De belangstelling voor de
konijnenhouderij neemt toe
rr
Konsumptie konijnevlees kan in ons land nog flink omhoog
Ziekten
Produktie
Slachterijen - prijsvorming
Bedrijfsopzet
Fokkerij
Organisaties
Onderzoek voorlichting en
onderwijs
Mogelijkheden
konijnenhouderij
Saldo-berekening konijnenhouderij
Per 100 voedsters
De bedrijfsmatige konijnenhou
derij kwam omstreeks 1960 in
Nederland op gang. Men had
daar grote verwachtingen van en
voorspelde een zelfde ontwikke
ling als bij pluimvee, varkens e.d.
Die prognose is niet uitgekomen.
Het ontbrak aan goed uitgangs
materiaal, kennis omtrent voe
ding. fokkerij, huisvesting, ziek
tebestrijding en de ervaring met
het houden van grote aantallen
dieren op eenzelfde bedrijf. Ook
werden de mogelijke produktie-
resliltaten onder praktijkomstan
digheden overschat, met als ge
volg dat de inkomens nogal eens
tegenvielen. Nu. 20 jaar later,
moeten we konkluderen, dat er
nog veel problemen zijn. De
grootste problemen, de gezond
heidstoestand van de dieren en de
afzetmogelijkheden staan een
grote uitbreiding op korte termijn
in de weg.
Er is geen officiële registratie van
konijnenbedrijven. Het aantal en
de grootte van de bedrijven is niet
exakt bekend. Er zijn ca. 50 be
drijven met als hoofdberoep de
konijnenhouderij. Deze hebben
een kapaciteit van méér dan 400
voedsters. Ongeveer 150 bedrij
ven in Nederland hebben 50 tot
400 voedsters.
Verder zijn er honderden met
minder dan 50 voedsters, maar
die de konijnen wel hóuden als
aanvulling van het arbeidsinko
men.
De grotere konijnenbedrijven
zijn voornamelijk gelegen in
Noord-Brabant en Limburg. De
belangstelling om met een konij-
nenbedrijf te beginnen in het
Midden en Noorden van het
land, neemt de laatste tijd sterk
toe.
bemiddelde prijsnotering Nederlandse slachterij in Deinze (België) per kg
levend gewicht exkl. B.T.YV.
Pnjé
6",oo-
3.00-
2,50-
6 1 8 1
uitvoerige administratie.
De grootste problemen in de konij
nenhouderij zijn de ziekten. De to
tale sterfte van geboorte tot afleveren
is ca. 30% met een variatie van 15 tot
45% per bedrijf. De voornaamste
De bruto-produktiewaarde bedroeg
in 1982 ca. 70 miljoen gulden. Uit
gaande van een produktie van 33 kg
vlees per voedster per jaar, waren er
in 1982 ongeveer 250.000 voedsters.
Op bedrijfsmatige konijnenbedrij
ven bedraagt, de produktie per
voedster per jaar ca. 50 kg konijne
vlees.
De konijnen worden geslacht door
speciale konijnenslachterijen,
pluimveeslachterijen en poeliers. Op
de grotere konijnenbedrijven wor
den de dieren rechtstreeks door de
slachterij of konijnenhandelaar op
gehaald. De hobbyisten zetten veelal
de konijnen gezamenlijk af via een
zogenaamde laadplaats. De slachte
rijen vragen konijnen van 2Vi kg le
vend gewicht. De dieren hebben dan
een leeftijd van ca. 12 weken. Konij
nen afkomstig' van bedrijfsmatige
konijnenbedrijven hebben een
slachtrendement van ca. 60%.
Konijnen worden per kg levend ge
wicht betaald. Uitbetaling naar
kwaliteit komt nauwelijks voor. De
prijs is afhankelijk van vraag en
aanbod op de Belgische markt. In de
zomer is de aanvoer het grootste en
de konsumptie het laagste. De op-
brengstprijs varieert dan ook van ca.
3,50 in de zomer tot ca. 5,— per
kg in de winterperiode.
Prijskontrakten komen niet voor.
Wel afnamekontrakten, soms gekor-
releerd aan een bepaalde marktno-
tering.
De Nederlandse afnemers hebben
geen bindingen met voederfabrieken
en/of fokbedrijven. De konijnen
houder kan dan ook zelfstandig de
meest gunstige kombinatie uitzoeken
van ras - voederfabriek - slachterij.
Een konijnenbedrijf is zeer arbeids
intensief. Mechanisering en automa
tisering is alleen mogelijk van de
mestafvoer en drinkwatervoorzie
ning.
Eén arbeidskracht kan afhankelijk
van inrichting enz. ca. 450 voedsters
verzorgen. Op een dergelijk bedrijf
zijn dan kontinu 4000-5000 dieren
(voedsters, rammen, opfokvoedsters,
zogende konijntjes en slachtkonij-
nen) aanwezig. Die bedrijfsgrootte is
ook ongeveer nodig om een redelijk
inkomen te kunnen behalen. Het zijn
allemaal zogenaamde gesloten be
drijven; het fokken en afmesten ge
beurt dus op hetzelfde bedrijf. Om
450 voedsters en "gevolg" te kunnen
huisvesten is een gebouw nodig van
ca. 800 m2. Dergelijke bedrijven
bestaan meestal uit 8-10 afdelingen.
Daardoor kleinere eenheden dieren
(lagere besmettingsdruk), toepassing
van all in all out systeem enz.
14
De meeste konijnen worden in dit type kooi,gehouden.
De dieren worden o.a. om hygiëni
sche (voorkomen van ziekten) en ar-
beidsorganisatorische redenen ge
huisvest in gazen kooien. Aan de
klimaatsbeheersing worden hoge
eisen gesteld. De laatste jaren is er
een duidelijke ontwikkeling naar
droge mestsystemen. Deze mest
wordt soms gebruikt voor wormen-
kwekerijen (o.a. voor hengelsport) en
voor verwarming van de stallen. De
investering voor nieuwe gebouwen,
inrichting en levende have bedraagt
bij een bedrijfsomvang van 450
voedsters ca. 300.000,— exkl.
grond en woning. Er is daarbij geen
rekening gehouden met eventuele
W.I.R. en BTW teruggave.
Op de bedrijfsmatige konijnenbe
drijven, zien we bijna uitsluitend het
ras Witte Nieuw Zeelander (WNZ).
Verder nog kruisingen van de WNZ
met Californian, Gele van Bourgon-
dië, Belgisch Zilver enz.
De laatste jaren konstateren we een
toename van de import van hybride
fokdieren uit Frankrijk.
Het arbeidsinkomen op een konij
nenbedrijf wordt voornamelijk be
paald door het aantal afgeleverde
slachtkonijnen per voedster per jaar
en de voederkosten per kg groei.
Van de voedsters wordt dan ook
verwacht dat zij per jaar ongeveer 6
worpen van gemiddeld 8 jongen ge
ven. Deze nakomelingen moeten
snel groeien (op 10-12 weken leeftijd
een gewicht van 2,5 kg), een hoog
slachtrendement en een laag voe-
derverbruik hebben en vooral weinig
sterfte.
Het is vooral de fokkerij die op een
konijnenbedrijf veel arbeid en aan
dacht van de verzorger vraagt. Hier
bij denken we o.a. nestkontrole,
dekken, palperen, spenen van de
jongen en het bijhouden van een
sterfteoorzaken zijn ademhalings
problemen (o.a. Pasteurella) en
darmstoornissen (o.a. Ercoli Enteri
tis).
Tegen verschillende ziekten zijn
geen afdoende geneesmiddelen.
Er zijn in Nederland 11 regionale
verenigingen van konijnenhouders
en 1 producentenvereniging. Deze
verenigingen hebben over het alge
meen als voornaamste doel een
georganiseerde afzet van konijnen.
Eind 1982 is de Landelijke Overkoe
pelende Nederlandse Organisatie
van Konijnenhouders (NOK) opge
richt. De NÓK heeft inmiddels ca.
450 leden.
In alle EEG-landen is een vrij uitge
breid onderzoeksprogramma voor
de konijnenhouderij. In België b.v.
waar de bedrijfsmatige konijnen
houderij van veel minder betekenis is
als in Nederland, zijn voor het on
derzoek 4-5 akademici beschikbaar.
Op dit moment is er in Nederland
geen praktijkgericht onderzoek ten
behoeve van de bedrijfsmatige ko
nijnenhouderij.
Gezien de vele knelpunten op het
vlak van de produktie is hieraan een
dringende behoefte.
Door het Centrum van Onderzoek
en Voorlichting voor de Pluimvee
houderij is onlangs een nota voorbe
reid waarin in overweging wordt ge
geven om op "het Spelderholt" te
Beekbergen een proefbedrijf op te
richten. De nadruk bij het onderzoek
zou volgens de nota moeten liggen
op de gezondheidszorg, de voeding,
de huisvesting en verzorging en het
wèlzijn van de dieren.
Het Ministerie van Landbouw en
Visserij staat hier in beginsel erg po
sitief tegenover en is bereid om 50%
van de kosten te dragen.
Nederland beschikt momenteel over
relatief de grootste en modernste be
drijven van Europa. Ondersteuning
door onderzoek en meer voorlichting
is van levensbelang voor deze jonge
bedrijfstak.
De voorlichting is in handen van één
voorlichter bij het Konsulentschap in
Algemene Dienst voor de Pluimvee
houderij, dat is ondergebracht bij het
Centrum voor Onderzoek en Voor
lichting voor de Pluimveehouderij te
Beekbergen.
De drie praktijkscholen voor Dier-
veredeling in Nederland te weten
Horst, Barneveld en Almelo be
schikken over een inrichting met ko
nijnen voor lesdoeleinden. Deze
maand (december) is er voor aspi
rant- en praktische konijnenhouders
een kursus gestart in Horst en in het
voorjaar (febr.-mrt.) zal er een wor
den georganiseerd in Almelo.
In onze samenleving is de trend
niet vet, maar wel gezond en lek
ker eten. Konijnevlees met een
laag kalorie- vet- en cholesterol
gehalte, een hoog gehalte aan
mineralen en eiwitten, lichte ver
teerbaarheid en vele bereidings
mogelijkheden sluit hierbij uit
stekend aan.
De konsumptie in Nederland is
laag ten opzichte van andere lan
den. Door een doelgerichte re-
klame, betere presentatie en voor
lichting zou de konsumptie kun
nen worden verhoogd en het
'konsumptiepatroon van diepvries
naar vers, kunnen worden gewij
zigd.
Hierdoor zou de konkurrentie
met de diepvriesexporterende
landen (o.a. China) minder wor
den en ekstra binnenlandse af
zetmogelijkheden worden ge-
kreëerd.
Tot op heden kan de konsument
bij de poelier en warenhuis alleen
heel konijn of in delen krijgen.
Door produktieontwikkeling
(b.v. gebraden konijn) zouden de
Afzetmogelijkheden i.e. de kon
sumptie worden bevorderd.
- Het grote voortplantingsvermo
gen van konijnen is spreekwoor
delijk bekend. Biologisch bezien
kan een voedster direkt na het
werpen ovuleren en weer
drachtig worden. Bij een dracht-
duur van 30-31 dagen komt men
dan theoretisch op 12 worpen per
jaar.
Volgens onderzoekingen komén
er gemiddeld 12 eicellen per
ovulatie vrij. De kombinatie van
beide elementen levert ons 144
potentiële nakomelingen per
voedster per jaar.
De bedrijfsmatige konijnenbe
drijven produceren echter slechts
ca. 30 slachtkonijnen per voedster
per jaar. Voor de toekomst kun
nen we dan ook nog heel wat be
tere resultaten verwachten.
Daarvoor zal echter nog veel on
derzoek nodig zijn op het gebied
van fokkerij, huisvesting, voe
ding, ziektepreventie, enz.
Konijnen hebben een hoge
groeisnelheid. In 4 weken ver
tienvoudigen de jongen hun ge
boortegewicht en wegen geza
menlijk méér dan de moeder.
Minder dan 3 maanden na de
geboorte zijn konijnen reeds
slachtrijp en de eerste dekking
mag al gebeuren vanaf 4 maan
den.
Het grote voortplantingsvermo
gen, de snelle generatie-interval
en sterke groeikracht laten toe in
een relatief korte periode grote
genetische en praktische vooruit
gang te boeken.
Een groot voordeel op andere
diersoorten met groot nakome
lingschap en snelle groei als var
kens en slachtkuikens is dat ko
nijnen zich kunnen voeden met
grondstoffen die rijk aan ruw ve
zel zijn.
Op voedingsgebied is het konijn
als vleesproducent dan ook geen
rechtstreekse konkurrent met de
voeding van de mens.
Mede daarom zijn konijnen bij
uitstek geschikt voor ontwikke
lingslanden.
Er zijn nogal wat mensen die over
een ruimte beschikken die te
klein is voor andere veredelings
takken.
Konijnen hebben weinig ruimte
nodig en het kan in die situaties
dan ook interessant zijn als bij
verdienste en/of de nodige erva
ring op te doen. Als men over
bestaande gebouwen beschikt
kan men de investering voor die
ren en inrichting (kooien, nest
kasten, voederbakken, drinkwa
tervoorziening) stellen op ca.
ƒ100,— per voedster.
Bovendien zijn de investeringen
voor een konijnenbedrijf relatief
laag t.o.v. andere landbouwakti-
viteiten.
Vrijwel alle West-Europese lan
den hebben een tekort aan konij
nen.
Nederland beschikt reeds over
moderne goed ingerichte konij
nenbedrijven en de belangstelling
om een bedrijf op te zetten is
groot.
De struktuur van deze jonge be
drijfstak is tot op heden nauwe
lijks sterk genoeg om naar de
verschillende landen te exporte
ren.
Wil Nederland dan ook de mo
gelijkheden in de konijnenhou
derij benutten, dan is hulp van de
overheid en bedrijfsleven drin
gend nodig.
G. van Someren
Landelijke Takvoorlichter Konijnen
houderij
tel. 05766-1808
Uitgangspunten:
afleveren 31 slachtkonijnen per voedster per jaar
opbrengstprijs 4,30 per kg levend gewicht inkl. B.T.W.
Voederprijs 60,— inkl. BTW per 100 kg.
Opbrengsten:
3100 slachtkonijnen a 2500 gram
verkoop 80 oude uitgeselekteerde voedsters
7750 kg
320 kg
Totaal opbrengst per jaar
Kosten:
34000 kg voeder a 0,60
Direkte kosten:
water, elek. verwarming, dierenarts enz.
Rente levende have 9% van 6500,—
8070 kg a 4,30
ƒ34.701,-
20.400,-
2.000„-
585,—
22.985-
Saldo per 100 voedsters per jaar
11.716-
Opmerking: er is geen rekening gehouden met gebouwen- en inventariskos
ten, algemene kosten en arbeid.
Overige opmerking
De konijnenhouderij valt niet onder de Interimwet beperking varkens- en
pluimveehouderijen. De konijnenhouderij is daarvan uitgesloten.
Vrijdag 11 januari 1985