Tegenstellingen Bloemeneksport ruim 3 miljard gulden vanuit de Z.L.M. gezien Landbouwschap: Braks ondergraaft afspraak financiering praktijkonderzoek zuidelijke landbouw maatschappij Het landbouwbedrijfsleven wil geen hogere bijdrage be talen aan het onderzoek op het Rijksproefstation voor Zaadonderzoek (RPvZ) en het Rijksinstituut voor Ras- senonderzoek van Kuituurgewassen (RIVRO), beide in Wageningen gevestigd. Deze verdergaande medefinanciering door het bedrijfs leven is in strijd met afspraken, die hierover zijn gemaakt tussen minister Braks (landbouw en visserij) en het Landbouwschap. In een brief herinnert het Landbouw schap de bewindsman aan de afspraak voor met naam en toenaam genoemde instellingen als het proefstation voor de rundveehouderij, dat voor de fruitteelt en het proef station voor de akkerbouw en groenteteelt in de volle- grond. Medefinanciering van onderzoek op beide Wa- geningse instellingen op 50/50-basis komt in de afspraak niet voor, aldus het Landbouwschap. Medio dit jaar werden minister Braks en het Landbouw schap het eens over de medefinanciering van het praktij konderzoek door het landbouwbedrijfsleven. Bedrijfs leven en overheid zullen in 1988 elk de helft van de kosten voor hun rekening nemen. Gerelateerd aan de huidige situatie zullen boeren en tuinders in dat jaar ongeveer 10 miljoen op tafel moeten leggen. Met de medefinanciering is al dit jaar een begin gemaakt door een bijdrage van het bedrijfsleven van 1 miljoen. Het aandeel van het bedrijfsleven zal jaarlijks naar evenre digheid worden verhoogd. Het Landbouwschap heeft de minister tevens gewezen op de noodzaak van het gebruikswaarde-onderzoek bij het RIVRO. Aantasting ervan kan ertoe leiden dat meer kweekprodukten op de markt komen die de toets der kritiek niet kunnen doorstaan. Niet alleen de betrouw baarheid komt dan in het geding; dat geldt evenzeer voor de kwaliteit waaraan de overheid veel belang toekent. Het door het Landbouwschap aangevochten plan van het ministerie van Landbouw en Visserij zou betekenen dat het bedrijfsleven voor het RIVRO en het RPvZ respek- tievelijk 1 miljoen en 0,5 miljoen ekstra moet uittrek ken. VfclJDAG 23 NOVEMBER 1984 64e JAARGANG N0.3758 land- en tuinbouwblad De Nederlandse bloementeelt is al een reeks van jaren sterk uitgebreid, waarbij steeds nieuwe afzetmarkten werden aangeboord. De eksport waarde komt dit jaar zelfs boven de 3 miljard gulden. Afstanden vormen geen onoverkomelijke hinderpalen als men ziet dat de Ver. Staten zo'n 200 miljoen gulden aan Nederlandse bloe men invoeren. Het sukses is o.a. te danken aan vak manschap, kwaliteit, doeltreffende reklame, een voor treffelijk afzetapparaat en ook aan steeds betere nieuwe rassen. Op de Nationale Bloemenvaktentoonstelling te Aals meer introduceerde Hilverda b.v. het nieuwe anjerras "Baby-Blue-Hilbaby", dat sneller groeit dan de gewone trosanjer en per tak een groter aantal bloemen in mi- kro-formaat draagt. In de land- en tuinbouw kennen wij een grote verschei denheid van bedrijven. Verdeeld in sektoren maar ook binnen de sektoren zelf bestaan er grote verschillen. Grote verschillen in bedrijfsgrootte. Grote en kleine be drijven met daartussen het veel besproken middenbe drijf. Moeilijk is het aan te geven wat er nu wel of niet onder een middenbedrijf gerekend kan worden. De ontwikke lingen hebben zeker niet stil gestaan in de afgelopen jaren. In verschillende sektoren zijn kleine bedrijven uit gegroeid tot grote bedrijven. Voorbeelden kennen wij er vele o.a. in de glastuinbouw en de veredelingssektor. Ondernemers die hebben durven investeren hebben overwegend vrij goed geboerd. Vele jaren is deze ontwikkeling via het rentesubsidiebe- leid en de voorlichting gestimuleerd. Ook de landbouw organisaties hebben dit beleid duidelijk ondersteund. Wel is in de loop der jaren getracht het beleid te wijzigen met als doel de groei naar te grote bedrijven af te rem men, o.a. door de rentesubsidiebedragen te beperken. Het effekt van dit sturend beleid is zeer beperkt geweest. Van verschillende zijden, o.a. de agrarische jongerenor ganisatie, is zeer kritisch gekeken naar deze ontwikkelin gen. Met name de landbouworganisaties werden verwe ten onvoldoende sturend op te treden. Met sturend op treden werd bedoeld de produktie-uitbreiding te beper ken op grotere bedrijven en deze ten goede te laten ko men aan de kleinere of middenbedrijven. Intussen hebben wij in1 de melkveehouderij en de vere delingssektor nu te maken met produktiebeperkende maatregelen. En in de akkerbouw kennen wij al lang het kwoteringssysteem. De vraag is of de tegenstellingen tussen de kleine en grote bedrijven zullen verminderen door deze produktiebeperkende maatregelen. Helaas lijkt het er op dat de tegenstellingen eerder toe- dan afnemen. Ook met een zeer strak uitgevoerde regeling als de su perheffing. Blijkbaar zien enkele, dikwijls grotere, bedrijven binnen de mogelijkheden van de regeling toch nog behoorlijke kansen om uit te breiden. Daartegenover zien wij dat een grote groep van kleinere en middenbedrijven verhou dingsgewijs zwaar gedupeerd worden met een korting van 8,5%. Daartussen zijn er veel bedrijven die om ver schillende reden in moeilijkheden dreigen te komen. Hoe onbillijk de tegenstellingen ook ervaren worden, oplos singen voor deze problemen zijn er zeer weinig. De ruimte daarvoor is te beperkt. Wij vrezen dat het met de invoe ring van de Interimwet voor de varkens- en pluimvee houderij niet anders zal gaan. Alleen al de mogelijkheid tot 10% uitbreiding in de kon- sentratiegebieden grijpt zwaar in voor kleinere bedrijven die nog in ontwikkeling zijn. Terwijl voor grote bedrijven 10% uitbreiding van behoorlijke betekenis kan zijn. Om dan nog maar niet te spreken over de toename van de mestproblematiek die deze uitbreiding op de grotere be drijven veroorzaakt. Tegenstellingen worden ook groter tussen de konsentra- tiegebieden en de niet-konsentratiegebieden. Als geor ganiseerde landbouw zullen wij er alles aan moeten doen de Interimwet zo snel mogelijk te laten verdwijnen. Dat betekent dat wij als georganiseerde landbouw oplos singen aan zullen moeten dragen ten aanzien van de mestoverschotten in de konsentratiegebieden. Medewerking van de ondernemers zelf is daarbij voor waarde. Produktiebeperking in de ene sektor kan gevolgen heb ben voor een andere sektor. Zo is er in de akkerbouw een diskussie op gang of er via een kontraktenstelsel voor de suikerbietenteelt voorkomen dient te worden dat vee houders suikerbieten gaan telen. Voor de landbouworganisatie is het niet eenvoudig om tegenstellingen te voorkomen tussen akkerbouwers en veehouders doordat de mogelijkheid voor veehouders suikerbieten te telen via het kontraktenstelsel afgegren deld wordt. Voor de akkerbouw is de suikerbietenteelt een belang rijke peiler waarop het bedrijf rust. Suikerbietenteelt die beperkt wordt via een kwotumtoewijzing door de EG. Daarbij komt dat bij de granen een koude prijssanering wordt doorgevoerd zodat in de akkerbouw het inkomen via het prijsgarantiebeleid zwaar onder druk komt te staan. Het moet dan ook duidelijk zijn dat ekstra uitbrei dingsmogelijkheden van de bietenteelt er praktisch niet zijn. Wij hopen dat de veehouderij daar begrip voor heeft en daar ook rekening mee houdt zodat voorkomen kan worden dat er via een kontingentering een absolute be grenzing komt. De situatie van dit moment overziend kan er geen andere konklusie zijn dan dat door de produktie- regelende maatregelen zoals die nu gepresenteerd zijn de tegenstellingen toenemen in vergelijking met vrije be drijfsontwikkeling zoals wij die tot voor kort gekend heb ben. Doeleman

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 1