ging- Koninklijk Nederlands Landbouw Comité Het knelpunt van de tijd is mede op te lossen door een goed funktione- rende bedrijfsverzorgingsdienst. Dit kan echter alleen als er sprake is van een rendabele land- en tuinbouw of door een ruime overheidssubsidie ten behoeve van de bedrijfsverzor- Welk beleid is noodzakelijk ter on dersteuning van de gewenste ontwik keling in agrarische bedrijven en agrarische gezinnen? Daarbij zal re kening gehouden moeten worden met de algemeen maatschappelijke veran deringen. A. Beleid t.a.v. afzet en prijsvorming van de produkten en de omvang van de produktie. De EG dient in stand te blijven in het belang van de struktuur van de Ne derlandse land- en tuinbouw die in grote mate afhankelijk is van export en daarom belang heeft bij een open markt. Daarnaast moet dan ook ge streefd worden naar een uitbreiding van vrije markten door het afsluiten van overeenkomsten met derde lan den. Een redelijke bodemprijs aangepast aan de ontwikkeling van de produk- tiekosten voor gegarandeerde pro dukten blijft gewenst. Voor de tot nu toe vrije produkten moeten er geen garantieprijzen komer). Om te komen tot een eerlijke kon- kurrentieverhouding op de EG- markt is het gewenst dat de milieu- eisen, subsidies, belastingen, enz. geharmoniseerd worden. De omvang van de produktie dient meer afgestemd te worden op de vraag. Evenwicht tussen vraag en aanbod is noodzakelijk. Bij verschil lende produkten is het marktmecha nisme te veel uitgeschakeld. Over de vraag hoe het evenwicht het beste hersteld kan worden lopen de me ningen uiteen. Een deel voelt wel voor een direkte beheersing van de produktie-omvang, maar in het al gemeen worden systemen als contin- gentering en superheffing afgewe zen. Voorkomen moet worden dat het agrarische beleid te veel afhankelijk wordt van het sociaal beleid en daarmee van door de politiek be paalde beslissingen. De omstandigheden brengen in ons land met zich mee dat de grond in tensief gebruikt wordt. Naast een streven naar een hogere opbrengst moet in de komende tijd nog meer aandacht aan kwaliteitsverbetering worden besteed. Kwaliteitsverschil len moeten nog duidelijker in prijs differentiatie naar voren komen. Inkomensachteruitgang op de klei nere akkerbouwbedrijven zou o.a. kunnen worden opgevangen door het produceren van alternatieve ak- kerbouwmatig te telen gewassen. Het onderzoek moet zich vooral richten op de verbouw en mechanisatie van deze gewassen. Onderzoek en veredeling moeten nog meer aandacht besteden aan rasverbetering en aan nieuwe ge wassen. Vooral wordt aandacht ge vraagd voor produkten met meer plantaardig eiwit. De afzet van produkten van de pro ducent naar de konsument moet doelmatig plaatsvinden. In enkele gevallen zal dit rechtstreeks blijven gebeuren maar meestal door gespe cialiseerde koöperaties en partiku- liere bedrijven. Het is niet wenselijk dat de rechtstreekse afzet van boer/tuinder naar konsument wordt gestimuleerd. Er moet intensief gezocht worden naar nieuwe markten. Hier ligt een taak voor zowel het bedrijfsleven als voor de overheid. B. Beleid t.a.v. de beloning van ge zinsleden en vreemde arbeidskrach ten en de werkgelegenheid. Het beleid moet er op gericht zijn dat de arbeidsbeloning voor de meewer kende gezinsleden gelijkwaardig is aan die van vreemde arbeidskrach ten. Op de land- en tuinbouwbedrijven is werk voor veel meer mensen. De rentabiliteit van de bedrijven en de hoge loonkosten verhinderen dat vreemde arbeid wordt ingezet. Een verlaging van met name de jeugdlo- 2 november 1984 Meer vrije tijd voor de gezinsarbeidskrachten kan een stimulans zijn om aktief deel te nemen aan allerlei maatschappelijke aktiviteiten. nen en de sociale lasten kan bijdra gen tot een vergroting van de werk gelegenheid. De huidige ontslagprocedure weer houdt de ondernemers in land- en tuinbouw vaste arbeidskrachten in dienst te nemen. Deze ontslagproce dure moet worden aangepast aan de huidige situatie op de arbeidsmarkt. De rompslomp die vastzit aan het' tijdelijk in dienst nemen van ar beidskrachten om de arbeidspieken op te vangen is geen stimulans om tijdelijke krachten aan te stellen. Het is noodzakelijk dat deze administra tieve verplichtingen worden versoe peld. De bedrijfsverzorgingsdienst is een, instrument om de arbeidsdruk op de gezinsbedrijven te verlichten en kan nieuwewerkgelegenheidkreëeren.De overheid moet dit financieel stimu leren. C. Beleid t.a.v. financiering, eigen dom en pacht en belastingen. Vooral voor jonge ondernemers die nen er extra faciliteiten te komen t.a.v. de financiering. De banken dienen daartoe initiatieven te ne men. Gedacht kan worden aan ren tekortingen t.b.v. de financiering van de bedrijfsovername en een door de banken op te richten Grondbank (met terugkooprecht). De mogelijkheden die het Borgstel lingsfonds heeft moeten niet beperkt worden maar op sommige punten uitgebreid. Fiskale maatregelen mogen de be drijfsovername niet bemoeilijken maar moeten zodanig zijn dat een soepele bedrijfsovergang wordt be vorderd. Dus niet belasten van het pachters- of gebruikersvoordeel, W.I.R. moet toepasbaar zijn en lage of geen lasten bij schenkingen. De financiering van de grond wordt in toenemende mate als een knel punt ervaren. Aangedrongen wordt een studie van deze problematiek te maken om tot een aanvaardbare op lossing te komen. De pacht wordt gezien als een be langrijk financieringsinstrument voor de Nederlandse land- en tuin bouw. Verdere afbrokkeling van het instituut pacht moet worden tegen gegaan. De huidige pachtwet moet daarom kritisch worden bekeken. Het handhaven van het instituut van de pacht kan mede gestimuleerd worden door fiskale faciliteiten voor de verpachter. De belastingen moeten in EG-ver- band geüniformeerd worden. De premieheffing van de volksver zekering is langzamerhand een on derdeel van de belastingheffing ge worden. Deze premieheffing wordt als zeer zwaar ondervonden. Er moet met kracht gestreefd worden naar verlaging van deze premieheffing. sen op de bedrijven veilig te stellen. Grotere mogelijkheden tot reserve ren kunnen hier verbetering in bren gen. D. Beleid t.a.v. opleiding, voorlich ting, dienstverlening Met het oog op de eisen, die öet toe komstige ondernemerschap stelt, zal gestreefd dienen te worden naar een middelbaar opleidingsniveau. Dit niveau kan ook beperkt worden via lager beroepsonderwijs, aangevuld met een systeem van leerlingenstel sels en gerichte kursussen. Het ingangsniveau voor de M.A.S.'en mag niet verlaagd wor den. Daar de doorstroming van L.A.S. naar M.A.S. goed gestruktu- reerd is, dient de L.A.S. in zijn hui dige vorm gehandhaafd te blijven. De voorgenomen herstrukturering van het voortgezet (beroepsonder wijs in de vorm van V.B.A.O. en het tweede-faseonderwijs, gekombi- neerd met de voorstellen voor ge- talskriteria voor het leerlingenaantal, zal zeer nadelig uitwerken voor het kwalitatief goede onderwijs op het platteland. De bestaande voorne mens worden daarom afgewezen. Gezien hetgeen van de ondernemer wordt gevraagd moet in het Middel baar Agrarisch Onderwijs niet alleen aandacht besteed worden aan de bestaande vakken maar vooral aan het "totaalmanagemenf Aan de voortdurende bijscholing en het kursusonderwijs moet veel aan dacht besteed worden. Dit moet niet alleen gericht zijn op jongere onder nemers, maar ook op vrouwen en diegenen die al enkele tientallen ja ren zelfstandig ondernemer zijn. Onderzoek, voorlichting en onder wijs zijn alle drie zeer belangrijk. Er dient een zodanige struktuur van dit drieluik te zijn dat er een goede wisselwerking met de praktijk is. Op de voorlichting in land- en tuin bouw moet niet worden bezuinigd. De objektieve, niet-kommerciële voorlichting door de overheid (be drijfsvoorlichting) en organisaties (S.E.V.) moet eerder uitgebreid dan beperkt worden. «w»s-i*. Onderzoekvoorlichting en onderwijs zijn alle drie zeer belangrijk. Op voor lichting in land- en tuinbouw moet niet worden bezuinigd. Door fiskale maatregelen kan een gezonde struktuur van de landbouw worden bevorderd. Genoemd wor den belastingstimulansen t.a.v. spa ren en reserveren en hogere zelf standigenaftrek, betere afschrij vingsmogelijkheden, lager of niet belasten van bedrijfsvermogen en lageje successierechten bij bedrijfs opvolging. Ook wordt gevraagd om onderscheid te maken in inkomen bestemd voor privé-gebruik en be- drijfsinkomen. Het laatste moet lager belast worden. Het fiskaal beleid dient meer reke ning te houden met het feit dat het een algemeen belang is dat zoveel mogelijk bedrijfskapitaal (lees ar beidsplaatsen) in stand wordt ge houden. Dit betekent dat bij de hef fing van de inkomstenbelasting in meerdere mate rekening moet wor den gehouden met de aparte funktie van het ondernemersinkomen. Bij de inkomstenbelasting wordt onvol doende rekening gehouden met het feit dat er naast vervangingsinveste ringen ook diepte-investeringen en uitbreidingsinvesteringen moeten worden gedaan om de arbeidsplaat- Een goed georganiseerde dienstver lening is voor de (kleinschalige) agrarische onderneming van groot belang. Daarbij moet wel gestreefd worden naar lage kosten, dit kan worden bevorderd door meer sa menwerking en afspraken over de taakverdeling. Dit geldt met name t.a.v. de komende automatisering. De sociale omstandigheden op de gezinsbedrijven kunnen verder wor den verbeterd door de bedrijfsver- zorgingsdiensten meer in te schake len. De overheid behoort dit finan cieel te ondersteunen. E. Beleid t.a.v. milieu, ruimtelijke ordening en agrarische landinrich ting Een goed en gezond produktiemilieu is voor de land- en tuinbouw van le vensbelang. Lucht-, water- en bo demverontreiniging moeten worden voorkomen zowel vanuit het oog punt van de nationale volksgezond heid als onze exportpositie. Regelge ving moet gebaseerd zijn op gefun deerde feiten; overbodige regelge ving dient vermeden te worden. De landbouw moet zelf aktief mee doen aan de voorbereiding van noodzakelijke milieuregels en het milieuonderzoek. Op die wijze wordt het agrarische belang beter verde digd. Nu wordt vaak pas gereageerd als de regels al tot stand zijn geko men. De zorg die boer en tuinder tot nu toe steeds hebben besteed aan landschap en milieu moet door goede publicre- lationaktiviteiten duidelijk naar vo ren worden gebracht. Daarbij ligt er ook een grotere verantwoordelijk heid bij de tegenwoordige agrariërs door het aanvaarden van beperkin gen en het betrachten van voorzich tigheid. De hinderwet levert in veel gevallen problemen op. Dit geldt bijv. voor de stipte en formele toepassing, de toe passing van de afstandstabel en de grote variatie in legeskosten. Er moet gestreefd worden naar vereenvoudi ging van de hinderwet en het hin- derbesluit. Deze wetgeving mag geen belemmering zijn voor de- normale bedrijfsontwikkeling. In zeer veel gevallen is dit thans wel het geval. Het probleem van het mestoverschot wordt in het algemeen onderkend. Een meststoffenwet waarbij het be lang van de landbouw op korte en lange termijn voorop staat is nood zakelijk. Het onderzoek moet meer aandacht besteden aan alternatieve oplossingen voor het mestoverschot. Voor het verkrijgen en behouden van een gezonde landbouwstruktuur is het wenselijk dat er in streekplan nen en bestemmingsplannen geen onredelijke eisen aan de land- en tuinbouw worden gesteld. Als. gevolg van steeds toenemende beperkingen ten gevolge van niet- agrarische planologische claims, vindt aantoonbare stagnatie plaats van noodzakelijke ontwikkelingen, waardoor de positie van de land bouw uiterst nadelig wordt beïn vloed. Deze planologische omstan digheden kunnen de ontwikkelingen en de kontinuïteit van de agrarische bedrijven in gevaar brengen. In de praktijk blijkt de periode van onze kerheid en onduidelijkheid vaak on nodig lang te zijn, hetgeen leidt tot frustraties bij agrariërs. Er dient alles aan gedaan te worden deze periode zo kort mogelijk te houden. Gebieden die, nadat ze aan de land bouw onttrokken zijn en om welke reden dan ook hun landbouwkundi ge bestemming terugkrijgen, dienen weer ten goede te komen aan de bestaande bedrijven. Op deze ma nier kan een bijdrage geleverd wor den aan de verbetering van de agra rische struktuur. Ruilverkavelingen hebben in vele gebieden een geweldige verbetering met zich gebracht. Het landinrich- tingsbeleid moet, liefst versterkt, worden voortgezet. Veel gebieden zullen nog lang op de ruilverkaveling moeten wachten. Vooral daar moet het instrument van de vrijwillige ka velruil sterk worden bevorderd. In gebieden met een grote achter stand op het punt van waterbeheer sing en ontsluiting moeten vooraf gaande aan de landinrichting verbe- teringswerken worden uitgevoerd. Te lang wachten met deze werkge bieden zal een onoverkomelijke achterstand veroorzaken. Het tot stand komen van de Mar kerwaard is noodzakelijk om ruimte beschikbaar te krijgen voor een goe de uitvoering van landinrichtings plannen en verdere struktuurverbe- tering in de bestaande land- en tuin bouwgebieden. De herinrichting van het Veenkolo niale gebied moet met kracht worden voortgezet. Bedrijfsvergroting is daarbij een essentieel onderdeel. Een verbetering van de landbouw struktuur kan worden bewerkstelligd door een betere afvloeiings- en sa- 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 13