Door verbetering van de bedrijfsvoering kunnen de gevolgen van de superheffing beperkt worden De superheffing heeft voor de veehouderij ingrijpende gevolgen. Het inkomen van de veehouders is door de superheffing onder druk komen te staan. De melkproduktie moet ingekrompen worden, waardoor de opbrengsten bij gelijkblijvende prijzen minder worden. De besparing op direkte kosten voor de liters melk die niet meer geproduceerd mogen worden, beperkt het inkomensverlies maar voor een klein deel. Tot nu toe is behoud of verbetering van het inkomen vaak gerealiseerd door uitbreiding van de produktie en in veel mindere mate door kostenbe waking. Uitbreiding van de produktie is niet meer mogelijk. Hetzelfde geldt voor het aantrekken van een neventak varkens- of pluimveehouderij. De belangrijkste mogelijkheid die overblijft is verbetering van de be drijfsvoering door kostenbewaking. Dat diverse onderdelen van de be drijfsvoering voor verbetering vatbaar zijn blijkt o.a. uit de deelboek- houdingen en de bedrijfsekonomische boekhoudingen. Daaruit komen met name grote verschillen naar voren t.a.v. voerkosten maar ook t.a.v. overige toegerekende kosten en werktuigenkosten. Grote verschillen in resultaten Uit de deelboekhoudingen over het jaar 1983/ 1984 blijkt dat er een grote variatie is in het voerverbruik. Voor ieder bedrijf is berekend hoeveel kVEM ruwvoer en krachtvoer moet worden aangekocht. Dit noemen we de norm voor dit bedrijf. Deze norm is o.a. afhankelijk van N-gebruik, melkproduktie per koe veebezetting per ha, graslandgebruik enz. De werkelijke aankoop van ruwvoer en krachtvoer blijkt t.o.v. de norm te variëren van minder dan 80% tot meer dan 140%. Dit .betekent dat de opbrengst en benutting van het grasland enorm varieert. Verder blijkt uit de aankoop van ruwvoer en krachtvoer dat op veel bedrijven in verhouding teveel krachtvoer wordt aangekocht. Een en ander betekent dat de voer kosten sterk verschillen. Hogere voerkosten worden lang niet altijd goedgemaakt door hogere opbreng sten. De bijkomende voerkosten zijn ook met de norm vergeleken. Op bedrijven waar de bijkomende voer kosten lager zijn dan 90% van de norm zijn de opbrengsten - bijko mende voerkosten ruim 700,- per koe hoger dan op de bedrijven waar de bijkomende voerkosten hoger zijn dan 110% van de norm. Dit betekent bij 40 koeien een verschil van 28.000,- per bedrijf. Bij 40 koeien is het nadeel van de superheffing globaal 6.500,-. Beperk de voerkosten Op het terrein van de veevoeding en alles watdaarmee samenhangt lig gen de grootste mogelijkheden om de nadelige gevolgen van de super heffing te beperken. Een gelukkige faktor hierbij is de gunstige ontwik keling van de krachtvoerprijs gedu rende het afgelopen jaar. De krachtvoerprijs is thans ruim 13,- per 100 kg lager dan een jaar gele den. Dat betekent al gauw een ver schil van 200,- per koe op jaarbasis. Dit is mooi meegenomen, maar de veehouder heeft geen invloed op het verloop van de krachtvoerprijs. Af gewacht moet worden of dit voordeel blijft. De veehouder heeft wel in vloed op het krachtvoerverbruik. Zoals gezegd ligt dit op veel bedrij ven boven de norm, vooral in de zo mer en in de 2e helft van de laktatie. Moeten we nu onder de norm gaan voeren om zo het kwotum te realise ren. Dat is zeker niet het geval. Het beste resultaat wordt bereikt door het kwotum vol te melken met zo weinig mogelijk koeien en een hoge produktie per koe. Die hoge produktie moet gehaald kunnen worden met voeren op de Vrijdag 25 januari 1985 norm. Zowel boven als onder de norm voeren is minder voordelig. De koppeling Melkkontrole - Veevoe ding is een goed hulpmiddel voor het verkrijgen van een passend kracht- voeradvies. Gezien de kwaliteit van het wintervoer zal het krachtvoerad- vies deze winter helaas niet laag uit vallen. Probeer de beschikbare voorraad zo goed mogelijk te verde len, d.w.z. voer de betere partijen aan de hoog produktieve koeien, geef deze groep in verhouding wat meer snijmais en voer ze volop ruwvoer. Uit het voorgaande blijkt dat zowel voor een goede verdeling van het krachtvoer als van het ruwvoer in deling van de melkkoeien in pro- duktiegroepen eigenlijk noodzake lijk is zekerwanneer u niet beschikt over geprogrammeerde krachtvoe- rapparatuur. Graslandeksploitatie Verschillen in voerkosten zijn voor een groot deel terug te voeren tot verschillen in graslandopbrengst, die lang niet allemaal toe te schrijven zijn aan de kwaliteit van de grond. De manier waarop grasland gebruikt wordt heeft een veel grotere invloed. We denken dan vooral aan bemes ting, ontwatering, beweiding, voe derwinning en herinzaai. Een goede bemesting is alleen mo gelijk op basis van grondonderzoek. Regelmatig grondonderzoek, om de 5 jaar, is ook op grasland noodzake lijk. Aan de hand hiervan en reke ning houdend met het gebruik (maaien of weiden) kunt u voor het komende seizoen een bemestings plan opstellen. Ondanks het z.g. "mestoverschot" komen er nog veel percelen voor met een (te) lage fosfaat- en kalitoestand. Verdeling van drijfmest kan veei be ter ondanks het feit dat noodged wongen wel eens op percelen gere den moet worden die het niet nodig hebben. De optimale stikstofbemesting ligt rond 400 kg zuivere stikstof per ha voor goed ontwaterde zand- en klei gronden. Uit de deelboekhoudingen blijkt dat de gemiddelde N-gift per ha grasland in 1983 ruim 350 kg was, met een variatie van 230 tot 690 kg N per ha. Als een veehouder over het totale bedrijf gemiddeld 400 kg N per ha strooit betekent dat nog niet dat de stikstof goed aangewend is. Vaak blijkt de N-gift per perceel dan nog te variëren van minder dan 300 kg N tot meer dan 600 N per ha. Verder wordt te weinig rekening gehouden met bestemming maai- of weidesne- de en met de nawerking van stikstof in de nazomer. Bemestingskaart en graslandgebruikskalender zijn goede hulpmiddelen om meer inzicht te krijgen in de bemesting en het gras landgebruik. Op beweiding en voederwinning ko men we te zijner tijd nog wel een keer terug. Ontwatering en verzorging van het grasland houdt nauw ver band met herinzaai. Wanneer ont watering, gebruik en verzorging te wensen overlaat zal vaker herinzaai nodig zijn. Een doelmatiger gras landgebruik kan wellicht leiden tot vermindering van de herinzaai met 50%. Bijvoorbeeld van 1 x per 5 jaar tot 1 x per 10 jaar. Uitgaande van 20 ha grasland en herinzaai-kosten van 900,- per ha betekent dit een jaar lijkse besparing van 1.800,-. Er ligt echter ook nog veel grasland dat no dig aan vernieuwing toe is. per liter op. De kostprijs van deze melk is 0,50 per liter, zodat elke liter die boven het kwotum geleverd wordt een verlies van 0,30 bete kent. Wat is de waarde van volle melk voor kalveren? De voederwaarde van 6 li ter volle melk is ongeveer gelijk aan die van 1 kg kunstmelkpoeder. De prijs per kg kunstmelk bedraagt 2,40 zodat volle melk voor de kal veren een waarde heeft van 0,40 per liter. T.o.v. leveren is dat 0,20 winst, t.o.v. de kostprijs nog altijd ƒ0,10 verlies. Wanneer per kalf 220 liter melk ver strekt wordt, scheelt dat 44,-/stuk. Meer volle melk voeren en besparen op krachtvoer moet stellig ontraden worden, omdat volle melk dan meer een waarde van 0,13 per liter heeft. Melkvee - jongveeverhouding Door de superheffing wordt de vees tapel ingekrompen. Om binnen het kwotum te blijven zal men eerst het aantal melkkoeien moeten vermin deren. Het is de vraag of het houden van ekstra jongvee in de vrijgekomen stalruimte rendabel is. Gemiddeld wordt een vervanging van 25% van de melkveestapel voldoende geacht. Per 10 melkkoeien wordt dan 5,7 stuks jongvee gehouden. In Zeeland wordt volgens de deelboekhoudin gen 7,9 stuks jongvee per 10 melk koeien gehouden. De groep die tus sen 5,0 en 7,5 stuks jongvee per 10 melkkoeien houdt, heeft het beste resultaat behaald. Helaas kunnen bedrijven die al een zware jongvee bezetting hadden dit nu niet meer vervangen door melkkoeien. Het aanhouden van ekstra jongvee levert op een bedrijf dat over vol doende eigen ruwvoer beschikt een hoger arbeidsinkomen op, maar noé altijd lager dan de oorspronkelijke situatie zonder superheffing. Moet voor het ekstra jongvee ruwvoer aangekocht worden dan levert het nauwelijks voordeel op. Uiteraard is dit laatste sterk afhan kelijk van de ruw- en krachtvoer- prijzen. Volle melk aan kalveren? Wanneer duidelijk is dat het kwotum sterk overschreden wordt, is het mis schien interessant om tot 1 april volle melk aan de kalveren te voeren. Melk waarover superheffing betaald moet worden brengt in de meeste gebieden maar ongeveer 0,20 netto Bovendien is het niet gunstié voor de pensontwikkeling. Punt waarop vaak nog bespaard kan worden is de hoe veelheid kunstmelkpoeder per kalf. Wanneer de opfok zonder proble men verloopt is 35 kg per kalf vol doende. Gemiddeld in de praktijk wordt vaak wel 55 kg verstrekt. Wanneer 20 kg kunstmelkpoeder vervangen wordt door 32 kg kracht voer (A-brok) dan levert dit een voordeel op van meer dan 30,- per kalf. Verder wordt op veel bedrijven te lang te duur krachtvoer verstrekt. Bij een goede opfok kan vanaf het begin A-brok gevoerd worden. Doen zich problemen voor bij de opfok, pro beer dan eerst de oorzaak te vinden en op te lossen. Uitstoot van vee Door de superheffing is de uitstoot van vee behoorlijk toegenomen. De prijzen voor slachtvee zijn daardoor flink gezakt. Goed bevleesde slacht rijpe koeien brengen echter altijd nog een redelijke prijs op. Daarente gen zijn er ook nogal wat koeien voor de slacht verkocht die niet slachtrijp zijn en daardoor 400,- - 600,- minder opbrengen. Dit komt ener zijds door het verschil in geslacht gewicht en anderzijds door het ver schil in opbrengstprijs van soms meer dan 1,- per kg geslacht ge wicht. Het aanbod van niet slachtrij pe dieren is toegenomen. Om de melkproduktie te beperken worden koeien in een vroeger stadium van de laktatie opgeruimd. Bovendien zijn ze minder bevleesd door het lagere krachtvoergebruik. Het is de vraag of het interessant is Konsulentschap voor de rundveehou derij te Tilburg ing. J. Zonderland deze koeien slachtrijp te maken eer ze op te ruimen. Als men boven het kwotum uitkomt moeten ze in ieder geval direkt worden drooggezet. Ook al brengt de melk die ze produ ceren door de hogere gehalten wat meer op dan 0,20 per liter, de op brengstprijs zal onder de kostprijs blijven. Het rendement van het slachtrijp maken is ondermeer af hankelijk van de prijzen van ruwvoer en krachtvoer en van het prijsver schil per kg geslacht gewicht tussen een magere en een slachtrijpe koe. Koeien die in een goede konditie verkeren kan men beter direkt ver kopen. Magere koeien kunt u het beste droogzetten en slachtrijp ma ken in 6 - 8 weken. Alternatieven Bedrijven die voor de superheffing voer aan moesten kopen doen er verstandig aan om zo snel mogelijk de nieuwe situatie te realiseren. Door met minder koeien optimaal het kwotum vol te melken kan bespaard worden op de aankoop van ruwvoer. Norm voedering moet uitgangspunt blijven. Veehouders die in de oude situatie geen voer aan hoefden te kopen zul len bij inkrimping van de veestapel ruwvoer overhouden. Het is dan de vraag of meer voer van eigen bedrijf in de dieren benut kan worden. Gras is een uitstekend en relatief goedkoop ruwvoer. Door dag en nacht weiden, korte beweidingsduur per perceel, op tijd inscharen, tijdig bossen maaien enz. kan een grote hoeveelheid gras met weinig verlie zen worden benut. De krachtvoergift kan daardoor beperkt blijven, laag produktieve koeien hebben dan geen krachtvoer nodig. Wanneer wintervoer van prima kwaliteit gewonnen wordt nemen de melkkoeien hiervan meer op. Dat dit niet altijd even gemakkelijk lukt, weten we maar al te goed. Als er grond over is en geschikt voor bouwland, kan overwogen worden om de vrijkomende grond te benut ten voor de teelt van alternatieve ge wassen. Op gemengde bedrijven zal dit over het algemeen vrij soepel kunnen verlopen. Van een of meer gewassen zal dan de oppervlakte wat uitgebreid worden. Op bedrijven waar geen ervaring en benodigde inrichting voor akker bouwgewassen aanwezig is, zal se rieus overwogen mogen worden of het wel zinvol is een alternatief ge was te telen. Hierbij is het van belang welk saldo de vrijkomende grond moet opbrengen om een gelijk inko men te behalen. Dit is afhankelijk van veebezetting, melkproduktie, voerkosten e.d. De vrijkomende grond moet in de meeste gevallen een saldo opbrengen tussen 2.000,- en 3.000,per ha. Ook kan overwogen worden meer snijmais te telen en een aantal vlees stieren te houden. Het gaat vaak maar om een klein aantal dieren die ekstra eisen stellen aan de huisves ting, verzorging en ervaring. Is dit beschikbaar dan vormen vleesstieren onder de huidige prijs verhouding een redelijk alternatief. Schapenhouderij is minder aantrek kelijk. Ing. J. Zonderland, Bedrijfstakdeskundige Veehouderij in Zeeland 19

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 19