De maand april op het Zuid Westelijk Veehouderijbedrijf Melkveehouderij Vleesveehouderij Varkenshouderij Pluimveehouderij Bij de huidige produktiebeperking van melk is het meer dan voorheen een bittere noodzaak om op kosten te letten. Met een doelbewuste graslandeksploitatie en voederwinning en hoogproduktieve dieren is op veel bedrijven nog een en ander te bereiken. Dit zal het arbeidsinkomen op het veehouderijbedrijf ten goede komen. Maak gebruik van de be schikbare informatiebronnen als publikaties in landbouwbladen, K.I.- blad, gegevens van melkkontrole en fokregistratie e.d. en de voorlich ting van rijkswege en van uw standsorganisatie. Door verbetering van de bedrijfsvoering kunt u in veel gevallen, zonder financiële investerin gen, het inkomen verhogen. De overgang van stal naar weide De overgang van stal met gekonser- veerd ruwvoer naar de weide met vers gras is vrij groot. Het meteen dag en nacht in de weide doen kan leiden tot maag- en darmstoornissen en eventueel verlaging van vetgehal te van de melk. Het is daarom beter de overgang geleidelijk te laten ver lopen. De beste methode is de eerste week van de weidegang de koeien 's nachts op te stallen en nog de helft van het winterruwvoerrantsoen 5 kg dro ge stof) te verstrekken. De kracht- voergift van de stalperiode kan ge handhaafd blijven. In de tweede week wordt de bijvoeding geleidelijk aan verminderd naarmate meer wei- degras beschikbaar is. De kracht- voergift moet afgestemd zijn op het aanbod van gras en de produktie van de dieren. Kopziekte bij melkkoeien Gelukkig is de laatste jaren kopziek te bij melkvee sterk teruggedrongen. Aangezien ieder jaar opnieuw een aantal koeien sterven is het gevaar niet geweken. De mate waarin kop ziekte voorkomt is afhankelijk van: - Gevoeligheid van de koeien (ou dere en melkrijke dieren) - N-bemesting (eiwitrijk jong gras) - K-gehalte gras (K-gehalte grond en kalibemesting) - Weersomstandigheden (grote temperatuur verschillen) - Besmetbaarheid van Mg in het gras (afhankelijk van Mg bemes tingstoestand van de grond en bovengenoemde faktoren). De magnesiumvoorziening is een belangrijke zaak, omdat bij kopziek te het Mg-gehalte in het bloed te laag is. Daarom moet op zandgrond ge zorgd worden voor voldoende be mesting met magnesium. Afhanke lijk van de bemestingstoestand kan dit met Kieseriet en/of Mas. Bij een hoog kaligehalte (hoge K- toestand en K-bemesting als kunst mest en drijfmest) moet bij voorkeur gemaaid worden. Op kleigrond heeft Mg-bemesting weinig zin. Beter is het om hier vlak voor het inscharen gebrande Mag- nesiet te strooien op een dauwnat gewas. In twijfelgevallen is het ook mogelijk antikopziekte koek of brok te voeren. Regelmatige kontrole op het bemes- tingsbeleid en het gedrag van de melkkoeien is een belangrijke zaak. Bij reaktie van dieren moet de die renarts snel geraadpleegd worden. Graslandeksploitatie Uit verschillende proeven en boek houdingen blijkt dat het in veel si tuaties aantrekkelijk is om het melk vee in de weiperiode zoveel mogelijk goed vers gras te laten opnemen. De voedingswaarde van jong gras is hoog, evenals de benutting. Boven dien is gras nog altijd het goedkoop ste ruwvoer. Het is de kunst er voor te zorgen dat de koeien altijd goed weidegras ter beschikking hebben. Het opstellen van een graslandge bruiksplan kan bijzonder nuttig zijn. Begin op tijd met beweiding. Dit be tekent dat de koeien in de eerste percelen nog geen volledige weides- nede hebben, zo worden groeitrap- pen verkregen. Vrijdag 29 maart 1985 Schade door vogels, zoals duiven, kraaien, fazanten, kan in veel geval len beperkt worden door op een diepte van 5 cm te zaaien en geen zaad te morsen. Voor onkruidbe- strijding in snijmais zijn er veel mid delen. Belangrijk is na te gaan welke onkruiden het meest voorkomen en welk middel hier tegen het beste werkt. Het boekje "Wegwijzer '85 veehou derij" of "Handleiding 1985" geeft u hieromtrent nadere informatie. Wanneer u laat spuiten is overleg met uw loonspuiter zeer belangrijk. Klauwverzorging vee Bij rundvee zijn klauwgebreken een veel voorkomend verschijnsel, wat produktieverlaging en konditiever- lies tot gevolg kan hebben. In ernsti ge gevallen leidt het zelfs tot vroeg tijdige uitstoot. Goede klauwen bij de dieren zijn zeer belangrijk. Daarom is een re gelmatige kontrole en behandeling van de klauwen zonder meer nood zakelijk. Stinkpoot ofwel tussenklauwekseem is een langzame, slepende aandoe ning, waarbij de hoorngroei wordt verstoord. Het geeft een onaangena me geur, gaat stinken en heeft kreu pelheid tot gevolg. Een voorbehoedende maatregel is om regelmatige verzorging van de klauwen en om de andere week ge bruik maken van een doorloop bad, gevuld met een oplossing van 3% handelsformaline. Voor de overige klauwafwijkingen kan tussenklauwpanaratium ook wel genoemd kleipoot, haarworm of slakkepoot, een plotselinge, heftige kreupelheid te zien geven. Bij deze ziekte is er een ontsteking in de tus- senklauwspleet met een opzwelling onder de bijklauwen. Soms ook zichtbaar vóór tussen de klauwen. Als wij deze beelden zien is het ge wenst de dierenarts te waarschuwen en de ontsteking laten behandelen. Teelt van snijmais Voor een hoge voederwaardeop- brengst moet snijmais op tijd gezaaid worden. Een goede struktuur- en kuituurtoestand van de grond is zeer belangrijk. De beste zaaitijd is de laatste week van april en de eerste week van mei. Vroeger zaaien is ris kant i.v.m. koude, zware nachtvorst e.d. Later zaaien geeft volgens proefveld- onderzoek veelal een lagere op brengst. Dit uit zich in een slechtere kolfzetting met weliswaar een lang gewas en mindere stevigheid. Het is gewenst om rassen te kiezen, die op tijd deegrijp zijn en een hoge voederwaardeopbrengst geven. Let verder op stevigheid en resistentie tegen stengelrot om legering te voor komen. Een optimale opbrengst wordt be reikt bij een standdichtheid van 9 k 10 planten per m2. Als regel is dit het geval wanneer 100.000 k 115.000 korrels per ha worden gezaaid. Bij zeer goede kiemomstandigheden geeft de kiemkracht van het zaad een goede voorspelling omtrent de veld- opkomst. Het is wenselijk dat even wordt geïnformeerd of het zaad en waarmee dit is ontsmet. Niet alleen tegen kiem- en bodemschimmels wordt een zaaizaadbehandeling toe gepast, maar het kan ook tegen rit- naalden (3 g lindaan 20% per kg zaad). Vooral het eerste en tweede jaar na het scheuren van grasland is er veel kans op schade door ritnaal- den. Om dit te voorkomen kan ook vlak voor het zaaien gespoten wor den met 3 lA liter lindaan 21%. De lindaan moet goed ingewerkt wor den. Fritvliegen kunnen in bepaalde jaren nogal wat schade aanrichten. Door een zaaizaadbehandeling met 10 g Mesurol per kg zaad wordt een re delijke bescherming bereikt. Mesu rol is tevens werkzaam tegen vogel- schade. Hoe staat het met de voorraad ruw voer Afgelopen najaar is op veel bedrij ven minder snijmais geoogst dan in de voorafgaande jaren. De op brengst/ ha was zo'n 15-20% lager 25% ds (233 kVEVI x 0.42 13 kg vre x 0.47) - 5% 98,-/ton 30% ds: (279 kVEVI x 0.42 15 kg vre x 0.47) - 5% 118,-/ton Droge pulp: (1004 kVEVI x 0.42 64 kg vre x 0.47)-2% 443,-/ton Stierenbrok: 18% vre (1000 kVEVI x 0.42 180 kg vre x 0.47) - 2% 495,-/ton 14% vre (1000 kVEVI x0.42 140 kg vre x 0.47) - 2% 476,-/ton M.b.v. deze berekening kan men beoordelen wat interessant is om te gaan voeren. Ligt de marktprijs van een produkt boven de voederwaar- de-prijs is het zinvol om eerst om te kijken naar een ander produkt. Bij snijmais valt duidelijk op dat wanneer het droge stof gehalte lager is, er minder per 1000 kg voor be taald mag worden. Daarnaast kun nen de stieren er ook minder van opnemen, zodat er ekstra krachtvoer gevoerd moet worden om dezelfde groei te kunnen halen. Zorg dat er voor dat er aan het eind van het seizoen nog voldoende voer voor deze stieren is! dan de jaren ervoor. Wanneer men in het verleden juist voldoende snij mais had dan zal er nu in de loop van dit jaar een tekort ontstaan. Dat be tekent dat er ruwvoer bijgekocht moet worden of men moet ekstra krachtvoer geven. Om een goede en regelmatige groei van de vleesstieren niet te veel te verstoren is het nodig dat men gelei delijk het rantsoen verandert en/of aanpast. Daarom is het goed cm nu ongeveer halverwege het seizoen te kijken hoe groot de voorraad nog is en te berekenen wat er nog voor de komende maanden nodig is. Bij aankoop van ruwvoer moet reke ning gehouden worden met o.a. de voederwaarde van het produkt (mi nimaal 850 VEVI/kg ds). De be waar- en voerverliezen en uiteraard de prijs van het produkt. Daarnaast is het belangrijk om te weten of het een eiwitarm produkt is, zoals bijv. aardappelen of een eiwitrijk pro dukt. V oederwaardepri js Om te kunnen beoordelen of een produkt interessant is, moet men eerst de voederwaardeprijs weten. Momenteel is die voor 1000 VEVI42 cent en de toeslag voor 1 kg vre 47 cent. De vraag is dan wat mogen bijv. voeraardappelen kosten in vergelij king met andere produkten. Voeraardappelen bevatten per kg produkt 220 gram droge stof en per kg droge stof 1165 VEVI en 60 gram vre. De bewaarverliezen zijn 5% en de voerverliezen ook 5%, zodat er van de 1000 kg aangekocht produkt (d.i. 220 kg droge stof) maar 198 kg droge stof door het dier wordt opgenomen. De voederwaardeprijs per 1000 kg wordt dan: Aardappelen: (256 kVEVI x 0.42 13 kg vre x 0.47) -10% 102,-/ton. We kunnen deze prijs vergelijken met de voederwaardeprijs van ande re produkten. Ingekuilde snijmais: varkens die enige uren gevast hebben; dat de kans op sterfte tijdens het transport bij varkens die doorge voerd zijn groter is dan bij var kens die gevast hebben. Salmonella-besmetting Het slachten van varkens met een vol maagdarmkanaal is moeilijker. De kans op beschadiging van het maag darmkanaal bij het slachten is groter. Hierdoor neemt ook de kans toe, dat de inhoud van het maagdarmkanaal met mogelijk Salmonellabakteriën op het karkas terecht komt en het besmet. Aanbeveling voor het tijdstip laatste voeding Bij beperkte voedering a. Afleveren's nachts of's ochtends: de middag voor afleveren nor maal voeren, de morgen-voeding uitstellen tot de slachtrijpe var kens zijn afgeleverd. b. Afleveren na de middag: 's mor gens de dieren normaal voeren, maar bij hoge buitentemperatu ren beperken tot een halve portie. Onbeperkte voedering a. Afleveren 's nachts of 's ochtends. De avond voor afleveren de voerbak afsluiten. b. Afleveren na de middag. Op de morgen voor afleveren de voer bak afsluiten. Het voerregime Bij het bepalen van het voerregime voor af te leveren varkens spelen ver schillende aspekten een rol. Tesamen bepalen deze hoe lang er gevast moet worden vóór het afleveren. Het zou niet zinvol zijn kort voor het afleve rende voeren, als dit laatste voer niet benut kan worden. Dan is er sprake van verspilling van duur voer. Uit verteringsproeven blijkt dat bij var kens de passageduur van het voer door het maagdarmkanaal gemiddeld 30 tot 35 uur is. Ongeveer een kwart van deze tijd verblijft het voer in maag en dunne darm. Vanaf het moment van voeropname, duurt het ongeveer 8 a 10 uur voordat het voer groten deels benut is. Uit proeven op het varkensproefbe drijf te Raalte blijkt dat varkens het laatste voer goed benutten. - Bij onbeperkte voedering en 19 uur vasten of voeren tot afleve ren, had de groep met voer een ekstra voeropname van 2,2 kg gedurende de laatste 19 uur en het karkasgewicht was 1,7 kg ho ger. - Bij beperkte voedering had de groep die op de avond voor afle veren wel gevoerd werd een ek stra voeropname van 1,6 kg en een karkasgewicht dat 1,0 kg ho ger was dan van varkens, die niet gevoerd werden op de avond voor afleveren. Vleeskwaliteit en transportsterfte Het afleveren en het transport ver oorzaken bij varkens veel opwin ding. Teveel opwinding (stress) kan sterfte en een slechte vleeskwaliteit tot gevolg hebben. Uit onderzoek blijkt: - dat de vleeskwaliteit van gevoer de varkens niet slechter is dan van Vliegenbestrijding Het voorjaar is weer in zicht en dat betekent voor veel pluimveebedrij- ven ekstra oppassen voor de vliegen. Vooral de kombinatie van de vol gende faktoren: stijgende buitentemperatuur, hoge relatieve luchtvochtigheid en wat vochtige mest vormen de ideale om standigheid waarin vliegen zich snel vermeerderen. Vandaar ook dat er vooral in het voorjaar regelmatig sprake is van plotseling opkomende vliegenpla gen. Om vliegenplagen te voorkomen moet u rekening houden met: 1. een goede hygiëne in en rondom het bedrijf; 2. de droge mest moet goed droog zijn en de drijfmest goed nat. Problemen met vliegenplagen ko men namelijk vooral voor in stallen met droge mestsystemen, die niet goed funktioneren en in stallen met open drijfmestopslag. Door bij het laatste systeem de mestruggen onder water te zetten en de flappen regel matig af te stoten is (dan) het pro bleem grotendeels opgelost. Bij de droge mestsystemen met te natte mest is de oplossing niet zo eenvoudig. Blijven streven naar dro ge mest is eigenlijk het belangrijkste advies en voor wat betreft de bestrij ding van de vliegen zolang de mest nog nat is, geldt dat de bestrijdings middelen met beleid moeten worden toegepast (zie hiervoor punt 3). 3. Het toepassen van vliegenbestrij- dingsmiddelen. Een paar belang rijke punten bij het gebruik hier van zijn: rekening houden met resistentie. Door namelijk lang en regelmatig dezelfde werkzame stof te gebruiken kan er resisten tie tegen die stof ontstaan. Dit betekent dat de vliegen er dan niet meer van dood gaan. Resistentie is te voorkomen door: - na 6 maanden te wisselen van werkzame stof (zie tabel) - alleen de vliegen te bestrijden als het nodig is; - gebruik van zeer langwerkende middelen te beperken; - gebruik van alternatieve bestrij dingsmiddelen. Welk effekt wilt u bereiken, bijv. vliegendood of madendood. Bij veel vliegen is het beter om beide gelijk tijdig te gebruiken. Bij toepassing van vliegenbestrij- dingsmiddelen de gebruiksaanwij zing op de verpakking volgen. J. v. Aerts en ing. M. Westhuis, C.R., ing. G. Meeuwissen en ing. H. v. Duijn-Heijmer, C.V.P. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 13