Omzet mengvoer is maar weinig gedaald Opkoopregeling melkkwota heropend Landbouwschap oneens met Brusselse Beschikking over tuinbouwgasprijs Aantal bedrijven zalkleiner moeten Superheffing kan niet vóór mei geïnd worden Ir. Cornelissen: Coöperatief aandeel minder Luteijn bij opening CLO-dagen: Omzet herstelde korte wenken akkerbouw korte wenken veehouderij Met ingang van 28 februari 1985 bestaat voor melkveehouders weer de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden een bijdrage te krijgen, wanneer ze afzien van de heffingvrije hoeveelheid melk, die hen in het kader van de superheffing is toegewezen. Deze bijdrage moet gezien worden als een schadeloosstelling voor de waardedaling van de grond en de overige met de melkproduktie verband houdende bedrijfsmidde len. De aanvrager die voor de regerling in aanmerking komt, heeft twee hoofdverplichtingen. Enerzijds dient hij afstand te doen van zijn totale heffingvrije hoeveelheid. Anderzijds dient hij de melkproduktie te beëindigen zolang melkproduktiebeperkende maatregelen van enigerlei aard bestaan. De aanvraag voor een bijdrage moet vóór 25 maart 1985 bij de distrikts- burohouder worden ingediend. De aanvrager dient op 1 april 1985 ten minste 60% van zijn heffingvrije hoeveelheid in te leveren. Betaling van de bijdrage vindt plaats nadat de melkproduktie is beëin digd. De melkproduktie dient uiter lijk op 31 maart 1986 te zijn beëin digd. Van het gedeelte dat de pro ducent op 1 april 1985 afstaat, vindt eerder betaling plaats. De bijdrage bedraagt 0,65 per kg heffingvrije hoeveelheid. Uitzonderingen Voor dat gedeelte van de heffingvrije hoeveelheid dat is verkregen door een toewijzing op basis van grond verwerving in 1983 of bij ruilverka veling c.q. verplaatsing naar de Fle- vopolders, wordt geen bijdrage ver leend. In gevallen, waarin de toewij zing is gebaseerd op artikel 11 van de Beschikking superheffing (investe- ringsgevallen) wordt een maksimum van 275.000 kg in acht genomen over het gedeelte van de heffingvrije hoe veelheid dat in verband met de uit breiding ekstra is toegewezen. Overige bepalingen Wanneer de aanvrager een heffing vrije hoeveelheid overdraagt, die rust op gepachte grond of wanneer deze grond eigendom is van een ander dan de aanvrager, dan dient de ver pachter of eigenaar in te stemmen met de afstand van de heffingvrije hoeveelheid. Weigert de verpachter of de eigenaar zijn instemming dan kan de aanvrager voor een eventueel dan nog resterend gedeelte van de heffingvrije hoeveelheid toch een bijdrage verkrijgen. Ook in deze si tuatie zal de aanvrager de melkpro duktie in zijn geheel moeten beëin digen. Doet een aanvrager afstand van de heffingvrije hoeveelheid die is ver bonden aan de grond waarop een hypotheek rust, dan dient hij te ver klaren, dat de hypotheeknemer over de afstand is geïnformeerd. In deze situatie dient aanvrager zich te realiseren, dat de hypotheeknemer als gevolg van de hypothecaire vor dering waartoe de grond tot zeker heid dient, vervroegd (direkt) kan opeisen, wanneer hij niet instemt met de afstand van de heffingvrije hoe veelheid. Om misverstanden te voorkomen is het verstandig, dat de aanvrager, alvorens een aanvraag in te dienen, eerst met de hypotheek- nemer over de afstand van de hef fingvrije hoeveelheid overeenstem ming bereikt. Het recht op een bijdrage vervalt, wanneer de aanvrager binnen 12 maanden na sluiting van de over eenkomst waarmee hij afstand doet van zijn heffingvrije hoeveelheid de grond of het gebruiksrecht daarop geheel of gedeeltelijk overdraagt aan, ofwel de verbintenis daartoe aangaat met, een publiekrechtelijk lichaam (met inbegrip van het Buro Beheer Landbouwgronden) of aan een partikuliere natuurbescher mingsorganisatie. De som van de bijdragen tenslotte mag de beschikbare middelen niet overschrijden. Overschrijdt de som van de aangevraagde bijdragen de som van de beschikbare middelen echter wél, dan stelt het bestuur van het Ontwikkelings- en Sanerings fonds voor de Landbouw een zoda nig algemeen plafond in kilogram men melk per bedrijf, dat de som van de beschikbare middelen niet wordt overschreden. Het Landbouwschap is het oneens met de Europese Kommissie, die van mening is dat de Nederlandse tuin bouwgasprijs (42,5 ct/m3) te laag is en moet worden aangepast. In de Be schikking gaat de Kommissie niet al leen voorbij aan het privaatrechte lijke karakter van het kontrakt tussen het Landbouwschap en de Gasunie en Vegin, maar heeft ze bovendien geen oog voor de kommerciële basis van het kontrakt en de gewijzigde om standigheden op de internationale energiemarkt ten tijde van de afslui ting van het kontrakt (eind september 1984). De onlangs uitgebrachte Be schikking tegen de Nederlandse re gering is voor het Landbouwschap geen aanleiding om van eerder inge nomen standpunten af te wijken. De voorbereiding voor een mogelijke be roepsprocedure bij het Hof van Jus titie in Luxemburg gaat door. Bij het kontrakt heeft sterk meege wogen de situatie op de internatio nale energiemarkten, zoals die van zware stookolie, steenkool en aard gas, die erg in beweging waren. De ekstreem hoge prijs van zware stookolie stond niet meer in verhou ding met de prijzen van andere energiesoorten zoals kolen. Het Landbouwschap meent dat bij een ongewijzigd tuinbouwgasprijs- beleid de omschakeling van gas naar kolen een grote vlucht zou hebben genomen en benadrukt dat dit argu ment bij de kontraktonderhandelin- gen een belangrijke rol heeft ge speeld. Een gasprijs voor de glas tuinbouw, die aanleiding geeft over te schakelen van gas naar kolen, ligt volgens het Landbouwschap aan zienlijk lager dan de ongeveer 47 ct/m3 die in de Beschikking staat. Het Landbouwschap betreurt de weigering van de Kommissie het schap de berekening te geven van het verschil in konkurrentiepositie tus sen kolen en aardgas. De Beschik king noemt alleen enkele uitgangs punten en konklusies. Het Land bouwschap vindt dat de Kommissie de volledige berekening openbaar moet maken, omdat de berekening van het Landbouw-Ekonomisch In stituut (LEI) daarvan sterk afwijkt. Voorts gaat de Kommissie uit van één industrietarief in ons land, ter wijl er een verschillende tariefstel ling voor diverse sektoren bestaat. Bovendien liggen de mogelijkheden om in de tuinbouw en in de industrie op kolen over te schakelen heel ver schillend. De tuinbouw zal hiertoe veel eerder overgaan; in het buiten land is deze tendens ook duidelijk zichtbaar. In het vierde kwartaal van 1984 is in ons land slechts 1,5 procent minder mengvoer verkocht dan in dezelfde periode van het jaar daarvoor. Bij de rundveevoeders zorgde de superheffing weliswaar voor een flinke da ling, maar deze was minder dan aanvankelijk werd verwacht. Bovendien maakte een omzetstijging bij varkens- en pluimveevoer die daling bijna ongedaan. Dit is op te maken uit de woorden van ir. J.P. Cornelissen, directeur van het CLO-instituut voor de Veevoeding, De Schothorst. In de algemene vergadering van het instituut, dinsdag jl. in Utrecht, had hij evenwel ook een minder prettig bericht: Het coöperatieve aandeel in de landelijke omzet van mengvoeders is gedaald. Hoewel bij de daling van het coöpe ratieve marktaandeel, dat vooral bij de rundveevoeders is op te merken, niet verontrustend noemde, vroeg ir. Cornelissen toch de aandacht voor dit verschijnsel. Het is volgens hem vooral te wijten aan de concurrentie die diverse coöperaties ondervonden van goedkope aanbiedingen. "Dit is niet zo verwonderlijk bij teruglopen de omzetten", aldus de Schothorst directeur. Als antwoord op deze ont wikkeling ziet hij vooral de voor lichting. Veel veehouders verdiepen zich wel in de prijs maar zijns inziens nog onvoldoende in de kwaliteit van de aangekochte krachtvoeders. "Juist nu bij een verlaging van de Een gezonde bedrijfseconomische ontwikkeling binnen de veehouderij is alleen mogelijk via een geleidelijke terugloop van het aantal bedrijven. Het kunstmatig in leven houden van op zich niet levensvatbare veehou derijbedrijven zal reeds op vrij korte termijn de toekomstmogelijkheden van een veel grotere groep bedrijven ernstig gaan bedreigen. Deze duide lijke stellingname komt van ir. David Luteijn, voorzitter van de drie Cen trale Landbouworganisaties. In die kwaliteit opende hij dinsdagmorgen de CLO-studiedagen. In zijn toe spraak benadrukte hij dat de krachten en economische wetmatigheden die tot het drama met de Nederlandse scheepsbouw leidden, evengoed van toepassing zijn op de agararische sector. Volgens Luteijn büjft het van le vensbelang dat de Nederlandse vee houder zijn produktie zo optimaal mogelijk, tegen een zo laag moge lijke kostprijs, blijft realiseren. Kwa- inkomsten als gevolg van de super heffing, is het zaak dat de veehou ders erop letten dat het aangekochte voer de juiste voederwaarde heeft", aldus ir. Cornelissen. Ook de heer P. Blokland, vice-voor- zitter van het CLO-instituut, ging in op dit onderwerp tijdens zijn ope ningsrede tot de algemene vergade ring. "Door een soms suggestieve presentatie worden de gangbare mengvoeders in zekere zin in diskre diet gebrachtyen worden de voerkos ten opgedreven, terwijl er geen ren dementsverbetering voor de veehou der tegenover staat. Wij kunnen ons moeilijk aan de indruk onttrekken dat men misbruik maakt van de on rust en de onvrede over de superhef fing". Blokland had daarom een goede raad voor de veehouders: "Oren en ogen goed de kost geven en bijzonder kritisch blijven ten aanzien van de zgn. wonderprodukten, waarvan de samenstelling niet wordt prijsgegeven". Tijdens de CLO-jaarvergadering gaf. ir. Cornelissen enkele recente cijfers over de mengvoeromzetten in ons land. In het derde kwartaal van 1984 daalden de totale omzetten met vijf procent. De hoofdschuldige aan die ontwikkeling was de superheffing. De omzet van rundveevoeders daal de namelijk met 23 procent, terwijl de omzet van varkens- en pluimvee voeders nog toenam. In het laatste kwartaal van vorig jaar herstelde de omzet van rundveevoeders zich evenwel aanzienlijk. Er werd toen veertien procent minder omgezet dan in het laatste kwartaal van 1983. De omzet van varkensvoer steeg met vijf procent, die van pluimveevoer met drie procent. Zodoende bleef in de hele mengvoersector de omzetda ling beperkt tot 1,5 procent. "De daling van de rundveevoeders geeft natuurlijk een verlichting van het mestprobleem. De stijging van de pluimvee- en varkensvoeders doet dit echter weer teniet, vooral omdat deze stijging zich in bepaalde gebie den concentreert", Met deze opmer king sneed ir. Cornelissen een ac tueel probleem aan, dat tijdens de CLO-dagen nog verschillende malen ter sprake zou komen. liteit van het ondernemerschap, ver betering van de produktiestructuren, nieuwe huisvestings- en mestsyste- men, kwaliteitsbewaking van het veevoer, gezondheidszorg voor die ren, nieuwe teelttechnieken en toe passing van automatiseringstechnie ken blijven volgens hem van door slaggevend belang voor de bedrijfs- continuïteit. "Onze internationale concurrentiepositie, met een toene mende afzet buiten de EG, noopt doorlopend tot ontwikkeling van onze bedrijven. Inclusief een gelei delijke groei van de bedrijven in omvang". Deze constatering bracht Luteijn tot de uitspraak dat het aan tal bedrijven daarom zal moeten verminderen. Extra arbeidsplaatsen voor jonge agrarische ondernemers kunnen volgens hem alleen gevon den worden door nieuwe produkten met nieuwe afzetmogelijkheden, grotendeels buiten de voedselketen, te ontwikkelen. De melkveehouders zullen op z'n vroegst in def eerste helft van mei de superheffing op teveel geproduceer de melk moeten betalen. De Euro pese Commissie heeft landbouw commissaris Andriessen machtiging verleend om de inning van het derde kwartaal op te schuiven tot het einde van het melkprijsjaar 1984'85, dat op 31 maart a.s. afloopt. Daarna krijgt de zuivelindustrie maximaal 45 da gen de tijd om het verschuldigde heffmgsbedrag te berekenen en te innen. In verscheidene landen, waaronder Nederland, zijn melk veehouders die nog geen heffingvrij quotum toegewezen hebben gekre gen. De Europese Coipnlissie vindt het daarom realistisch de inning op nieuw op te schuiven en de uiterste datum van 7 maart jl. te laten vallen. Eerder dreigde de vorige landbouw commissaris Dalsager met sancties voor negen landen, die in gebreke waren gebleven. Overigens heeft Frankrijk pas per 15 november jl. het quotastelsel ingevoerd. De melkafleveringen in de lidstaten zijn tussen april en december vrij dicht in de buurt gekomen van de ir. J.P. Cornelissen doelstellingen zoals uit de volgende cijfers blijkt. (Tussen haakjes de beoogde produktie-ontwikkeling 1984/85): West-Duitsland - 6,6 (-6,7); België - 5 (-2,7); Denemarken - 6 (- 5,6); Frankrijk - 1,2 (-2); Grie kenland - 0,4 6,3); Ierland 3 (4- 4,6); Italië 1 (0); Nederland - 5,2 (- 6,6) en Groot-Brittannië -8,3 (-6,2). STIKSTOF STROOIEN. Zodra de T-som 180 graden C is en het land goed berijdbaar, wordt het tijd om de le stikstof te strooien. Maak vooraf een plan, welke per celen gemaaid en welke geweid worden. Voor maaien is 120 kg N 435 kg KAS) en voor weiden is 80 kg N (290 kg KAS) het beste. Meer stikstof geeft wel iets vroeger gras, maar maakt de ekstra kosten niet goed. RA SS EN KEUZE SNIJ MA IS. Bepaal zelf welk snijmaisras er straks gaat zaaien. Bij de keuze van het ras zijn opbrengst, gevoe ligheid voor legering en vroegrijp heid de belangrijkste eigenschap pen. De rassenlijst geeft een goed overzicht van de beste rassen en hun eigenschappen. GEEF LONG WORMEN GEEN KANS. Besmetting met longwor men kan voorkomen worden door de kalveren voorbehoedend te en ten. Ze moeten minstens 6 weken oud zijn om geënt te kunnen wor den. Twee weken daarna moeten ze nogmaals geënt worden. Vier weken na de 2e enting mogen ze naar buiten. Bespreek dit tijdig met uw dierenarts. HET IS ZINVOL OM een goede registratie bij te houden. Op die manier kan de vruchtbaarheid binnen de koppel ooien vastgesteld worden en aan de hand daarvan kan mede de selektie bepaald worden. Andere faktoren die mee beslissen bij de selektie zijn: moe dereigenschappen, hoeveelheid melk, uier ge zondheid en ziekten. Vrijdag 8 maart 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 6