Help bij het bestrijden van de ïepeziekteü
Onderhoud van knotwilgen
en andere knotbomen
Bladverkleuring in de
herfst: een wonderbaarlijk
proces
Staatsbosbeheer subsidieert herplant nieuwe bomen
Kleine landschapselementen
Suiker
Litteken
Controle door de Algemene Inspektiedienst vaneen De plantenzieklenkundige Dienst merkt zieke en Hout dat niet meteen wordt verbrand moet worden
partij openhaardhout op de aanwezigheid van onge- kwijnende iepen met gele stip geschild
schild iepehout
Nog steeds blijkt de iepeziekte in
zowel gemeentelijke-, partikulie-
re- en landschappelijke beplantin
gen voor te komen. Net als voor
gaande jaren zijn de meeste aan
tastingen te vinden onder de veld
iepen. Om al onze overige iepe
bomen zoveel mogelijk te kunnen
behouden is het noodzakelijk de
iepeziekte te bestrijden.
In 1977 is het besluit bestrijding
iepeziekte van kracht geworden.
Dit houdt in dat alle eigenaren en
gebruikers verplicht zijn voorko
mende zieke en kwijnende bo
men te vellen en onschadelijk te
maken.
Gedurende het groeiseizoen
worden alle iepeopstanden twee
maal geïnventariseerd op even
tueel voorkomende zieke en
kwijnende iepen. Deze inventari
satie gebeurt buitende bebouw
de kom door de Plantenziekte-
kundige Dienst en binnen de be
bouwde kom door de Plantsoe
nendienst van de desbetreffende
gemeente. De opruiming berust
bij het Staatsbosbeheer. Door het
ondertekenen van een afstands
verklaring, geeft u het Staatsbos
beheer opdracht om de zieke- en
kwijnende bomen voor u te ver
nietigen. Het Staatsbosbeheer
laat deze werkzaamheden op
kosten van het Rijk verrichten
door een aannemer. Uiterlijk drie
weken na opsporing dienen de
zieke bomen te zijn vernietigd.
Ook is het mogelijk dat een eige
naar de door de Plantenziekte-
kundige Dienst of Gemeente ge
merkte bomen zelf opruimt. Aan
de eigenaar kan dan een subsidie
verstrekt worden, welke door de
eigenaar zelf aangevraagd dient
te worden bij het Staatsbosbe
heer.
Subsidie
Indien u in aanmerking wilt ko
men voor de subsidie dient u de
onderstaande punten in acht te
nemen:
- de stam moet worden geschild
of verbrand
- de in de grond achtergebleven
stobbe moet worden geschild
- al het takhout en schors moet
worden verbrand
- de werkzaamheden moeten
klaar zijn vóór de datum zoals
die gesteld wordt op de aan
zegging van de Plantenziekte-
kundige Dienst
- zowel het geschilde hout als
de ashoop van de verbrande
takken moeten aan de kon-
trolerende ambtenaar van het
Staatsbosbeheer worden ge
toond
Mocht u aan één of meerdere
aanwijzingen niet hebben vol
daan, dan wordt geen subsidie
uitgekeerd.
De manier waarop het hout on
schadelijk wordt gemaakt is heel
belangrijk, want er mag geen
hout met schors in omloop ko
men, ook niet voor open-haard-
hout. Het gevaar is namelijk erg
groot dat de iepespintkever, wel
ke de ziekte verspreidt, in dat hout
eieren legt, waaruit enige weken
later weer volwassen kevers ko
men. Deze kevers brengen de
ziekte dan weer over naar gezon
de bomen. De vermeerdering van
de iepespintkever vindt namelijk
plaats tussen de schors en het
hout gedeelte. Door verwijdering
van de schors is vermeerdering
van de kevers niet meer mogelijk.
Het is daarom van het grootste
belang dat geen schors om de
stam aanwezig blijft. Omdat ont
schorsen veel tijd vraagt en dus
kostbaar is, wordt het hout door
Staatsbosbeheer meestal ver
brand. De stobbe welke bij het
afzagen van de stam overblijft
moet vanwege het gevaar van ie-
peziekteverspreiding ook ont
schorst worden.
Op grond van de regeling land-
schapsverzorgingsbijdrage is er
een herplantsubsidie van 80%
voor die objekten waar zieke bo
men zijn geveld. Voor het aan
brengen van deze vervangende be
planting kunt u kontakt opnemen
met het Staatsbosbeheer.
Kontaktadres Plantenziektekun-
dige Dienst en Staatsbosbeheer:
Westsingel 58, Goes
tel. 01100-37911.
Het konsulentenschap
Landschapsbouw
van het Staatsbosbeheer
Vorige maand is ingegaan op ont
staan, gebruik en waarde van knot
bomen. In dit artikel wordt aange
geven waar in Zeeland knotbomen
worden aangetroffen en op welke
manier ze onderhouden worden.
Waar staan de knotbomen?
Knotbomen kunnen we in alle delen
van de provincie Zeeland aantreffen,
alhoewel ze op Schouwen-Duive-
land, Sint Philipsland, Tholen, Wal
cheren en Noord-Beveland slechts
sporadisch voorkomen. In Zeeuws-
Vlaanderen en Zuid-Beveland staan
de meeste knotbomen. In de ge
meente Oostburg zijn er enige jaren
geleden ongeveer 5.000 geteld. Voor
de provincie wordt hun aantal ge
schat op 10.000. Het betreft voorna
melijk knotwilgen, alhoewel ook
knotpopulieren en een enkele keer
knotiepen worden aangetroffen.
De laatste jaren worden weer vrij re
gelmatig knotbomen aangeplant,
met name langs wegen.
In Zeeuws-Vlaanderen vindt men nu
de meeste knotbomen in rijen op
dijken, terwijl ze vroeger juist meest
al aan de voet van dijken werden
aangetroffen. In Zuid-Beveland is
dat nu nog steeds het geval. Verder
zien we hier en daar knotbomen
staan langs sloten, af en toe zelfs
middenin graslandpercelen. Vaak
geven ze dan aan dat ter plaatse
vroeger een sloot of drinkput gelegen
heeft.
Onderhoud
Voor het behoud van knotbomen is
voortzetten van het vanouds gebrui
kelijke onderhoud noodzakelijk.
Deze boomvorm is immers juist door
dat onderhoud ontstaan. Het onder
houd komt globaal op het volgende
neer.
Om de vier jaar (soms ook drie of vijf
jaar) worden in het winterhalfjaar
alle takken afgehakt. Na de hak lo
pen de knoesten in het voorjaar op
nieuw uit. De jonge loten staan dan
erg dicht op elkaar, wat een goede
uitgroei na enige tijd belemmert.
Daarom wordt na twee jaar overge
gaan tot het zogenaamde "stikken".
De pruik wordt zo ver uitgedund dat
de twijgen elkaar niet langer in de
weg staan. Gewoonlijk laat men er
dan zo'n 8 tot 12 op de stam staan.
Na gemiddeld vier jaar wordt op
nieuw gehakt waarna de cyclus zich
herhaalt.
Omdat na 1940 langzamerhand het
gebruik van takken en twijgen is
verminderd of zelfs geheel is ver
dwenen vond het onderhoud van de
knotbomen steeds minder plaats. Dit
heeft tot gevolg gehad dat vele knot
bomen te gronde zijn gegaan. De
vaak holle stammen konden de
steeds zwaarder wordende takken
niet meer dragen. De stammen
scheuren dan of vallen om. Wanneer
de bomen worden verwaarloosd zijn
zij ook vatbaarder voor de water
merkziekte; gezonde bomen kunnen
daarna op hun beurt worden aange
tast. Deze ziekte komt overigens al
leen bij wilgen voor. Het is dikwijls
tamelijk eenvoudig om verwaarloos
de knotbomen alsnog te redden.
Men moet de sterk uitgegroeide tak
ken afzagen, waarna het hiervoor
omschreven normale onderhoud
weer ter hand kan worden genomen.
In de winter kunnen nieuwe knotbo-
men^eplant worden. Het beste ma
teriaal voor knotwilgen is een zo
recht mogelijke tak van de schietwilg
van 2.5 a 3 meter lengte en 4-6 cen
timeter dikte. Deze tak dient ont
daan te worden van zijtakken en
moet 0.5 tot 1 meter in de grond ge
stoken worden. Eventueel kan daar
voor met een grondboor een plantgat
gemaakt worden. Er moet wel op
worden gelet dat een gezonde tak
gebruikt wordt (met een zuiver wit
snijvlak, geen waterige vlekken of
bruine verkleuringen). De tak kan na
het poten op de gewenste hoogte
worden afgehakt, eventueel kan daar
ook nog een jaar mee gewacht wor
den. Daarna zullen jaarlijks de jonge
loten die uit de staak komen moeten
worden afgesneden, behalve natuur
lijk aan het eind van de staak. De
pruik kan na zo'n drie groeiseizoe
nen voor de eerste maal worden af
gezet. Wanneer veevraat is te ver
wachten dient de jonge boom daar
tegen beschermd te worden met
gaas, prikkeldraad of fruitboomwik
kels.
Het onderhoud is de laatste tien jaar
regelmatig door vrijwilligersgroepen
ter hand genomen. Zij hebben met
name een behoorlijk deel van het
achterstallige onderhoud verricht.
Momenteel gaan ook steeds meer ei
genaren zelf weer over tot onder
houden van hun knotbomen. Het
vrijkomende hout wordt nu groten
deels gebruikt als brandhout. Af en
toe worden stekken gemaakt. Ook is
het laatste jaar wat takhout van
knotwilgen gebruikt voor het telen
van oesterzwammen (een eetbare
paddestoel die goed groeit op hout).
Tenslotte
Indien u belangstelling heeft voor
onderhoud van knotbomen (omdat u
eigenaar bent van* bomen die aan on
derhoud toe zijn, of omdat u als vrij
williger mee wilt helpen aan het in
standhouden van knotbomen) dan
kunt u kontakt opnemen met:
- de Stichting Landschapsverzor
ging Zeeland (Grote Markt 28,
postbus 286, 4460 AR Goes, tel.
01100 - 30936)
- de koördinator beheer kleine
landschapselementen in Noord-
Brabant (postbus 10, 5268 ZG te
Helvoirt, tel. 04118 -1525).
In de herfst ademt het bos een
heel bijzondere sfeer. Een ware
inspiratiebron voor vele dichters
die er dan ook prachtige zinnen
over schreven. Een van de meest
opvallende veranderingen in de
natuur is het verkleuren van de
groene bladeren naar rood, geel
en goudkleurig. Staatsbosbeheer
adviseert u om daar deze herfst
eens speciaal op te letten. Trek er
eens op uit en ontdek welk een
wonderbaarlijke processen zich in
de natuur afspelen. Bladverkleu
ring is daar één van.
Vanaf het voorjaar heeft elk blad
gestaag gewerkt aan het omzetten
van zonne-energie in voedsel.
Dat proces noemen we fotosyn
these. In feite zijn de bladeren dus
de zonnepanelen van de boom;
panelen die heel knap in elkaar
zitten.
Onmisbaar bij het fotosynthese
proces is de groene bladgroen
kleurstof die ook de kleur van het
blad bepaalt. Daarnaast bevat elk
blad nog een kleine hoeveelheid
gele en oranje kleurstoffen.
In het najaar verandert er het een
en ander. De dagen worden kor
ter en dat heeft zijn invloed op de
bladeren: minder zonlicht bete
kent minder voedsel. De tempe
raturen gaan geleidelijk omlaag
waardoor de produktie van groe
ne bladgroenkleurstoffen af
neemt. De grote verkleuring be
gint.
Het teruglopen van de voedsel-
produktie vormt het startsein
voor de aanmaak van een kurk-
achtige stof die geleidelijk aan
het bladsteeltje afsluit van de tak.
Gevolg: geen voedseltoevoer
meer vanuit de wortels terwijl de
suiker die in het blad wordt ge
maakt niet meer weg kan. De
suiker nu, is van belang bij de
verdere verkleuring van het blad.
De hoeveelheid wordt op een be
paald moment zo groot dat er
door chemische verbindingen
nieuwe kleurstoffen ontstaarrrdie
het blad een felle scharlakenrode
of purperen kleur geven.
De weersomstandigheden spelen
een belangrijke rol bij het inge
wikkelde verkleuringsproces. De
ideale situatie is dat de bladeren
langzaam afsterven. Daarvoor
moet het eind van de zomer
droog zijn. De kurkachtige af
sluiting wordt dan gevormd en de
aanwezige suiker afgesloten.
Vervolgens moet er in de vroege
herfst regen vallen om te voorko
men dat de bladeren te snel ver
drogen en afvallen. Juist een af
wisseling van regen en zon sti
muleert de vorming van kleur
stoffen. Tenslotte is een zuchtje
wind voldoende om het blad te
doen afvallen. De kurkachtige
afsluiting heeft er dan voor ge
zorgd dat het bladsteeltje gemak
kelijk van de tak breekt en geen
open wond achterlaat maar al
leen een litteken. Wanneer dan
de takken kaal zijn is pas goed
zichtbaar hoe alles intussen al
weer in gereedheid is gebracht
voor de lente. .Elk zaadje is ge
vormd, vetgemest en beschermd.
Elke knop voor de groene lawine
van de volgende lente wacht, stijf
opgerold, tot het zover is. Een
wonderbaarlijk proces dat jaar na
jaar plaats vindt in het ritme van
de seizoenen.
16
Vrijdag 16 november 1984