T eelt zomergerst
gelijkwaardig
aan die van wintertarwe
Oriënterend onderzoek Bevelanden:-
"De teelt van brouwgerst op Be
veland in 1984" is de titel van een
verslag door ons geschreven voor
de Graanstudieklub Oost- en
West Zuid-Beveland. In het
kader van onze studie aan de
Landbouwhogeschool hebben
wij een oriënterend onderzoek
verricht op 13 prakóijkpercelen
op Noord- en Zuid-Beveland.
Er bestaat al enige jaren een sa
menwerkingsverband tussen de
Graanstudieklub op Zuid-Beve
land en de vakgroep Landbouw
plantenteelt en Graslandkunde
van de Landbouwhogeschool te
Wageningen. Tot 1984 beperkte
deze samenwerking zich tot het
gewas wintertarwe. Namens de
vakgroep werd het kontakt
hoofdzakelijk onderhouden door
ing. J. Ellen. Resultaten van re
cente proeven van de heer Ellen
hebben een hernieuwde belang
stelling voor de teelt van brouw
gerst, bij verschillende leden van
de studieklub, gewekt. Deze be
langstelling komt voort uit een
veranderd inzicht in de teelttech
niek van brouwgerst. Verder
speelt een rol dat de prijzen voor
wintertarwe dalen, terwijl voor
een goede brouwgerst door de
handel en de mouters een rede
lijke prijs wordt betaald.
In dit artikel worden beknopt de
belangrijkste punten uit het
voornoemde verslag besproken.
De teelt
Alle deelnemende telers hebben het
ras Trumpf gezaaid. De zaai dient
plaats te vinden zodra de grond be
kwaam is. Percelen waarop eind
maart was gezaaid, hebben gemid
deld 400 tot 500 kg/ha minder opge
bracht dan percelen die eind februari
al waren ingezaaid. De gebruikte
hoeveelheid zaaizaad lag tussen de
100 en 190 kg/ha. Een deel van dit
verschil is te verklaren door een ver
schil in duizendkorrelgewicht. Bij het
zaaien is er duidelijk rekening ge
houden met het duizendkorrelge
wicht om tot het gewenst aantal za
den per m2 te komen. Sommige te
lers hebben bewust meer zaaizaad
gebruikt om meer planten per m2
300) te krijgen en daardoor meer
halmen per m2 800-900) om zo
uiteindelijk een hogere korrelop
brengst te behalen. Dit ging gepaard
met een verhoogde N-gift. Deze zo
genaamde "intensieve" teeltmetho-
ae wordt later in dit artikel behan
deld.
De gemiddelde droge stofproduktie
vanaf half mei tot half juni bedroeg,
als gevolg van de matige weersom
standigheden, slechts 96 kg droge
stof per ha per dag. Gedurende de
periode van half juni tot half juli was
het weer gunstiger voor de gewas-
groei met vooral voldoende straling.
De gemiddelde droge stofproduktie
per dag lag gedurende deze periode
om en nabij de 340 kg per ha.
De hevige buien die begin juli vielen
hebben tot gevolg gehad dat in veel
gewassen legering is opgetreden.
Hiervan is geen duidelijke invloed
op de droge stofproduktie terug te
vinden.
In 1984 was de ziektedruk in het ge
was zomergerst laag te noemen,
slechts meeldauw was in beperkte
mate aanwezig. Het gebruik van
groeiregulatoren leverde een korter
gewas op namelijk 75 cm tegenover
89 cm lengte. Op alle percelen kwam
in meer of mindere mate doorwas
voor. Gebleken is dat op percelen
waar nogal wat legering voorkwam
het percentage doorwas hoger was.
De zaadopbrengst
De gemiddelde gerealiseerde zaad
opbrengst bedroeg ruim 7 ton per ha.
Gebleken is dat niet alleen een hoge
droge stofproduktie maar ook dè
drogestofverdeling binnen het gewas
van groot belang is bij de realisatie
van een hoge zaadopbrengst. Waar
door wordt een hogere zaadop
brengst nu tot stand gebracht? In een
poging om deze vraag te beantwoor
den is aan de hand van de op-
brengstkomponenten de theoreti
sche opbrengst uitgerekend. Aan de
hand van deze theoretische op-
'Intensieve" teelt geeft hoger saldo
dan normaal geteeld gewas
Een beperkt aantal deelnemers
heeft een "intensieve" teeltwijze
gevolgd. Deze teeltwijze wijkt op
twee belangrijke punten af van de
"normale" teeltwijze.
Het eerste punt is de bezetting
met aren. Door gebruik van meer
zaaizaad wordt getracht een groot
aantal planten per m2 te realise
ren. Deze planten stoelen minder
uit en geven daardoor sterkere
halmen. Zo wordt een groot aan
tal (900) stevige halmen per m2
tot stand gebracht. Het tweede
punt is de stikstofbemesting. Het
stevige gewas dient in staat te zijn
meer stikstof op een nuttige wijze
aan te wenden door een grotere
zaadproduktie. De resultaten van
deze teeltmethodiek zijn in tabel
3 vergeleken met de resultaten
van de "normale" teeltmethode
van de overige deelnemers.
Uit deze tabel blijkt dat het doel
om meer aren per m2 te realise
ren bereikt is. Het is echter niet zo
dat er bij de hogere plantdicht-
heid minder aren per plant ge
vormd zijn. Gemiddeld hadden
de aren in een intensief geteeld
gewas één korrel minder. Een en
ander resulteert in een verschil in
het aantal korrels per m2 van
ruim 2600. Dit groter aantal kor
rels per m2 gaat wel ten koste van
het duizendkorrelgewicht dat met
gemiddeld 1,7 gram daalt. Ge
combineerd leveren deze fakto-
ren een opbrengstverschil van
970 kg in de praktijk en 850 kg
volgens de theoretische bereke
ning.
In tabel 4 is weergegeven hoe
volgerstpercentage en eiwitge
halte reageren op de verschillen
in teelttechniek.
Een duidelijke afname van het
aandeel volgerst is waar te nemen
bij de intensieve teeltmethode.
De grotere kg-opbrengst weegt
hier niet tegen op. De meer
opbrengst die hier tot stand
komt is in feite een opbrengst
aan voergerst. Een noemens
waardige verandering in het ei
witgehalte is niet te konstateren.
Uit een saldovergelijking van de
ze teeltmethoden komt naar vo
ren dat het intensiever geteelde
gewas een hogere financiële op
brengst geeft dan een normaal
geteeld gewas.
brengst is een klassenindeling ge
maakt voor de diverse opbrengst-
komponenten. Deze indeling is
weergegeven in tabel 1
Gezien deze cijfers lijkt het zinvol
om te. zorgen voor een redelijk hoog
plantaantal in het voorjaar. Deze
planten geven minder aren per plant
hetgeen resulteert in een groter aan
tal sterke halmen per m2. Er is dan
tevens minder verlies door wegval
lende spruiten. Op deze wijze wordt
een hoger aantal korrels per m2 ge
realiseerd wat als belangrijkste op-
brengstverhogende faktor mag wor
den gezien. Een ekstra verhoging van
de opbrengst is mogelijk wanneer de
korrelvulling optimaal kan verlopen
waardoor ook het korrelgewicht
hoog uitvalt.
Stikstof
Stikstof speelt een belangrijke rol bij
de totstandkoming van de droge-
stofproduktie van een gewas. De
stikstofbemesting van de gewassen is
nogal verschillend geweest. Op een
paar percelen is slechts éénmaal
stikstof gestrooid, op de meeste per
celen echter tweemaal. In tabel 2 is
de gevonden relatie tussen de N-
bemesting en de N-opname door het
gewas weergegeven.
Bij een verhoging van de N-gift blijkt
de N-opname slechts zeer weinig toe
te nemen. De aangeboden hoeveel
heid stikstof bestaat echter niet al
leen uit de op het land gestrooide
stikstof. In de bodem is ook stikstof
aanwezig waarvan er steeds een deel
door mineralisatie vrijkomt. Het is
daarom zinnig om deze stikstof ook
in de beschouwing te betrekken. In
1984 is op slechts twee percelen de
mineralisatie gevolgd maar in het
komende groeiseizoen zal er binnen
de graanstudieklub aan dit onder
werp meer aandacht worden be
steed.
Enkele kwaliteitsaspekten
Voor de teler van brouwgerst zijn
met name het percentage volgerst,
dit is de sortering boven de 2,5 mm,
en het eiwitgehalte van belang. Ge
bleken is dat het percentage volgerst
daalt bij een toename van de zaad
opbrengst. Uitgedrukt in kg neemt
de hoeveelheid volgerst echter nog
wel toe. Ook het percentage doorval
wordt groter naarmate de opbrengst
hoger is. Voor de wat minder op
brengende percelen was het percen
tage volgerst 95 en voor de hoogst
opbrengende percelen gemiddeld 76.
Voor de mouterij is een eiwitgehalte
tussen 9 en 11,5% zeer gewenst.
Slechts op één perceel hdd het gewas
meer dan 11,5% eiwit in het zaad. Bij
een hogere N-opname door het ge
was neemt het eiwitgehalte iets toe.
Vergelijking met wintertarwe
Wanneer er gemiddeld een op
brengst wordt gerealiseerd van ruim
7 ton zomergerst per ha dan is het
interessant om dit gewas kwa finan
ciële opbrengst te vergelijken met het
gewas wintertarwe.
Deze vergelijking vindt u in tabel 5.
Bij de berekeningen die aan deze ta
bel ten grondslag liggen is van het
volgende uitgegaan:
- De prijzen voor brouwgerst en
voergerst zijn gemiddelde prijzen
van de maanden oktober en no
vember 1984, genoteerd te Goes.
Idem voor wintertarwe.
- De toegerekende kostenposten en
de prijzen en hoeveelheden hier
van zijn ontleend aan Kwantita
tieve Informatie 1984/1985 van
het PAGV.
ir. D.C. Duijnhouwer, sinds I februari
1985 als Landbouwkundig Ingenieur
werkzaam bij het Nederlands Insti
tuut voor Brouwgerst, Mout en Bier
(NIBEM). Hij is de opvolger van ir. J.
Hiddema
Pieter de Jong, student Landbouw
techniek aan de Landbouw Hoge
school
- Uitzondering hierop is de prijs
voor stikstof. Deze is gesteld op
1.38 per kg zuiver.
- De opbrengst aan en de kosten
van stro zijn buiten beschouwing
gelaten.
- Eigen arbeid en het gebruik van
trekker en machines zijn gewaar
deerd naar loonwerktarief.
Het blijkt dat bij de huidige prijzen
het zeer wel mogelijk is om de teelt
van zomergerst financieel gelijk
waardig te zien aan de teelt van win
tertarwe binnen de graanstudieklub
op Zuid-Beveland.
Ook dit jaar wordt het gewas zomer
gerst binnen de graanstudieklub door
een tweetal studenten uit Wagenin
gen en een student van de HLS uit
Dordrecht onder de loep genomen.
Verwacht mag worden dat in samen
werking met de enthousiaste leden
van de klub ook dit jaar positieve re
sultaten zullen worden behaald.
Sjaak Duijnhouwer
Pieter de Jong
Tabel Opbrengstkonponenten gerelateerd aan de korrelopbrengst.
Klassenindeling
theoretische
opbrengst in kg per ha
tot 8100
8101-8500
8501-8900
8901-9300
9301 plus
klasse
gemiddelde
in kg/ha
7310
8359
8780
8950
10450
aantal
percelen
per klasse
3
3
3
2
2
gemiddelde
praktij-
opbrengst
in kg/ha
6650
6910
6760
7470
7800
klasse
duizend
korrel
gewicht
korrels
/m*
korrels
/aar
aren
/m
aren
/plant
plakten
1
44,1
16601
21,9
800
3,7
215
2
45,3
18442
22,4
820
4,0
205
3
42,9
20733
22,8
898
3.8
237
4
43,2
20752
22,6
919
3,8
244
5
47,8
21964
24,2
893
3.9
230
Tabel De N-opname gerelateerd aan de N-bemesting.
klassenindeling
N-bemesting in
kg N-zuiver/ha
stikstof in
droge-stof totaal
in in kg
stikstof in het zaad
theor. opbr.
in X in kg.
praktijk opbr.
in kg.
50-90
1,02
139
1,54
135
112
91-130
0,97
122
1,60
131
108
131 plus
1,10
158
1,60
148
115
Tabel Korrelopbrengst en
aan teeitmethode
opbrengstkomponenten gerelateerd
gewasgroep
aantal
percelen
planten
per m^
aren
per a2
bemest. N
kg/ha
theor.
opbrenst
in kg/ha
praktij
opbrengst
in kg/ha
intensief
4
254
948
129
9210
7710
normaal
9
211
821
101
8360
6740
verschil
43
127
28
850
970
duizend
korrel-
gewicht
in g
korrels
per m^
korrels
per aar
aren
per plant
oogst
index
intensief
43,3
21255
21,9
3,9
0,57
normaal
45,0
18638
22,9
4,0
0,53
verschil
1,7
2617
1,0
0,1
0,04
Tabel 'Lj Eiwitgehalte en volgerst gerelateerd aan de teeltmethode
gewasgroep
eiwit
eiwit
volgerst
volgerst
volgerst
in X
NIBEM
in X
theor. opbr.
praktij
in 1
in kg
in kg
intensief
9.7
10,5
72,6
6690
5600
normaal
9,9
10,7
80,2*
7000*
5640*
verschil
0,2
0,2
7,6
310
40
Tabel Vergekijking van de kg-opbrengsten van zomergerst en
wintertarwe bij gelijke saldi, inclusief kosten voor arbeid,
trekker en machines, en bij drie verschillende percentages vol-
gerst
opbrengst
70 X volgerst
80 X volgerst
90 X volgerst
zo m ergerst
saldo
opbrengst
saldo
opbrengst
saldo
opbrengst
w-tarwe
w-tarwe
w-tarwe
5000
832
7203
880
7306
927
7409
5500
1092
7766
1145
7880
1197
7993
6000
1353
8331
1421
8477
1467
8578
6500
1613
8894
1675
9029
1737
9162
7000
1874
9459
1941
9603
2007
9747
7500
2134
10021
2206
10177
2277
10333
8000
2395
10586
2471
10751
2547
10915
8500
2655
11149
2736
11325
2817
11500
Vrijdag 26 april 1985
9