De nota bedrijfsovername van Braks
REGLONE
Het ministerie van Landbouw heeft een studie gemaakt over de be
drijfsovername-problematiek. De bevindingen hiervan zijn neergelegd
in deel II van de notitie aan de Kamer. Deel I heeft betrekking op
"Samenvatting en konklusies". Minister Braks neemt als uitgangs
punten van zijn conclusies dat:
a. de bedrijfsovernameproblematiek zich afspeelt tussen zelfstandigen
die andere risiko's hebben dan werknemers;
b. een groot aantal gevallen in het verleden toch oplossingen gevonden
heeft.
Vastgesteld wordt dat in de land- en
tuinbouw de rentabiliteit van het
geïnvesteerde vermogen, in het bij
zonder de grond, laag is. De bespa
ringen moeten zodanig zijn dat het
vermogen in stand blijft en dat op
grond (waarop niet kan worden af
geschreven) kan worden afgelost.
Voorwaarden daarbij zijn dat de be-
drijfsovernameprijs niet te hoog is en
in kombinatie daarmee of aanvul
lend daarop de rentekosten worden
gedrukt via pacht of "zachte" lenin
gen van de familie.
De minister omschrijft het kernpro
bleem van de bedrijfsovername als
volgt: "de vraag of het overgenomen
dan wel over te nemen bedrijf uit
oogpunt van kontinuïteit voldoende
inkomstenkapaciteit heeft om, met
in achtname van de noodzakelijke
gezinsbestedingen en investeringen,
de rente en aflossingen te betalen
voor het vreemde vermogen dat in de
plaats treedt van het door de uittre
dende ondernemer onttrokken ver
mogen.
De problematiek is het zwaarst in de
grondgebonden produktietakken.
De overname en de verdere konti
nuïteit heeft een extra moeilijk
heidsaccent op de struktureel
achtergebleven bedrijven. De be
drijfsovernameproblematiek is in
wezen een financieringsproblema-
tiek waarvoor het volgende samen
hangende toetsingskader geldt:
1. De mogelijkheden om vermo
gensonttrekking bij de bedrijfso
vername te beperken.
2. De mogelijkheden om in een deel
van de vermogensvorming te
voorzien door financieringsbron
nen die een relatief lage vergoe
ding vergen.
3. De mogelijkheden om via aan
vullende faciliteiten vermogens
vorming vóór of tijdens het be
drijfsovernameproces te bevor
deren.
Ad 1. De bedrijfsovername vindt als
regel voor een aanzienlijk lagere prijs
dan de bedrijfsekonomische waarde
plaats. Van belang daarbij is de vorm
waarin de overname plaatsvindt, (de
minister wijst hierbij op het werk van
de SEV). Beperking van fiskale
klaims zijn daarbij van belang. Vol
gens de minister is er op dit punt
geen behoefte aan verdergaande
overheidsmaatregelen.
Ad 2. Gewezen wordt op het belang
van "zachte" familieleningen. Pacht
is een financieringsbron met een re
latief lage vergoeding. Gefaseerde
bedrijfsovername door familiepacht
is in vele gevallen vervangen door
gefaseerde bedrijfsovername via
maatschap. In 1980 waren er in de
landbouw zo'n 7.000 maatschappen.
Pacht van familie is verschoven naar
medegebruik. De minister vindt het
jammer dat ook het pachtareaal van
institutionele beleggers is gaan te
ruglopen. Hij wijst nog eens op de
suggesties van prof. Van Hees om het
thans geldende systeem van vermo
gens- en successierechten te wijzigen,
(zowel voor eigenaars/gebruikers als
verpachters). Een aanzienlijke
pachtprijsverhoging brengt weinig
soulaas.
Ad 3. Een andere mogelijkheid is
aanvullende faciliteiten om vermo
gensvorming vóór of tijdens het
overnameproces te bevorderen. De
minister wijst hierbij op de faculta
tieve richtlijn van de EG nl. een
startsubsidie voor de bedrijfsoverne-
mer. De minister wijst deze installa
tiepremie af o.a. omdat het voorstel
onvoldoende waarborgen biedt dat
de premie ten goede komt aan de
opvolger en niet via een hogere
overnameprijs aan de overige fami
lieleden. Ook zijn er geen kriteria
gestéld waardoor het niet zeker is of
de premie wel alleen ten goede komt
aan diegenen die het werkelijk nodig
hebben.
De minister wijst er wel op dat de
overname-problematiek in ons land
geaccentueerd wordt door een hoge
reële rente waardoor de vermogens
vorming door de jonge agrariër be
moeilijkt wordt. Daarom kan een
vestigingspremie toch wenselijk zijn
en dit moet overwogen worden.
Toepassing in Nederland moet aan
de volgende uitgangspunten vol
doen:
a. de hulpverlening moet ten goede
komen aan de opvolger en niet
aan de familie.
b. de overname moet betrekking
hebben op een levensvatbaar be
drijf.
c. de hulpverlening moet financieel
aantrekkelijk zijn.
Volgens minister Braks kan aan a. en
b. worden voldaan indien wij als
kriterium stellen dat van de grond
gebonden produkties slechts die
overnemers worden geholpen die
aantonen dat het bedrijf - na over
name en zonder steun - een bespa
ringssaldo oplevert dat overeenkomt
met een nader vast te stellen mini
mumpercentage van het bedrijfsver
mogen. Voor de tuinbouw zou moe
ten gelden een minimumopvang van
het saldo van financieringsmiddelen
minus vreemd vermogen op korte
termijn in procenten van de jaarkos-
ten. De hulpverlening moet gegeven
worden in de vorm van rentesubsidie
en niet als kapitaalsubsidie.
M.b.t. uitgangspunt c. - de financiële
noodzaak van hulpverlening - zou
overwogen kunnen worden dat de
vestigingssteun slechts aan bedrijven
wordt verleend die voor financiering
van de bedrijfsovername een beroep
moeten doen op het Borgstellings
fonds. De middelen voor dit nieuw
beleid moeten worden gevonden na
vermindering van uitgaven voor be
staand beleid.
Voor struktureel achtergebleven be
drijven zou er de gelegenheid moe
ten komen (net als nu bij bedrijfs'-
ontwikkelingsplannen) extra steun
te krijgen bij ae invoering van een
bedrijfsverbeteringsplan.
De minister gaat verder nog in op
enkele andere aspekten:
de duidelijkheid t.a.v. WIR bij
bedrijfsovername (het in de pro
rato berekening van de grond
tegen vrije waarde betrekken)
noemt de minister een verbete
ring.
RZ voor starters: voorzichtig mee
zijn.
Superheffing: melk voor kleine
bedrijfsovernemers.
Interim: hier is verschuiving van
produktie-eenheden niet moge-
lijk.
Maatschap is een goede zaak.
Borgstellingsfonds. Vervangen
door achtergestelde leningen
heeft grote gevolgen.
Diskussiepunten
Tot zover een samenvatting van de
nota van de minister. Minister Braks
voelt dus in beperkte mate voor een
rentesubsidie voor bedrijfsoverne
mers. Het gaat hierbij om een be
perkt aantal. In 1982 maakten 108
bedrijfsovernemers gebruik van het
BF en in 1983", 183. Mede gezien de
analyse die gegeven wordt lijkt het
meer wenselijk dat i.p.v. een subsi
dieregeling toch eerder gekozen
wordt voor algemeen geldende aan
passingen zoals
vermindering vermogens- en
successierechten op grond (b.v.
voorstel prof. Van Hees) waar
door pacht door derden gestimu
leerd wordt.
bevordering van partikuliere
grondbanken (FAGON) of het
reaktiveren van de overheids-
grondbank.
uitgaan van de agrarische waarde
van de grond bij het berekenen
van de WIR-premie.
Verder kan men zich afvragen:
of het werkelijk zo is dat verder
gaande .fiskale faciliteiten t.a.v.
de bedrijfsovername niet wense
lijk zijn.
de voorgestelde maatregel de
prijzen toch niet opdrijft.
er voldoende rekening is gehou
den met de maatschappen.
welk bestaand beleid beperkt
moet worden i.v.m. startsubsi
dies.
waarom er wel met melk en niet
met mest (o.a. varkenseenheden)
in de richting van kleinere be
drijven geschoven kan worden.
of agrarische gezinsleden ook in
de toekomst nog bereid zullen
zijn op gemakkelijke voorwaar
den een bedrijf aan de opvolger
af te staan.
A.A. Jaarsma
Het onkruid dat vóór opkomst van uien
de kop opsteekt moet snel worden opgeruimd,
zodat het gewas zich onbelemmerd kan
ontwikkelen.
Onkruidbestrijding waarvan het resultaat pas na
dagen of soms weken zichtbaar is biedt weinig
houvast Met Reglone kun je er bij wijze van
spreken op wachten.
Het effekt is al binnen een paar uur
zichtbaar. En dat is een hele zorg minder.
Maar er is meer over Reglone, zoals:
werkt krachtig tegen breedbladige onkruiden
is al na 10 minuten regenvast geen
nawerking via de grond ook verkrijgbaar in
voordelige 20-liter verpakking kan tot vlak
vóór opkomst toegepast worden.
Over toepassing en dosering kan uw
leverancier u alles vertellen.
ICI Holland BV
14
Vrijdag 26 april 1985