Onrust en irritatie vanuit de Z.L.M. gezien zuidelijke landbouw maatschappij Kortingspercentage op melk in nieuwe Beschikking superheffing naar 9,85%! VRIJDAG 19 APRIL 1985 65e JAARGANG NO. 3778 land- en tuinbouwblad De melkveehouderij moet weer een stap terug doen. Bij de pas gepubliceerde nieuwe beschikking superheffing heeft minister Braks het kortingspercentage op de melkproduktie voor het nieuwe melkprijsjaar ingaande l april verhoogd van 8,65 tot 9,85t.o.v. de produktie in 1983. Dit betekent dat de produktie verder zal moeten dalen met ca. 150.000 ton melk. Met het Landbouwschap en de drie Centrale Landbouw Organisaties zal over de beschikking nog overleg worden gepleegd. Onrust en irritatie heeft de nota over de mestproble matiek, aangeboden aan de Tweede Kamer, veroor zaakt in de veredelingssektor en in de veehouderij. Op onze hoofdbestuursvergadering is deze problematiek eveneens uitvoerig aan de orde geweest en kwam de sterke verontrusting duidelijk naar voren. Wij hebben daarbij uitleg gegeven wat voor overleg er geweest is tussen het ministerie van Landbouw en het Landbouwschap voordat de betreffende nota aan de Tweede Kamer is aangeboden. Terugkijkend is het duidelijk dat het overleg niet be perkt had moeten blijven tot het ministërie van Land bouw en het sekretariaat van het Landbouwschap. Over een zo ingrijpend en gevoelig liggend probleem had vooraf overleg plaats moeten hebben tussen de minister en het bestuur van het Landbouwschap. Over deze gang van zaken is harde kritiek geleverd in de hoofdbestuursvergadering van het KNLC. Deze irrita tie en kritiek vanuit de provincies waar de intensieve veehouderij een belangrijke rol speelt is zeer begrij pelijk en terecht, zeker wanneer in de nota bij de be rekening van de mestoverschotten de fosfaatnormen, gehanteerd worden. Irritatie over deze harde kritiek blijkt er te zijn op het ministerie van Landbouw en Visserij. Met name minister Braks heeft er zijn ongenoegen in het overleg met het Landbouwschap duidelijk laten blijken. Wij, aan de an dere kant, verwonderen ons over deze reaktie van de minister. Heeft men zo weinig zicht op de zorgen en problemen die er zijn op de individuele bedrijven en die nu onoplosbaar dreigen te worden door de mestproblematiek? Wonende in een gebied met zeer intensieve veehouderij mogen wij toch zeker van de minister verwachten op de hoogte te zijn van de problemen die er zijn in de varkenshouderij bij de afzet van drijfmest. Uitgaande van de normen van het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid zoals deze berekend zijn in het rapport Latijnhouwers betekent de afzet en verwerking voor veel bedrijven in de komende jaren een zware opgave. Wanneer echter de fosfaatnormen, ge noemd in de nota aan de Tweede Kamer, doorgevoerd zouden moeten worden, zal een groot deel van de vere delingssektor ten onder gaan. Maar ook veel melkvee houderijbedrijven zullen daardoor in grote moeilijkheden komen. Wij zullen ons hard op moeten stellen tegen dit dreigende gevaar. Op de CLO-bijeenkomst is de mestproblematiek ook indringend aan de orde geweest. Dat de minister niet kan begrijpen dat er vanuit de veredelingssektor zeer fel wordt gereageerd komt bij mij wel erg naief over. Vooral wanneer in de nota aan de Tweede Kamer niet wordt aangegeven op welke termijn beide ministers den ken die fosfaatnorm in te voeren. En verder niet duidelijk gemaakt wordt hoe men denkt de mest te kunnen afzet ten of verwerken. Nu, nadat de reaktie vanuit de achterban van de organi saties bijzonder hard over zijn gekomen probeert minister Braks de gemoederen tot rust te brengen. De minister zegt nu dat hij het niet meer mee zal maken dat de fos faatnormen toegepast zullen gaan worden. Wij vragen ons af welke zekerheid deze minister ons kan geven nadat hij minister af is. Maar ook nu is hij evengoed afhankelijk van politieke stromingen die de fosfaatnormen zo snel mogelijk doorgevoerd willen zien. In het Landbouwschap is deze mening ook door de Voedingsbond van het FNV naar voren gebracht. Kortom, in de politiek hebben wij weinig vertrouwen in zeggende woorden. Ook niet van een minister. Nodig is het duidelijk aan te geven dat er een lange overgangsperiode nodig is en dat in de komende jaren gewerkt dient te worden in de richting zoals die in het rapport Latijnhouwers is aangegeven. Wij willen er ten overvloede nogmaals op wijzen dat dit rapport is vastge steld in de Landelijke Raad voor de Bedrijfsontwikkeling. Derhalve mede onder verantwoordelijkheid van het mi nisterie van Landbouw. Het Landbouwschap heeft in een brief aan de Tweede Kamer gewezen op deze uitgangs punten van de kommissie Latijnhouwers. Wij vinden wel dat minister Braks dit zelf had dienen te doen! Verder heeft de minister nadrukkelijk toegezegd dat er de komende tijd voldoende overleg plaats zal vinden bij de totstandkoming van de algemene maatregelen van Be stuur. Wij blijven daarbij echter vraagtekens plaatsen. Hoe kan een ad hoe kommissie van het Landbouwschap voldoende inspelen op het overleg dat er plaatsvindt in niet minder dan twaalf werkgroepen op ministerieel nivo Minister ir. G. Braks heeft op 16 april jl. een nieuwe Beschikking superheffing om advies naar het Landbouw schap gezonden. Voor het melkprijsjaar 1985/1986 zal het kortingspercentage naar de huidige inzichten met 13% stijgen. Dit percentage is gebaseerd op zoveel mogelijk geaktualiseerde cijfers met betrekking tot de toewijzing van heffingvrije hoeveelheden in het vorige melkprijsjaar en op het feit, dat de Raad van Landbouwministers in de Europese Gemeenschap nog geen beslissing heeft geno men om de extra korting van 1% op het nationale quotum eventueel op te schorten. Bij de berekening van dit percentage is eerder uitgegaan van de handhaving van systeem A, d.w.z. een heffing per individuele melkveehouder. Ten opzichte van het referen tiejaar 1983 wordt het kortingspercentage voor het vol gende melkprijsjaar 9,85%. Overigens zal voor bedrijven, die behoren tot de katego- rie "kleine, niet groeiende bedrijven" geen extra korting gelden. Voor de betrokken ondernemingen, die het vorig jaar in aanmerking kwamen voor de "niet-groeiersrege- ling" (art. 13) blijft het aftrekpercentage 5,65%. De mogelijkheid een aanspraak te maken op een hef fingvrije hoeveelheid melk bij grondoverdrachten is ver ruimd, zowel in omvang als in tijd. Gedurende de tijd, dat de superheffing van kracht is (tot 1 april 1989) kunnen gronden tot een totale hoeveelheid van 5,5 ha worden overgedragen zonder verlies van de heffingvrije hoe veelheid melk, die op de grond rust. Wanneer het hierbij gaat om gepachte grond, is toestemming van de ver pachter vereist. Bij overdracht van meer grond dan 50% van de bedrijfs- oppervlakte per 6 april 1985, vindt echter wel overdracht van een heffingvrije hoeveelheid melk plaats. Voor bedrijven waar zich een bedrijfsopvolger aandient, komt een aparte regeling. Het gaat dan om bedrijven, die op zichzelf levensvatbaar zijn, maar waar in 1983 geen of onvoldoende melk is geproduceerd als gevolg van ern stige persoonlijke omstandigheden van de toenmalige ondernemer, zodat het referentiejaar 1983 niet represen tatief kan worden geacht. Bedrijfsopvolgers, die in deze situatie verkeren, kunnen onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een heffingvrije hoeveelheid melk, die gelijk is aan de produktie van het jaar, dat voorafging aan het optreden van de persoonlijke omstandigheden, minus het geldende kortingspercentage. tussen het ministerie van Landbouw en Visserij en het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu? Overleg zonder dat het Landbouwschap recht streeks bij het overleg betrokken is? Zeer vreemd en ongewenst vinden wij het dat het Land bouwschap niet betrokken is bij het overleg over de mestbanken. Bij de organisatie en de financiering van de mestbanken heeft de georganiseerde landbouw een be langrijke rol gespeeld en hier steeds hoge prioriteit aan toegekend. Zonder enig vooroverleg of inspraak is een werkgroep zonder ons bezig vergaande voorstellen uit te werken voor een nieuwe opzet van een centrale mest bank. Niet duidelijk is het hoe en door wie deze ambtelijke werkgroep zich laat adviseren als het gaat om de prakti sche invulling van de normen en uitvoerende taak van de mestbank. Wanneer een centrale mestbank in de toekomst goed wil kunnen funktioneren zal er een duidelijke vertrouwens basis moeten ontstaan tussen de toeleverende en afne mende bedrijven en de mestbank. Veel problemen zullen er in de toekomende jaren nog op ons afkomen die om een oplossing vragen. In de tekortgebieden hebben wij op het ogenblik te maken met hinderwetvergunningen bij de noodzakelijke bouw van tussenopslagplaatsen. De ministers van L8iV en VROM zullen hier op korte termijn aandacht aan dienen te besteden. Op dit moment ligt hier een duidelijk knelpunt bij de afzet van drijfmest. Onze konklusie is, alles overziend, dat het beter is te ver geten wat er de afgelopen maanden bij het overleg is foutgelopen. Beter zou het zijn nu in gezamenlijk overleg de problemen van de mestoverschotten aan te pakken. Het eenzijdig opereren zoals dat nu gebeurt houdt het gevaar in dat opnieuw misverstanden, irri taties en onrust kunnen ontstaan! Doeleman

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 1