Rijentoepassing bestrijding
Rhizoctonia geeft bij proeven
lagere opbrengsten dan bij
volveldsbehandeling
Ziektebestrijding in tarwe
door telefonisch advies
korte wenken
akkerbouw
Tabel 2:
Percentage zieke planten (zwartbenigheid) in het veld na behandeling van het
pootgoed op de aangegeven wijze.
objekt
zieke planten
1981
1982
1983
1984
A. voorgekiemd pootgoed
geschud op plastik
1,7
0
3,3
0
B. als A met latent
geïnfekteerde knollen
1,1
0
2,3
0
C. als A met rotte knollen
4,1
19,1
12,0
7,0
D. als B met 5% Solacol
0,4
2,3
0
E. als C met 5% Solacol
7,1
20,0
20,3
8,4
Voorjaar 1984 was er in de prak
tijk nogal wat beroering omtrent
het niet overeenkomstig de toela
ting toepassen van de nieuwe
Rhizoctonia bestrijdingsmidde
len Rizolex en Moncereen.
Op grond van onderzoeksgege
vens was voor beide middelen
een toelating afgegeven voor een
volveldsgrondbehandeling. Om
dat dit een vrij dure toepassing is,
werd door de praktijk gezocht
naar een methode om met minder
middel te volstaan. Men vond een
oplossing in een rijentoepassing
met de helft van de volveldsdo-
sering. Verhalen over goede ef-
fekten waren er voldoende,
proefgegevens echter waren er
onvoldoende. De enige basis wa
ren enkele strokenproeven uit
1983 waarin goede vergelijkings-
objekten ontbraken. In 1984 wer
den de eerste echte proeven uit
gevoerd.
zware Rhizoctonia druk leren wel
licht de proeven van dit jaar.
De basis voor vermelding van de rij
entoepassing op het etiket is duide
lijk nog te smal. üm de praktijk enige
oefenruimte te bieden, is met het
wettelijk gebruiksvoorschrift wel de
beperking dat het middel volvelds
moet worden toegepast, verwijderd.
Knolbehandeling
Naast een bestrijding van Rhizocto
nia aantasting vanuit de grond zoals
hiervoor is beschreven, is bestrijding
van Rhizoctonia op de uit te poten
knollen ook nogal eens noodzakelijk.
Hiervoor heeft men de keuze uit
poedervormige produkten en pro-
dukten die met water verdund moe
ten worden toegepast. Bij een derge
lijke "natte" toepassing is het gevaar
van versmering van vooral bakterie-
ziekten niet geheel denkbeeldig. Im
mers, pootgoed dat op de pootma-
chine door elkaar wordt gerommeld,
loopt nogal snel een beschadiging op
en dan wat vocht erbij levert ideale
omstandigheden voor bakterieziek-
ten op.
Om dit soort risiko's beter te leren
kennen, is gedurende een aantal ja
ren door de Plantenziektenkundige
Dienst onderzoek gedaan. Tevens is
nagegaan of toevoeging van moge
lijk bakterie-bestrijdende middelen
een effekt op de bakterie-overdracht
had.
Voor de proeven werd steeds uitge
gaan van een partij Bintje E. Voor de
in de tabel vermelde objekten werd
hiervan een hoeveelheid voorge-
kiemde knollen vermengd met rotte
knollen met zwartbenigheid of met
latent met zwartbenigheid geïnfek-
teerde knollen.
Latent geïnfekteerd wil zeggen dat
de bakterie wel in de knollen aan
wezig is maar de knol vertoont geen
symptomen; via Elisa is de bakterie
dan wel aan te tonen.
Na toevoeging van de middelen naar
10 liter water per ton aardappelen,
worden de knollen ongeveer 5 mi
nuten goed door elkaar geschud. De
toegevoegde knollen (andere schil-
Grondbehandeling
De middelen werden toegepast door
ze volvelds te verspuiten en aanslui
tend in te werken (objekt volvelds) of
door voor het poten een strook van
ongeveer 30 cm breed te bespuiten
waarop de aardappelen werden uit-
gepoot (proef in PD distrikt Hoorn)
of door bij het poten van de aardap
pelen het middel te verspuiten over
de knol èn op de grond die over de
knollen wordt gebracht door de aan-
aardschijven (proeven in PD distrik-
ten Emmeloord en Groningen). De
laatste methode komt goed overeen
met de wijze van praktijktoepassing.
Ter vergelijking zijn twee objekten
Onbehandeld opgenomen: een met
visueel blank pootgoed en een met
pootgoed zoals dat ook voor de
overige objekten is gebruikt. Al het
pootgoed was vooraf behandeld met
3% Solacol om infektie vanaf de
knollen uit te sluiten en dus zuiver de
grondinfektie als faktor te hebben.
De Rhizoctonia beoordeling werd
uitgevoerd 10 dagen na het volledig
afsterven van het gewas.
De resultaten van opbrengstbepaling
en Rhizoctonia aantasting van de
geoogste knollen staan vermeld in de
tabel 1.
De konklusies die getrokken kunnen
worden zijn:
1. alleen de proef in PD distrikt
Hoorn geeft duidelijke aantasting
vanuit de grond te zien.
2. de rijentoepassing geeft op alle 3
proefvelden een lagere totaal op
brengst dan de volveldstoepas-
sing.
3. de behandelingen geven op alle 3
proefvelden een oogst die minder
met Rhizoctonia bezet is dan de
oogst op de onbehandelde objek
ten; in de proef in distrikt Hoorn
zijn de verschillen uiteraard het
grootst.
4. de volveldsbehandelingen geven
een "schonere" oogst dan de rij-
enbehandeiingen.
Opgemerkt moet verder worden dat
bij de proef in PD distrikt Hoorn de
kg-opbrengst in de maten 28/35 en
35/45 bij de rijentoepassing 10-17%
lager was dan bij de volveldstoepas-
sing.
Op basis van deze (beperkte) proef
gegevens kan slechts worden gesteld
dat de volveldstoepassing meer be-
drijfszeker is dan de rijentoepassing.
Dit geldt zowel voor de kg-opbrengst
als voor de Rhizoctoniabezetting.
Naast de kostenbesparing op het
middel zijn dit faktoren, die de
praktijk in haar ekonomische afwe
ging dient mee te nemen.
Hoe de resultaten zullen zijn bij
Tabel 1:
Opbrengstgegevens (relatief ten opzichte van normaal pootgoed) en Rhizoctonia bezetting van de geoogste knollen
(uitgedrukt als knollen vrij van sclerotiën (V) en licht plus matig bezet met sclerotiën (L M).
Objekt
Opbrengst
Hoorn Emmeloord Groningen
Rhizoctonia-aantasting
Hoorn Emmeloord Groningen
V
L M
V
L M
V
L+M
1) Onbehandeld
blank pootgoed
105
106
101
45
54
92
8
95
5
normaal pootgoed
100
100
100
42
55
92
8
95
5
2) Volvelds
Rizolex 20 kg/ha
102
102
98
64
36
95
5
98
2
Moncereen 20 1/ha
106
102
104
96
4
100
0
100
1
3) Rijen
Rizolex 10 kg/ha
99
97
94
62
36
92
8
95
5
Moncereen 10 1/ha
96
102
101
84
16
97
3
97
3
kleur) werden eruit gezocht, de zaak
werd aan de lucht gedroogd en ver
volgens werd na uitpoten, in het
groeiseizoen het aantal zieke planten
geteld. De resultaten staan in tabel 2.
De konklusies uit dit onderzoek zijn:
1. indien rotte knollen in de partij
voorkomen, is er duidelijk kans
op versmering, dit blijkt uit ob
jekt A ten opzichte van C. Indien
hierbij een "natte" Rhizoctonia
bestrijding wordt uitgevoerd
neemt de bakterie versmering
toe, dit blijkt uit objekt E ten op
zichte van C.
2. latent met zwartbenigheid geïn-
fekteerde knollen zijn geen bron
van versmering, vergelijk hiertoe
objekt B met A. Een "natte"
Rhizoctonia bestrijding heeft
hierop geen invloed, dit blijkt uit
objekt D ten opzichte van B.
3. geen van de middelen met moge
lijk een bakterie bestrijdende
werking die werden toegevoegd,
hadden noemenswaardig effekt.
Dit betrof o.a. mancozeb, strep-
tomycine, formaline en koper
verbindingen.
Het reeds lang bestaande advies om
voor het poten aanwezige rotte knol
len te verwijderen, is hiermee weer
eens onderstreept. Uiteraard geldt dit
ook voor andere fasen in de bewer
king!
Indien dit advies wordt opgevolgd,
kan zonder veel risiko's van versme
ring van bakterieziekten, een poot-
goedontsmetting tegen Rhizoctonia
worden uitgevoerd via verspuiten op
de pootmachine.
ir. J.J.J. Langeslag
Plantenziektenkundige Dienst
In het seizoen 1985 kunnen tarwetelers telefonisch geadviseerd worden
over de bestrijding van ziekten en bladluizen in hun gewas. Dit gebeurt
door het Proefstation voor de Akkerbouw en de Groenteteelt in de
Vollegrond (PAGV) te Lelystad en het Regionaal Konsulentschap voor
de Akker- en Tuinbouw te Barendrecht. Zij voeren in 1985 het EPIPRE
begeleidingssysteem uit. Tarwetelers kunnen hun ziektewaarnemingen
doorbellen en krijgen dan direkt een advies over de noodzaak van
bestrijden en over de middelkeuze.
is. Omdat vaker dan éénmaal gespo
ten kan worden, kan dit percentage
boven de 100 komen. Spuiten kort
voor de bloei tegen blad- en aarziek-
ten is vrijwel een standaard maatre
gel geworden in de Nederlandse tar-
weteelt. In een vroeger stadium van
de gewasgroei wordt bij de beslissing
over het uitvoeren van een bestrij
ding meestal wel rekening gehouden
met de ziektesituatie.
Hoe vaak spuiten?
De chemtéÊhe bestrijding van ziek
ten en bladluizen in granen, vooral in
tarwe, heeft sinds het midden van de
jaren 70 een grote vlucht genomen.
De laatste jaren stabiliseert het aan
tal bespuitingen dat uitgevoerd
wordt zich enigszins. Gemiddeld
worden op de Nederlandse tarwe-
percelen tegen ziekten en bladluizen
tussen de anderhalf en tweeënhalf
bespuitingen uitgevoerd. Er is een
duidelijke relatie tussen de ziekte-
druk en de intensiteit van bestrijding
in een bepaald jaar.
Tabel 1 geeft een overzicht van de
bestrijdingsintensiteit van de afgelo
pen 5 jaren. De bestrijdingen zijn
ingedeeld naar voetziekten, blad-
ziekten, blad- en aarziekten (bestrij
dingen na het verschijnen van de aar)
en bladluizen. In de tabel vindt u het
percentage van de percelen dat tegen
een bepaalde groep ziekten bespoten
Adviezen voor de tarweteler
De tarweteler kan op diverse manie
ren informatie krijgen over de ge
wasbescherming in zijn gewas. Naast
informatie uit de landbouwpers en
van de industrie wordt door het
Konsulentschap voor de Gewasbe
scherming jaarlijks een handleiding
voor de chemische bestrijding van
ziekten, plagen en onkruiden in
landbouwgewassen uitgegeven. Dit
boekje bevat de algemene bestrij-
dingsnormen.
Tabel 1: Meerjarenoverzicht van het percentage van de EPIPRE- percelen dat
tegen een bepaalde groep ziekten of bladluizen is behandeld
1980
1981
1982
1983
1984
Voetziekten
14
10
8
8
22
Bladziekten
19
55
22
86
51
Blad- en aarziekten
80
84
113
192
126
Bladluizen
70
84
101
95
80
Naast deze algemene normen kan de
geinteresseerde graanteler ook nog
specifieke adviezen, afgestemd op
zijn eigen perceelsituatie krijgèn. Dit
gebeurt met behulp van het advies
systeem EPIPRE (Een afkorting van
EPIdemie PREvéntie en PREdictie).
Dit adviessysteem is in de afgelopen
jaren opgebouwd en uitgetest en
geeft de tarweteler per perceel ant
woord op vragen over de noodzaak
van bestrijding en middelkeuze. Een
computer maakt de kosten/baten-
afweging. Spuitadviezen worden ge
geven als verwacht wordt dat de
schade groter zal worden dan de
kosten van een bestrijding.
Om een advies te kunnen krijgen
moet de teler een telling van de
ziekten of bladluizen doen. Dit ge
beurt d.m.v. een simpele maar pre-
ciese telmethode. Deze methode
wordt op veldbijeenkomsten, geor
ganiseerd door de regionale voor
lichtingsdiensten, uitgelegd. Erva
ringen in de afgelopen jaren hebben
geleerd dat het leren waarnemen van
ziekten op regelmatige tijdstippen
voor veel deelnemers een zeer ge
waardeerd aspekt van EPIPRE is.
Snelle kommunikatie
In de afgelopen jaren gebeurde het
doorgeven van de tellingen en van de
adviezen per post. In 1985 wordt in
Barendrecht en in Lelystad een ex
periment gestart met telefonische
advisering. De deelnemers van EPI
PRE geven hun tellingen telefonisch
door en krijgen onmiddellijk de uit
slag van het advies. Bovendien wordt
er nog een schriftelijke bevestiging
verstuurd. EPIPRE-deelnemers
kunnen in 1985 kennis maken met
een unieke service op het gebied van
de gewasbescherming.
De overgang naar telefonische advi
sering moet duidelijk gezien worden
als een verdere stap in de richting
van een direkt kontakt tussen teler en'
computer, zoals de komende jaren
via microcomputers of Viditel gaat
plaatsvinden.
Deelnemen!
U kunt zich aanmelden voor EPIPRE
bij het PAGV, Antwoordnummer 25,
8200 VB, Lelystad (tel.:
03200-31020) of bij uw konsulent
schap. De kosten van deelname be
dragen 50,— Hiervoor kunt U
meerdere percelen opgeven en ont
vangt U instruktiemateriaal en uit
nodigingen voor veldbijeenkomsten
waar telmethode en ziektewaarne
ming worden uitgelegö.
Gaat U de ON KRUI DB E-
STRIJDING uitvoeren met een
rijenspuit? Meet dan in het landde
spuitbreedte van elke dop even na.
Spuit een dop iets te breed, dan
wordt er direkt een aanslag ge
daan op de koncentratie van het
middel en zal de onkruiddoding
minder zijn. Bij te smal spuiten
krijgt men snel gewasschade. Bij
stellen van de dophoogte of de
koncentratie van het middel ver
anderen is dan echt noodzakelijk
Door een MECHANISCHE
ON KRUI DBESTRIJ DING met
de schoffelmachine uit te voeren
kan men veel geld besparen. On
kruid dat net gekiemd is krijgt U
gemakkelijker weg dan wanneer
het groter is. Begint dus op tijd.
Vrijdag 5 april 1985
7