De wonderlijke geschiedenis
van elf antieke boerenwagens
Jurriaan Kok, Zeeuw van geboorte, moet een zeer energiek man zijn
geweest. Behalve wethouder van 's-Gravenhage was hij ook organisator
van de groots opgezette, nationale en internationale landbouwtentoon
stelling, die de Koninklijke Nederlandse Landbouwvereniging (een van
de verenigingen, waaruit door fusie met andere het KNLC is ontstaan)
in zijn stad liet plaatsvinden.
We spreken nu over 1913, het laatste jaar van "die goeie ouwe tijd".
Twee wereldoorlogen later is het bijna onvoorstelbaar, dat toen overal
in het land druk werd feestgevierd, omdat honderd jaar eerder datzelfde
land bevrijd werd van de Franse overheersing.
Jurriaan Kok wilde meer mensen
naar de tentoonstellingen trekken,
door het aanbieden van iets specta
culairs. Hij vroeg Herman Rosse (la
ter professor in Delft en ook enige
tijd decorbouwer in Hollywood) en
een zekere Frans ter Gast hem daar
voor een goed idee te leveren. Hun
gedachten gingen uit naar "eeri beeld
van het boerenleven in 1813", in de
vorm van een optocht. Uit iedere
provincie moest er dan een oude
boerenwagen komen, beladen met
"de vruchten des velds". Er omheen
liepen boeren, boerinnen en kinde
ren in streekdracht uit 1813. De heer
Ter Gast zou de beschildering van de
wagens op zich nemen en het ver
werven of maken van de historische
kostuums.
Tijdens de optocht werd ook nog het
(weinig toepasselijke) lied gezongen:
"Nu trekt de boer een paar klompjes
Weinig versiering
Landbouwwagens zijn echte ge
bruiksvoorwerpen, dus meestal vrij
saai van kleur. Met koperen spij
kertjes of witte verf werd er wel eens
een jaartal of naam van de eigenaar
of zijn hoeve op gemaakt. Soms zag
je wat houtsnijwerk of een geschil
derde vaas met bloemen, maar alles
zeer eenvoudig gehouden.
Een uitzondering vormden de wa
gens uit de streek van de grote rivie
ren tussen Rotterdam en Nijmegen.
Daar waren juweeltjes van houtsnij
werk te bewonderen en beschilde
ringen in de meest vrolijke kleuren.
Ook dit was echter voor toeschou
wers op afstand nog moeilijk te zien.
Daarom besloot men de wagens eens
fiks op te knappen met grote, duide
lijk zichtbare siermotieven.
Toevallig werkten er Engelse schil
ders aan de verfraaiing van het Vre
despaleis in Den Haag. Zij werden
ingeschakeld om "de echte vader
landse volkskunst" gestalte te geven.
Het bleef heus niet bij bloemetjes
alleen, ook vazen, manden, vruch
ten, vogels, vlinders, en landbouwge
reedschappen kwamen er aan te pas.
En het jaartal 1813 niet te vergeten.
Ook rijmpjes van Vader Cats en be
kende Nederlandse spreuken lagen
goed in de markt.
Show-element
Bevriende relaties werden ingescha
keld om de benodigde wagens te
verwerven. Daarbij stond het show
element voorop en nam men het
verder niet zo nauw zoals uit het
volgende verhaal zal blijken. De
Grotningse wagen werd opgezocht
door Otto Eerelman (de bekende
schilder van het boerenleven en
vooral paarden). Het w^s een don
kergroen exemplaar, met in koperen
spijkertjes de initialen H.S. en het
jaartal 1812. Er is alleen bekend, dat
deze wagen uit de zandstreken
kwam. Waarschijnlijk Westerwolde.
Het is nu een bijzonder waardevol
stuk uit die tijd, want later gebruikte
men wagens met een veel groter
laadvermogen.
In Friesland was op Vlieland een
mooie wagen ontdekt. Helaas werd
deze, kort voor de verscheping, ver
nield door een stel uitbundige feest
gangers. Geen nood. Een uitdrager
uit Harlingen kon voor een hooiwa
gen zorgen van het oude Friese type.
Vrijdag 12 april 1985
De grijze kleur stond de organisato
ren begrijperlijkerwijze niet aan. Ze
versierden dus de zijkratten met zo
genaamde Hindeloper motieven.
Wie deze fijnzinnige versiering kent,
zal begrijpen dat ze zich absoluut
niet leent voor een enorme vergro
ting. Er is dan ook niet veel van te
recht gekomen. Gelukkig is de wa
gen jaren later in de oorspronkelijke
staat teruggebracht en te pronk gezet
in de Friese boerderij op het terrein
van het Nederlands Openluchtmu
seum.
De Drentse wagen kwam volgens de
initiatiefnemers "uit de dorre zand
streken" in de buurt van Assen en
werd versierd met afbeeldingen van
landbouwgereedschappen. Overijs
sel leverde - uit de buurt van Deven
ter - een oud-Westoverijsselse oogst
wagen met kromme dissel. Deze be
zat zelf al origineel houtsnijwerk,
maar werd bovendien opgevrolijkt
met bloemslingers en bij de Hooi
bouw behorende gereedschappen.
De burgemeester van Kerk-Aver-
zaath bezorgde het comité een Gel
derse wagen van een van zijn ge
meentenaren. Ook hier snijwerk op
het achterschamel. De nieuwe be
schildering bestond uit vogels. De
oorspronkelijke eigenaar was daar zo
opgetogen over, dat hij de wagen
beslist terug wilde hebben.
Bekenden uit Maarssen leverden de
Utrechtse oogstwagen, die trouwens
maar een licht speelwagentje bleek te
zijn, met in houtsnijwerk onder an
dere een zeepaardje en het jaartal
1803. Dit exemplaar werd niet alleen
op zij- en achterkant, maar ook nog
onder de bak en tussen de achter
wielen uitgedost met bloemen en
bloemvazen.
Wat Noord- en Zuid-Holland betreft
maakte men het helemaal te dol. Een
wagenmaker uit Oudewater (Z-H.)
kon twee wagens leveren, waarvan
de kortste dan maar als Noordhol
lands voertuig door het leven moest
gaan. Op de achterkrat van dit ex
emplaar was een hele boerderij-in
ventaris in houtsnijwerk uitgebeeld,
op de schamel stond een vruchten
mandje, het jaartal 1800 en de letters
P.B. Ook hier werden weer grote
bloemen en vruchten bijgeschilderd
en het rijmpje: "Wanneer gij uit
rijdt bedenck Uw wegen, smeert
Uw wagen wel ter degen. En uw len-
Deze wagen werd in de registers ingeschreven als Overijsselse wagen. Later
ontdekte men dat het exemplaar uit de rivierenstreek afkomstig was.
De boerenwagen uit de Hollanden bezat houtsnijwerk met boereninventaris en
de opgeschilderde tekst: Wanneer Gy uitrydt bedenk Uw wegen, Smeert Uw
wagen wel terdegen, En Uwlenzen wel omziet, Want een ongeluk waarschuwt
niet.
Friese hooiwagen met Hindeloper motieven.
zen wel omziet, Want een ong'luk
waarschuwt niet" (Nota bene: Len
zen of lunzen zijn ijzeren pennen die
er voor zorgen dat de wielen niet van
de assen lopen).
Zuid-Holland, als provincie waar de
optocht gehouden werd, kreeg waar
schijnlijk extra aandacht. Ook hier
werd het snijwerk met "den leeuw
die fier Hollands Wapen met de
onafhankelijkheid's hoed omhoog
heft" niet voldoende gevonden. Op
het achterkrat kwam een lint met de
spreuk "Oost-West Thuis Best".
Daaromheen werd ieder vrij plekje
volgeschilderd met kleurige vogels,
vlinders, bloemen en vruchten. Wet
houder Kok had natuurlijk voor de
Zeeuwse wagen gezorgd. Een oude
oogstwageh met lange boom, af
komstig van Zuid-Beveland. Hoe
mooi die versierd werd stond uitge
breid in het feestprogramma. Op
de achterkant van de Oranjeboom
opgeheven uit de zee door Holland's
leeuwen en gedekt door het devies
"Luctor et Emergo" op Oranjelint
met de drie nationale kleuren, terwijl
in goud het cijfer 1813. Op de zij
kanten bloemfestoenen.
Daar stak de Brabantse wagen uit de
omgeving van Breda erg bij af. Het
was de enige die, om onbekende re
denen, in rustige kleuren geschilderd
bleef, zonder ornamenten. Misschien
te laat gearriveerd?
Uit Limburg komt wel het mooiste
verhaal. De gouverneur van die pro
vincie zag geen kans een wagen op te
sporen. Frans ter Gast trok er dus
maar zelf op uit. Op het stationnetje
van Houthem zag hij ineens in de
verte de begeerde ladderwagen rij
den. Hij rende er heen en vroeg de
verbaasde boer hoeveel z'n voertuig
moest kosten. Deze probeerde er een
slaatje uit te slaan en noemde de -
voor die tijd flinke prijs van 35, Het
comité had 125 per wagen be
schikbaar gesteld. Dus zei de heer
Ter Gast vlot: "U krijgt 40 als u
hem onmiddellijk aflaadt en op de
trein brengt". Aldus geschiedde, zo
dat ook Nederlands meest zuidelijke
provincie op het landbouwfeest
tegenwoordig was.
In het museum
Maar wat doe je met al die pronk
stukken als het feest voorbij is? Er
kwam iemand op het lumineuze idee
ze allemaal aan het Nederlands
Openluchtmuseum te schenken. Dat
was in oktober 1913. Het museum
bestond toen alleen nog maar op pa
pier. Pas op 1 januari 1914 kreeg het
de beschikking over een schitterend
gelegen terrein bij Arnhem, waar het
nog steeds gevestigd is. Wie de
prachtige bezittingen nu ziet, kan
zich haast niet voorstellen, dat het
allemaal begon met een serie boe
renwagens. Toch zijn ze in het oudste
inventarisatieboek aangegeven met
de nummers 1 tot en met 9. (In 1985
zijn nog aanwezig de nummers 1-
Overijssel, 3-Groningen, 4Friesland,
5-Utrecht, 6-Zuid-Holland (eerst
Noord-Holland) en 9 Limburg).
Geen elf dus, want de man uit de
Betuwe wilde zijn wagen immers te
rug. Een ander (vermoedelijk de
Zeeuw) vroeg er volgens het comité
zo'n hoge prijs voor, wel 250,— dat
men van aankoop afzag.
Toen de wagens eindelijk tentoon
gesteld konden worden, was het
kaartje van het Utrechts karretje
zoekgeraakt, waardoor het werd in
geschreven als boerenwagen uit
Zeeland". Ook de Noordhollander is
heel lang in die hoedanigheid gere
gistreerd gebleven. Ter Gast heeft
wel een brief geschreven, dat de wa
gens niet opgeschilderd waren, maar
de toenmalige directie van het mu
seum maakte daaruit op, dat de oor
spronkelijke motieven alleen wat
vergroot en "opgehaald" waren. In
tussen waren de kleuren al zo ver
weerd, dat ze er heel authentiek uit
zagen. En er was immers ook geen
enkel vergelijkingsmateriaal.
Legende
Zo bleef de legende bestaan. Zelfs in
uitgaven van de Boerenwagenclub
en in artikelen en dissertaties van
onderzoekers duiken steeds weer de
oude afbeeldingen en onderschriften
op. Tot bij de wetenschappelijke staf
van het museum toch sterke twijfels
opkwamen. Nader onderzoek bracht
de vele vergissingen aan het licht. Er
waren toen inmiddels wel al ruim
vijftig jaar verstreken.
Hoe de zogenaamde Overijsselse
oogstwagen bij Deventer terecht
kwam, zal wel altijd een raadsel blij
ven. Ze bleek afkomstig te zijn uit het
rivierengebied, met als vermoede
lijke maker de heer Goesten uit Am-
merzode. De Drentse wagen is helaas
verbrand tijdens de oorlogshande
lingen rondom Arnhem. De Zuid
hollandse sneuvelde bij een aanrij
ding in een optocht door Nijmegen.
Gelukkig bleef het rijkbeschilderde
achterkrat "Oost-West, Thuis Best"
gespaard.
Ongewild heeft de Koninklijke Ne
derlandse Landbouwvereniging de
vaderlandse folklore dus wel raar in
de war gebracht. Het heeft meer dan
een halve eeuw geduurd voor alles
weer rechtgebreid was.
Het Openluchtmuseum is ondanks
alles toch heel blij met de collectie
Verschillende exemplaren zijn, als
oudste van hun type, bewaard ge
bleven en dus zeer waardevol voor
alle onderzoekers van antieke boe
renwagens.
TRUUS JONKHANS-
STEENBERGEN
De gegevens zijn grotendeels ontleend
uit: Bijdragen en mededelingen van
het Ned. Openluchtmuseum. Jaar
gang 32, 1969, nr. 2).
13