Welke kalveren moet de
veehouder aanhouden?
Nederlandse melkproduktie benadert kwotum
Landbouwkommissaris Dalsager tevreden over vermindering in EEG
ge en goede produktie van de vaar
zen. Opfokken van jongvee is een
investering die in het verleden veel
tegenvallers heeft gegeven. Voor een
goede keuze van de op te fokken
kalveren kunt u het beste de koe-in
dex van de moeder en de stier-index
van de vader gebruiken. De fok
waardeschatting van de koe-index is
namelijk betrouwbaarder dan de
laktatiewaarde. Als richtlijn kunt u
uitgaan van de gemiddelde koe-in
dex op het bedrijf. Het is gewenst om
van koeien met een koe-index van
meer dan 25,— onder het bedrijfs-
gemiddelde geen kalveren aan te
houden voor de opfok tot vaarzen.
Bij de selektie van.de kalveren kan
men het best te werk gaan door van
elk kalf de afstammingsindex te be
rekenen.
Afstammingsindex
Met behulp van de fokwaarde van de
vader (stier-index) en de fokwaarde
van de moeder (koe-index) kan voor
ieder kalf de afstammingsindex
(verwachtingswaarde) berekend
worden. Deze afstammingsindex is
het gemiddelde van beide ouderdie-
ren. Voorbeeld van de berekening
van een afstammingsindex:
Voor de selektie bij kalveren op pro
duktie is de afstammingsindex de
beste schatting voor de fokwaarde. U
heeft middels de berekening van de
afstammingsindex een grotere ze
kerheid dat hij de betere dieren gaat
opfokken waardoor hij minder op
produktie zal hoeven te selekteren
bij de melkvaarzen.
Samenvatting
Selektie in melkvaarzen is een erg
dure zaak, omdat de opfokkosten
van een vaars lang niet vergoed
wordt door de uitstoot van een le
kalfskoe (afschrijvingsverlies). Een
goede selektie bij kalveren is ekono-
misch gezien veel aantrekkelijker
dan selektie van afgekalfde vaarzen.
Door het beschikbaar komen van de
koe-index en stier-index heeft de
veehouder goede en zo betrouwbaar
mogelijke handvaten gekregen om
de beste vaarskalveren aan te hou
den. Het is beter en goedkoper om de
kalveren met de minder goede af
stammingsindex als kalf te verkopen,
dan als vaars. Wees bewust dat
jongvee-opfok een dagelijkse inves
tering is die pas na 2 jaar het eerste
rendement begint te leveren!
index netto
melk vet
Stierindex vader 500 0,16
Koe-index moeder 200 - 0,05
700 +0,11
eiwit melkgeld
- 0,02
0,04
0,02
190
70
260
Afstammingsindex
kalf 350 0,06 0,01
ing. P. Veldman, CRA-Waalre, bedrijfstakdeskundige
130
Voor het op peil houden van de melkveestapel is het noodzakelijk dat er
vaarskalveren aangehouden en opgefokt worden tot vaars. Het is van
groot belang dat juist die kalveren worden aangehouden van goede
melkkoeien en goed produktieverervende stieren. Immers voor het
verkrijgen van een goed inkomen uit de melkveehouderij is een hoog
produktieve veestapel noodzaak. Verhoging van de melkproduktie per
koe blijft, ook bij een superheffing, aanbevelenswaardig!
geld (I.N.E.T.). Bij de omrekening
naar netto-melkgeld is rekening ge
houden met de produktiekosten en
de opbrengsten van de geproduceer
de melk. Hier door is de netto-melk-
geldindex (I.N.E.T.) het beste ken
getal voor de beoordeling bij de
produktievererving.
Wat kunt u als melkveehouder hier
aan doen?
De veehouders aangesloten bij de
melkproduktiekontrolevereniging
krijgen steeds meer betrouwbare
produktiegegevens van hun melkvee
beschikbaar. Een goed kengetal voor
de fokwaardeschatting van een koe
voor de produktie is de koe-index.
Op het jaarlijkse bedrijfsoverzicht
van afgesloten melklijsten is zowel
de koe-index per koe, als gemiddeld
per bedrijf vermeld. De betrouw
baarheid van de koe-index kan va
riëren van 30 tot 58% en is per koe
aangegeven. De hoogste betrouw
baarheid wordt bereikt bij een koe
met bekende afstamming en waar
van 3 melklijsten beschikbaar zijn.
Bij de stieren wordt de fokwaarde
voor produktie uitgedrukt door mid
del van de stierindex. Deze wordt
afgeleid van de dochters van de stier
die in produktie komen en daardoor
is de betrouwbaarheid groter dan bij
de koe-index. Zowel bij de koe-index
als bij de stierindex wordt de fok-
Het is van het grootste belang voor het op peil houden van de melkveestapel dat
er veelbelovende kalveren worden aangehouden en opgefokt tot vaars.
waarde voor melkproduktie en voor
de gehaltes aan vet en eiwit uitge
drukt in een index voor netto-melk-
Welke kalveren aanhouden?
De keuze van de aan te houden kal
veren dient gericht te zijn op een ho-
In juli werd de stand van zaken gege
ven over melkleverantie en afzet over
de eerste tien weken na 8 april. In
september werd hetzelfde gedaan
over de eerste twintig weken. In deze
bijdrage wordt de balans opgemaakt
over de eerste dertig weken na 8 april.
De melkleveranties
Uit de grafiek blijkt dat na half sep
tember de melkafleveringen lager
zijn geweest dan door Brussel is toe
gestaan om de superheffing te ontlo
pen. Er is weliswaar tussen 8 april en
4 november een kleine 400.000 ton
minder melk geleverd aan de zuivel
fabrieken - ofwel 4,95% - maar er had
6,64% in totaal minder geleverd
moeten worden.
Het verschil tussen wat "geleverd is"
en "mocht worden" is in de loop van
de 30 weken verkleind. Na de eerste
10 weken was het teveel geleverde
nog 3,30%, na 20 weken 2,50% en nu
na 30 weken nog 1,80%. De Neder
landse veehouderij is dus hard bezig
om op het peil van het toegestane te
komen, maar naarmate de hoeveel
heid kleiner is zet de beperking min
der zoden (melk) aan de dijk.
Regionaal zijn er de nodige verschil
len te konstateren bij de melkafleve
ringen ten opzichte van vorig jaar.
Van 8 april t/m 3 november leverde
Zuid-Nederland 2,7% minder melk.
In Noord-Nederland was dat 4,8%,
in West-Nederland 5,5% en in Oost-
Nederland 6.2%. Dit gebied benadert
derhalve dicht de 6,64%, die Neder
land minder moet leveren om aan de
superheffing te ontkomen.
De Nederlandse melkveehouders
zijn uiteraard benieuwd naar de
melkleveranties in de andere lidsta
ten van de Europese Gemeenschap.
Na 7 maanden na aanvang van het
melkprijsjaar 1984/85 (behalve ook
Italië, Luxemburg en Griekenland
na 6 maanden) ziet het Europese
melkleverantiebeeld er als volgt uit
(met tussen haakjes de te bereiken
vermindering of vermeerdering):
Luxemburg 5,6% 3,5), Ierland
4% 4,6%), Italië 1,1% (0),
Griekenland -I- 0,7% 6,3),
Frankrijk - 0,8% (- 2,0), België - 3,2%
(- 2,7), Nederland - 4,95% (6,6),
Duitsland - 5% (- 6,5), Denemarken -
De Nederlandse veestapel is hard bezig om op het toegestane peil te komen. In Oost Nederland kwam men zelfs al ruim
beneden de voorgeschreven 6.64inkrimping van de melkleveranties.
de markt. Dat betekent voor dit jaar
een toename van 4%.
schap en lid van de werkgroep
Rundvlees van de COPA in Brussel.
In Nederland zijn tot 1 september
van dit jaar ongeveer 125.000 runde
ren en vaarzen meer geslacht. Ver
wacht wordt dat ln de laatste vier
maanden van dit jaar nog eens
50.000 runderen en vaarzen ekstra
geslacht zullen worden, zodat het to
taal met 175.000 zou stijgen dit jaar.
6,5% (- 5,6) en het Verenigd Ko
ninkrijk (vooral door droogte) - 8,4%
(-6,2).
Deze cijfers geven heel duidelijk aan
dat de Europese Gemeenschap bezig
is om de melkplas in le dammen.
Geen wonder dat het Ministerie van
Landbouw en Visserij in een persbe
richt meldt dat Landbouwkommis
saris Dalsager zich tevreden toonde
over de bereikte vermindering van
de melkproduktie.
De marktaanvoer van runderen
Tot 1 september werden er - gere
kend vanaf 1 april - 50.000 stuks
slachtrunderen méér op de 9 be
langrijkste Nederlandse veemarkten
aangevoerd dan in dezelfde periode
van vorig jaar. Per half november
was de ekstra aanvoer van slacht
runderen opgelopen tot 70.000. Pro
centueel gezien is er sprake van een
toename van een kleine 30%.
Bij het gebruiksvee is er vanaf half
augustus sprake van een verhoogde
aanvoer van gebruiksvee op de vee
markten. Gerekend vanaf 1 april tot
half november gingen er dit jaar
6000 stuks gebruiksdieren méér naar
128 "1 1 1 18 25 2 9 16 23 30 6 13 2027 3 1017 24 1 8 152229 5 12 19 26 3 10 1724 31 7 14 21 28 4 11 18 25 4 11 18 25 1
juni juli augustus september oktober november december januari lebruari maait
Aan de ononderbroken lijn is te zien dat vanaf half september de melkafleveringen lager zijn geweest dan door Brussel is
toegestaan om de superheffing te ontlopen.
Dat is een kleine 20% meer.
De Duitse delegatie in de Brusselse
werkgroep heeft medegedeeld dat in
Duitsland in de eerste helft van dit
jaar 130.000 koeien en vaarzen meer
geslacht zijn en dat verwacht wordt
dat dit in het tweede deel van 1984
dat er 500.000 zullen zijn.
De Fransen spraken over 250.000
ekstra slachtingen van koeien en
vaarzen in het eerste haltjaar 1984 en
300.000 in het tweede halfjaar.
De COPA werkgroep Rundvlees - de
totale balans opmakend - kwam tot
de volgende cijfers en prognoses over
het aantal slachtingen in de runder-
>ektor: le halfjaar 1984 3 '/2%, 2e
halfjaar 1984 6 Zi%, le halfjaar
1985 6% en 2e halfjaar 1985 - 4%.
Als deze voorspellingen juist blijken
e zijn, zal als gevolg van de super
heffing het aantal runderslachtingen
in de 2e helft van volgend jaar dalen.
Tot die tijd zal het vlees van de ekstra
geslachte koeien geplaatst moeten
worden. Gelukkig loopt de eksport
van rundvlees vanuit de Europese
Gemeenschap naar derde landen
goed. Aanvankelijk waren de schat
tingen over de rundvleeseksport
700.000 a 800.000 ton, maar de heer
Odink acht 900.000 ton dit jaar niet
onwaarschijnlijk. Dat is een hoopvol
geluid, want het zweven van een
hoop vlees boven de markt, maakt de
vleesmarkt alleen maar zwak.
Piet Westra
De runderslachtingen
De aanvoer van runderen op vee
markten is geen maatstaf voor de
aanvang van de runderslachtingen.
Die vroegen wij aan ir. B.J. Odink,
sekretaris van de Hoofdafdeling
Veehouderij van het Landbouw
x 1.000
ton
Melkafleveringen aan de zuivelfabrieken
2 9 16 2330 7 14 2
Vrijdag 23 november 1984
13