De maand mei op het Zuidwestelijk akkerbouwbedrijf Akkerbouw Wintertarwe Aardappelen Zaaiuien Zomergranen Suikerbieten Vlas Erwten Evenals vorig jaar lieten de weers omstandigheden in maart vermoe den dat we met een vroeg voorjaar te maken zouden krijgen. De laatste decade van maart trad echter een periode in met wisselvallig weer die tot op heden, eerste helft april, voortduurt. Een groot gedeelte van de inzaai moet dan ook nog plaats vinden. In de maand mei vraagt de verzorging van de gewassen onze grootste aandacht. Eventuele bestrij dingen moeten op tijd uitgevoerd worden. Moet men door welke oor zaak dan ook een gewas uitrijden, dan is bij keuze van het vervangende gewas de nawerking van de gebruik te bodemherbiciden yan belang. Hierbij moeten de grondsoort en de grondbewerking in ogenschouw worden genomen. Voorkom het lozen van restanten spuitvloeistof of van het spoel water, op oppervlaktewater, ber men enz. Dit is veelal strafbaar gesteld. Spuit bij toepassing van insekten- en schimmelbestrijdingsmidde len de tank leeg, door een ekstra rit, op het perceel zelf. Restjes bodemherbicide eventueel op vangen in een bezinkput op het erf bijvoorbeeld, zo ver mogelijk verwijderd van waterhoudende sloten enz. De standdichtheid van de wintertar we loopt van perceel tot perceel uiteen, doch is gemiddeld zeker goed te noemen. De verschillen in de ont wikkeling zijn veel groter dan in an dere jaren als gevolg van de variatie in zaaitijdstip. Half april 1984 was al menig perceel in het stadium om CCC te spuiten, terwijl nu, in 1985, de uitstoelingsfase nog maar goed op gang gekomen is. Het juiste toepassingstijdstip van CCC is stadium F5 (begin schieten). Bij de grootste planten is de eerste knoop dan voelbaar. Het onderste stengeldeel wordt verkort en verdikt. Hierdoor is een grotere stevigheid te bereiken dan bij een bespuiting op een later tijdstip. De te gebruiken hoeveelheid CCC is afhankelijk van het ras en de wijze van N-bemesting. Indien het N- advies opgevolgd wordt, kunnen als richtlijn, de volgende hoeveelheden aawgehouden worden: Marksman 0 1 CCC/ha Arminda, Saiga, Granada 1 1 CCC/ha (minimaal 3A 1) Citadel 1 'A a 2 1 CCC/ha Okapi. Donjon 2 1 CCC/ha Bij de drie laatstgenoemde rassen verdient het eventueel aanbeveling om de CCC-bespuiting in twee keer toe te passen met een tussentijd van 10 a 14 dagen. Mocht de eerste be spuiting als gevolg van minder gun stige weersomstandigheden te weinig effekt hebben dan wordt dit door de tweede bespuiting ondervangen. Bij een gewaslengte van 20 cm (meestal de eerste weken van mei) dient het gewas gekontroleerd te worden op de aanwezigheid van oogvlekkenziekte. Als de eerste helft van mei op 15 20% van de stengels oogvlekken voorkomen is een bestrijding aan te bevelen. Is de aantasting geringer dan is een bestrijding ekonomisch niet zinvol en ook af te raden in verband met het gevaar van resistentie van deze schimmel tegen de gebruikelijke fungiciden en ook omdat het optre den van de scherpe oogvlekkenziek te, enkele weken later, in de hand wordt gewerkt. Het beste resultaat valt te verwachten indien gespoten wordt met een fijne druppel. Uit recent onderzoek is gebleken, dat dit een beter bestrijdingsresultaat geeft dan spuiten met veel water en een grove druppel. De fijne druppels hebben namelijk een betere bedek kingsgraad hetgeen belangrijker is dan de totale hoeveelheid vloeistof die onderin het gewas komt. Het gemengd verspuiten van CCC en een middel tegen de gewone oog vlekkenziekte is technisch geen pro bleem. Het juiste toepassingstijdstip voor beide bestrijdingen valt echter niet samen, daarom moet dit ook af geraden worden. De tweede N-gift op wintertarwe varieert tussen 30 en 60 kg N/ha. Deze dient gegeven te worden als de 2e knoop voelbaar is. Deze gift heeft invloed op het uiteindelijke aantal korrels per aar. Bij een schrale stand van het gewas kan deze gift eventueel eerder gege ven worden. Een ras als Okapi, dat van nature al een vrij forse ontwik keling heeft lijkt niet gebaat bij een vroege 2e N-gift. Het risiko van le gering wordt bij dit ras duidelijk verhoogd. Arminda, die zich trager ontwikkelt en steviger is reageert gunstig op vervroeging van dj2e gift, Om legering bij haver te voorkomen kan 3 1 CCC/ha toegepast worden als het gewas ongeveer 35 cm hoog is. Denk in de zomergranen ook aan de bestrijding van meeldauw. Als op het 3e blad vanaf boven meeldauw voorkomt is een bestrijding veelal rendabel. Het faktoranalyseonderzoek heeft aangetoond, dat het de moeite loont om voldoende aandacht te schenken aan de rugopbouw. Een grote rug, dat wil zeggen een dwarsdoorsnede van 850-1000 cm2 direkt na het fre zen of aanaarden heeft een positief effekt op de opbrengst. Door een betere vochtvoorziening kan een drogere periode beter overbrugd worden. De kans op misvormde en groene knollen is geringer, terwijl ook het risiko met betrekking tot zieke knollen kleiner is. Hierbij valt o.a. te denken aan Phytophthora. N-bemesting: op gronden waar de aardappels het wel eens te vroeg la ten afweten is het zinvol om te over wegen een 2e N-gift te geven. Het uw gewas dan zien we vaak later in het seizoen dat deze zjekte onder voor de schimmel gunstige omstan digheden toch weer de kop opsteekt. De vorst heeft het gevaar voor bes metting via zieke opslagplanten aanzienlijk teruggedrongen. Telkenmale wordt de grootste be smettingsbron gevormd door de aard appelafvalhopen. Deze liggen veelal op een plaats waar de temperatuur al snel oploopt en door de grote massa van de opslagplanten is ook de luchtvochtigheid optimaal voor de ontwikkeling van de aardappelziek te. Geef de infektie vanaf deze afval hopen dan ook geen kans, of u loopt het risiko dat u, maar ook uw buren, tegen een ekstra hoge kostenpost oploopt qua Phytophthorabestrij- ding gedurende de rest van het groeiseizoen. Voorkom loofvorming op de afval hopen door a. een dikke laag grond er over heen, of b. spuiten met Prefix of Casoron, of c. afdekken met zwart plastik. Konsulentschap voor de Akkerbouw en de Tuinbouw te Goes trekking tot ziekte- en onkruidbestrijding in de diverse gewassen. Na opkomst moet met de onkruid bestrijding gewacht worden tot een gewaslengte van 6 cm. Vanaf deze lengte kan op onkruidvrije grond gespoten worden met propachloor of chloorprofam. Denk bij gebruik van chloorprofam aan de gewassen op de omringende percelen. Vlas, blauw- maanzaad en graszaad en meer an dere gewassen (vooral tijdens de bloei) zijn zeer gevoelig voor dit middel. Is bij een gewaslengte van 6 cm reecis onkruid aanwezig dan kan 5 kg Li- ronion ingezet worden. Op een afge hard gewas kan 5 1 olie aan de Liro- nion toegevoegd worden. Als gelijk met de uien veel onkruid opkomt, dan kan als noodmaatregel op een afgehard gewas met een re gelmatige stand bij een lengte van 4 cm een halve dosering Lironion olie uitkomst brengen. Na 10 dagen kan dan de andere helft toegepast worden. Op een afgehard gewas van 10-15 cm lengte kunnen nog Cer- trol-20, Actril of Basagran ingezet worden. Ook deze middelen moeten als noodmaatregel gezien worden. Met rijenbespuiting kan men toe met minder spuitmiddel. Het is echter zeer belangrijk om nauwkeurig te werken. De kwaliteit van de planten van knolselderij is zeer belangrijk. Forse, goed ontwikkelde planten (rechts) hebben de beste kansen. Links: te kleine planten. indien de stand van het ge was hier aanleiding toe geeft. Let bij het schieten op mangaangebrek in de wintertarwe. Een bespuiting met mangaansulfaat, bij voorkeur tegen de avond in verband met kans op verbranding, kan dan veel op- brengstschade voorkomen. Onder bepaalde omstandigheden kan het op zijn plaats zijn reeds in mei een bespuiting uit te voeren tegen meeldauw. Okapi is hiervoor gevoeliger dan Arminda en de N- toestand spreekt ook een woordje mee. Een eerste bespuiting zou kun nen worden uitgevoerd met Bayfi- dan of Bayleton, beide met maneb. Dan een eventuele tweede behande ling bijvoorbeeld met Corbel. Om gekeerd kan ook, maar in elk geval niet twee keer hetzelfde middel ge bruiken. De captafol kan men het beste in reserve houden tot direkt na het in aar komen. Ook zomertarwe reageert gunstig op een gedeelde N-gift. Deze 2e gift wordt in hetzelfde stadium gegeven als bij de'wintertarwe, namelijk sta dium F7. De hoeveelheid bedraagt 30-50 kg N/ha. Een tweede N-gift op zomergerst verdient vooralsnog geen aanbeve ling. Vraagt de stand van het gewas hier wel om, dan bij voorkeur deze gift in stadium F4 k F5 toedienen (tot einde uitstoeling). Is er gevaar voor legering, dan kan vanaf het verschijnen van het vlag- blad tot de eerste naalden een be spuiting uitgevoerd worden met 1 Cerone uitvloeien Het optreden van tweewassigheid kan door deze bespuiting in de hand gewerkt worden. tijdstip hiervoor is niet rondom het opfrezen of aanaarden, maar pas na het begin van de knolaanleg als de eerste knollen 1 cm zijn. Deze pe riode ligt normaal in de tweede helft van juni. Valt dit in een droge perio de dan is het in sterkere mate optre den van doorwas niet ondenkbeel dig. Onkruidbestrijding: veelal zal een onkruidbestrijding uitgevoerd wor den kort voor opkomst, mee profi teert dan tevens van de kontaktwer- king van Sencor of Igrater. Als er kleefkruid en andere moeilijk te be strijden onkruiden aanwezig zijn, kan DNOC of Herbogil bijgemengd worden. Deze kleurstoffen kunnen apart toegepast worden tot de eerste aardappelen boven komÊn. Op percelen waar veel kleefkruid verwacht wordt, kan het nieuwe middel Bandur toegepast worden. Dit middel moet na het frezen of aanaarden op een enigszins bezakte rug toegepast worden. Niet wachten tot vlak voor opkomst. De aardappelziekte: Ook vorig jaar heeft de Phytophthora veel telers weer verrast. De standaardregel van beginnen met de bestrijding als de planten elkaar in de rij raken kunnen we dit jaar waarschijnlijk het bede maar vergeten. Bestrijding is nodig als de omstan digheden voor het optreden van Phy tophthora gunstig zijn. Is dit in een vroeg groeistadium van het gewas dan moet men ekstra attent zijn, omdat de loofgroei op dat moment forser is dan na de knolaanleg. Alle nieuwgevormde loof na een bespui ting is onbeschermd tegen infektie van deze schimmel. Heeft de Phy tophthora zich eenmaal gevestigd in Na opkomst kan gespoten worden, naar gelang het stadium van de bie ten, met Betanal of een mengsel hiervan met Pyramin, Goltix of Tra- mat. Onafhankelijk van het stadium van de bieten kan op zeer klein onkruid gebruik gemaakt worden van 2 kg Goltix 2 k Oliocin. Dit dient met name overwogen te worden als: - voordien niet gespoten is met een bodemherbicide, of - die werking duidelijk tekort schiet en/of - als eerste aanzet tegen hardnek kige onkruiden als kamille, kleefkruid en varkensgras. Nieuw dit jaar is de toepassing van 3 1 Betanal 2 kg Goltix 1 1 Tramat in het tweeblad stadium. Deze kom- binatie verdient de voorkeur bij aanwezigheid van zwarte nachtscha de en veelknopigen, maar men be strijdt tegelijk ook kleefkruid. Voor de bestrijding van alleen grasachti- gen na opkomst kan van diverse middelen gebruik gemaakt worden (zie Handleiding). Kontroleer het gewas bij opkomst op de aanwezigheid van vroege akker- trips en bietekevers. De bestrijding van bietekevers kan het beste in de late avonduren geschieden met 2 kg mecraptodimethur of 2 liter of kg parathion per ha. De kevers moeten direkt worden geraakt om effekt van deze behandeling te hebben en daarom moet er minstens 600 liter water worden gebruikt. Let op de radiowaarschuwingen en draai eens het nummer 01806 -14166. Daardoor wordt u op de hoogte ge houden van aktuele situaties met be- Zodra er aardvlooien en/of trips aanwezig zijn moeten deze bestreden worden. Bij een gewaslengte van 6 cm kan gespoten worden met 3 k Basagran of als overwegend witte krodde voorkomt met 1-1.3 1 MCPA 25%. Met de toepassing van MCPA niet te lang wachten, omdat bij een langer en goed aan de groei zijnd gewas dit middel groeiremming kan geven. Bij tijdige toepassing van Ba sagran kan hieraan eventueel xh 1 MCPA toegevoegd worden. Geen MCPA toevoegen bij onderzaai van klavers. Basagran kan niet gebruikt worden bij de ondervrucht karwij en bij onderzaai van klavers moet ge wacht worden tot deze het twee- bladstadium bereikt hebben. Ter voorkoming van legering kan bij een gewaslengte van 30-45 cm lal Vi 1 Cerone Citowet gebruikt wor den. De Citowet moet toegevoegd worden in een 0.025% oplossing van de verspoten hoeveelheid water. Dus bij 600 1 water 0.15 1 Citowet toevoe gen. Bij een gewaslengte van 45-55 cm geeft toepassing aanleiding tot een ongewenste vertraging in de af rijping. De bladrandkever en vroege akker trips kunnen, indien zij niet tijdig bestreden worden, een Fikse groei remming tot gevolg hebben. Een be spuiting met 1 'A 1 parathion is hier tegen afdoende. Vlak vóór de opkomst kan eventueel met DNOC of Herbogil nog een keer schoon schip gemaakt worden. Let goed op, er staat altijd meer onkruid dan u op het eerste gezicht denkt. En zo'n vroege bespuiting geeft wat speelruimte ten aanzien van latere 12 Vrijdag 26 april 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 18