengetallen vergeleken met die van het voorgaande boekjaar, als die be kend zijn. Deze kengetallen geven informatie over het graslandgebruik, de veestapel, en de veebezetting, de melkproduktie, de financiële op brengsten, de prijzen en de voerkos ten. Als voorbeeld is in tabel 1 een aantal van zulke kengetallen weer gegeven. Vervolgens wordt een aantal kenge tallen vergeleken met de normen voor omzet vee, voedervoorziening en voederverbruik (tabel 2). Deze normen zijn afgestemd op een goede bedrijfsvoering. Ten aanzien van de voedervoorziening zijn de normen gebaseerd op de werkelijke melk produktie, stikstofgift, veebezetting, beweidingssysteem en bijvoeding in de zomer van het desbetreffende jaar. Ook de voerkosten worden ver geleken met de normen. Aanknopingspunten voor verbetering De resultaten kunnen worden verge leken met die van soortgelijke be drijven. Vergelijken met andere be drijven heeft het nadeel dat bedrijfs systemen flink kunnen verschillen. Om de cijfers van het eigen bedrijf goed te kunnen beoordelen is een analyse nodig, waarbij resultaten worden vergeleken met voor het be drijf opgestelde normen. Dit kan aanknopingspunten geven om zowel sterke als zwakke punten op te spo ren. Gelijktijdig wordt daarmee aangegeven waar mogelijkheden tot verbetering liggen. Vooral in overleg met uw bedrijfsvoorlichter kunt u in de deeladministratie aanwijzingen vinden tot konkrete aanpassingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering. Zo illustreert het voorbeeld in tabel 2 dat, beoordeeld op voerkosten (zie regelnummer 216 t/m 222), het be drijf maar weinig afwijkt van de norm en dus op het eerste gezicht goed draait. Bekijken we het voer- verbruik (regel 254 t/m 256) dan blijkt dat ten opzichte van de norm vooral in de winter te veel krachtvoer is gevoerd. Dat de voerkosten rede lijk met de norm overeenkomen, komt doordat dit bedrijf zeer goed koop ruwvoer heeft aangekocht. Er moet nu dus nader geanalyseerd worden waarom de krachtvoergift te hoog was. U kunt ook meedoen Opnameboeken worden door de voorlichting verstrekt, door de vee houder zelf ingevuld en aan het eind van het boekjaar weer door de voor lichting ingenomen. De gegevens worden in mei-juni met de computer verwerkt. Dit gebeurt in ons land door een viertal verwerkingspunten (boekhoudkantoren). De kosten va riëren dit jaar afhankelijk van de veeregistratie (per gemiddelde of in dividuele koe) en van de verwerking op jaarbasis of op halljaar- én jaar basis, van ca. ƒ250,— tot ca. 350,- Gezien de informatie die u krijgt, is dit bedrag niet hoog. Wilt u meer informatie over dit eenvoudige sys teem van bedrijfsbegeleiding, neem dan kon takt op met uw bedrijfs- voorlichter. ing. A.G. Hengeveld, PR Lelystad Belangrijke redenen voor Wagenin- gen om de mogelijkheden van luzerne te onderzoeken zijn de vele gunstige eigenschappen van lu zerne. Het gewas geeft een hoge op brengst op Nederlandse kleigronden, behoeft geen kunstmest-stikstof, is bestand tegen droogte, heeft een hoog eiwitgehalte, een gunstig effekt op de bodemstruktuur en een goede stikstof-nawerking voor het volgge- was. Die eigenschappen maken ook dat luzerne wereldwijd op maar liefst 33 miljoen hektare wordt verbouwd, waarvan bijna een derde in Noord- Amerika ligt. Het vlinderbloemige gewas wordt geteeld in koude stre ken, maar ook in de subtropen. De hoogste opbrengstcijfers worden ge realiseerd in Californië, waar men met behulp van beregening niet minder dan 32 ton droge stof van een hektare weet te halen. Maaikneuzen en hakselen Toen luzerne in ons land nog een flink areaal besloeg, vooral in de pe riode vlak na de Tweede Wereld oorlog, werd het gewas als hooi ge wonnen. Om de luzerne te drogen moest het op ruiters worden gezet. Voor inkuilen werd het gewas onge schikt geacht, vanwege het hoge ei witgehalte. Intussen is echter de in- kuilmethode drastisch veranderd en wordt er ook gras met zeer hoge ei witgehaltes ingekuild. Alleen kan luzerne tijdens de veldperiode niet worden geschud, vanwege de grote breukverliezen aan het gewas. Daar om past Wageningen in haar onder zoek, dat nu voor het vierde jaar loopt, een andere konserveringsme- thode toe. Men maait 't gewas met een maaikneuzer met knikrollen, laat het ongeveer twee dagen in het zwad drogen om het vervolgens met een hakselaar op te rapen en in te kuilen, eventueel met zuur als toe voegmiddel. Door het gewas te maaikneuzen en te hakselen bleek het goed inkuilbaar. Prof. 't Mannetje toonde de voeder- waarde-analyses van 14 luzernekui- len, gemaakt in de jaren 1982, '83 en '84 en vergeleek ze met de gemid delde resultaten van graskuilen in 1982, een jaar met nogal wat betere kuilen dan de jaren daarna. De lu- zernekuilen bereikten na een veld periode van ruim 2 dagen 37 procent droge stof, 686 VEM en 126 vre met een ammoniakfraktie van 11. De graskuilen skoorden in 1982 na een veldperiode van 3 dagen 52 procent droge stof, 815 VEM, 125 vre en een ammoniakfraktie van 9. Luzerne be haalde dus een 15 procent lagere VEM-waarde, maar een 10 procent hogere vre-gehalte. Vergeleken met de graskuilen gemaakt in dezelfde drie jaren als de luzernekuilen (1982-1984) zal de luzerne relatief beter uitkomen. In een voederproef met ossen verge leken de onderzoekers Deinum en Hof van Wageningen luzernekuil met oras- en snijmaiskuil. De ver teerbaarheid van de energie bleek voor de luzernekuil het laagst, maar door een betere opname haalde de luzerne de graskuil weer in wat be treft de VEVI-opname. Onderzoek met melkvee is deze winter begon nen. Daar lijkt luzerne met zijn hoge eiwitgehalte een goede aanvulling op snijmais, aldus 't Mannetje. De opbrengsten van de luzerne kon den in de proeven op de klei onge veer konkurreren met akkerbouw- matig geteeld gras. Gras gaf echter de hoogste opbrengst (20 ton droge stof) in het eerste jaar en luzerne in het tweede (17 ton droge stof). De luzerne moet dan wel voor 1 sep tember gezaaid zijn en er zijn dan 3 k 4 snedUn mogelijk. Zaaien in het voorjaar is mogelijk maar dan zijn de opbrengsten veel lager. Daarnaast kan met luzerne zo'n 600 aan kunstmeststikstof worden bespaard. Luzerne is een vlinderbloemige die veel stikstof uit de lucht kan binden. Prof. 't Mannetje stelde de opbrengst van een gewas luzerne op 10 ton kVEM a 50 cent resulterend in 5000 per hektare. Een beperking voor de luzerne is dat het tot dusver slechte opbrengsten laat zien op kalkarme zandgrond. Echter ook aan dat probleem wordt druk gesleuteld in Wageningen. Er zijn zeer veelbelovende resultaten behaald met het "kalkprillen" van het zaad. Hierbij werd het zaad met behulp van behangplaksel en een betonmolen van een laagje kalk voorzien en zo gaf 25 kg kalk per hektare een nog beter resultaat dan 1000 kg toegediend op het land. Er werden in 1984 al opbrengsten van 15 ton droge stof op humeuze zand grond mee behaald. Vruchtwisseling "Ik wil nog niet aanbevelen om nu maar luzerne te gaan verbouwen", zo begon prof. 't Mannetje zijn betoog op de CLO-studiedagen, maar hij eindigde zijn inleiding met nog al wat positieve geluiden. Wanneer een akkerbouwer het gewas kan af zetten aan veehouders lijkt luzerne een interessant vruchtwisselingsge was met zeer positieve effekten op de bodemvruchtbaarheid. Maar ook voor de veehouder biedt het gewas in dat opzicht mogelijkheden als één- of tweejarige tussenvrucht voor op nieuw in te zaaien grasland. "Gras land lijdt ook schade door ziekten en plagen, evenals akkerbouwgewas sen. Alleen bij gras denken wij er nooit aan", aldus 't Mannetje, die luzerne ook nog een goede voor vrucht voor mais noemde. Klaas Sjoerd Meekma Ooit groeide er in ons land 15.000 hektare luzerne, het oudste voeder gewas in ons land. De laatste jaren beweegt het areaal van dit produk- tieve en hoogwaardige voedergewas zich echter rond de 2.000 hektare. Het gewas wordt voornamelijk geteeld door akkerbouwers op de Zuid westelijke en Groningse zeeklei voor groenvoerdrogerijen. Oorzaak van de drastische inkrimping van het areaal is de vele arbeid die het gewas vraagt om het te hooien. Nieuwe inkuilmethoden lijken echter hernieuwd perspektief te bieden voor de luzerneteelt. Dé vakgroep Landbouwplantenteelt en Graslandkunde van de LH te Wageningen onderzocht de mogelijkheden. Prof.dr.ir. L. 't Mannetje maakte on langs op de CLO-studiedagen de tussenstand van dit onderzoek op. In het Zuidwedsten wordt luzerne veelal fabriekmatig gedroogd en verwerkt tot brok. Inkuilen is ook mogelijk, zo blijkt. Centraal Diergeneeskunde Instituut was geen bron mond- en klauwzeerbesmetting Uit nader onderzoek is gebleken, dat er geen aanwijzingen zijn dat de mond- en klauwzeergevallen die zich eind 1983 en begin 1984 in de Noordoostpolder hebben voorgedaan, hun oorsprong von den in het Centraal Diergenees kundig Instituut (CDI) te Lelys tad. Dit schrijft staatssekretaris A. Ploeg (landbouw en visserij) aan de Tweede Kamer der Staten- Generaal. Zijn brief gaat verge zeld van een rapport met kon- klusies uit drie onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken. Vrijdag 26 april 1985 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 21