Agrarisch bedrijf en gezin, nu en straks
V*
Uitslag van het vraagpunt
Duidelijke lijn
Koninklijk
Nederlands
Landbouw
Comité
In de beantwoording van het
vraagpunt door de verschillende
organisaties valt een duidelijke
lijn te onderkennen zonder veel
tegengestelde meningen. In de
diskussies zijn die verschillen ze
ker wel aanwezig geweest en die
zullen ook nu nog wel bestaan.
Het positieve van een diskussie
over een gemeenschappelijk
vraagpunt is vooral dat men naar
elkaar leert luisteren en van een
ander leert om uiteindelijk tot
gemeenschappelijke konklusies
te komen. Konklusies die een
aanzet kunnen vormen voor het
te voeren beleid.
een baan buiten het bedrijf of de tijd
besteden aan gezin en hobby.
Als de vrouw meewerkt, is het nood
zakelijk dat er in feite sprake is van
een voldoende beloning voor de in
zet van haar uren. Ten aanzien van
de A.A.W. is het gewenst dat de
drempel wordt verlaagd met betrek
king tot het aantal meegewerkte
uren, terwijl tevens de eventuele uit
kering niet afhankelijk moet zijn van
de bedrijfswinst.
De veranderende opvattingen t.a.v.
bedrijf en gezin, en de positie van
man en vrouw brengen met zich mee
dat de zorg voor zowel gezin als be
drijf bij de man en de vrouw samen
komt te liggen op basis van gelijk
waardigheid en gedeelde verant
woordelijkheid. Beiden moeten lid
kunnen zijn van standsorganisaties,
koöperaties en bedrijfsverzorgings-
diensten. Het bedrijf kan eventueel
gevoerd worden in de vorm van een
man/vrouw maatschap. De gelijk
waardige positie van man en vrouw
zal in de wetgeving tot uiting moeten
komen.
C. Voor de meewerkende kinderen
(opvolgers) betekent de ontwikke
ling:
Voor de opvolgers moet een goede
opleiding vooropstaan. Daarbij moet
niet alleen gedacht worden aan de
beroepsopleiding (minimaal MAS)
maar ook aan de algemene vorming.
Daarnaast is de praktijk erg belang
rijk. Het gedurende langere periode
werken op andere bedrijven in bin
nen- en buitenland is aan te bevelen.
Het moet voor de jongeren aantrek
kelijk zijn om een bedrijf over te ne
men. Daarom moet er gestreefd
worden naar een land- en tuinbouw
met rendabele bedrijven waarop het
onder maatschappelijk aanvaardba
re omstandigheden goed werken is.
De verplichtingen aangegaan t.b.v.
de bedrijfsovername moeten niet ja
renlang te zwaar drukken op het ge
zin. Bedrijfsovername tégen de agra
rische waarde moet daarom fiskaal
volledig geaccepteerd worden, de
WIR bij bedrijfsovername moet vol
ledig toepasbaar zijn en er moet ge
bruik gemaakt kunnen worden van
het Borgstellingsfonds.
Diegenen die het bedrijf overnemen
moeten goed beloond worden met
het oog op de noodzakelijke vermo
gensvorming met betrekking tot de
bedrijfsovername. Het tijdig geven
van medeverantwoordelijkheid aan
de opvolger kan een belangrijke sti
mulans betekenen. Een maatschap
aangaan is in veel gevallen een juiste
oplossing. Hierdoor wordt de geza
menlijke verantwoordelijkheid vast
gelegd en het komt veelal de vermo
gensvorming van de jonge onderne
mer ten goede.
D. Over de kinderen die voor een
ander beroep dan het agrarische kie
zen werd gezegd:
Voor alle kinderen uit een gezin
geldt dat gestreefd moet worden naar
een zo goed mogelijke opleiding.
Ieder moet zich op zijn/haar eigen
wijze kunnen ontplooien. Als voor
een zelfstandig beroep of bedrijf
buiten de landbouw wordt gekozen
moet eventueel ook financiële hulp
worden gegeven.
De bedrijfsopvolging moet vroeg en
open in gezinsverband worden be
sproken. Dit stimuleer de bereidheid
van diegenen die een ander beroep
kiezen, hun broer of zuster de moge
lijkheid te geven om het bedrijf over
te kunnen nemen.
E. Voor het agrarische gezin als to
taal geldt:
Op vele bedrijven, met name in de
melkveehouderij, komt door te lange
werktijden het gezinsleven nogal
eens in gedrang. Meer vrije tijd en
een geringer beroep door het bedrijf
op de gezinsarbeidskrachten kan een
stimulans zijn om aktief deel te ne
men aan allerlei maatschappelijke
aktiviteiten.
2 november 1984
Vervolgens werd gevraagd:
Wat betekent de door u gewenste ont
wikkeling voor de a. agrarische on
dernemer, b. de (meewerkende) echt-
geno(o)t(e), c. de meewerkende kin
deren (opvolgers), d. de kinderen die
een ander beroep kiezen en e. het
agrarisch gezin.
In het afgelopen winterseizoen hebben naar schatting 4500 mannen,
vrouwen en jongeren deelgenomen aan diskussies over de toekomst van
het agrarisch bedrijf en het agrarisch gezin. Dat gebeurde in het kader
van het honderdjarig bestaan van het Koninklijk Nederlands Land-
bouw-Comité. Er was een vraagpunt opgesteld, Het agrarisch bedrijf en
gezin nu en straks, dat binnen de provinciale landbouworganisaties -
binnen de KNLC-familie - is besproken. Sommige organisaties bege
leidden het vraagpunt met een diaserie en/of wijdden een afsluitende
themadag daaraan.
Uit de rapporten, elk als resultaat van de diskussies aan het KNLC
aangeboden, is het volgende overzicht samengesteld van de belang
rijkste konklusies. Ook binnen de Bond van Plattelandsvrouwen is het
vraagpunt besproken.
gezamenlijke standsorganisaties het
initiatief te nemen het automatise
ringsproces zodanig te koördineren,
dat het resultaat van de automatise
ring de hele sektor ten goede kan
komen.
Door de automatisering staan onze
land- en tuinbouwbedrijven aan de
vooravond van grote veranderingen.
Deze automatisering zal zich niet al
leen voltrekken op de boerenbedrij
ven maar ook in de dienstverlenende
bedrijven en koöperaties. Gegevens
komen sneller beschikbaar en dit kan
de doelmatigheid en daardoor de
konkurrentiepositie van de Neder
landse land- en tuinbouw vergroten.
Welke ontwikkelingen ten aanzien
van de struktuur van de Nederlandse
land- en tuinbouwbedrijven acht u in
de komende 15 jaar het meest wense
lijk?
Gevraagd werd dus naar de meest
wenselijke struktuur. Uiteraard heeft
men zich bij de beantwoording niet
los kunnen maken van de algemene
ekonomische en maatschappelijke
ontwikkelingen en de huidige situa
tie. De volgende konklusies kwamen
naar voren:
De huidige struktuur van de land
bouw is ontstaan vanuit het vrije on
dernemerschap binnen de grenzen
van de maatschappelijke ontwikke
lingen. Dit moet ook voor de toe
komst gelden.
Het aantal bedrijven in de land- en
tuinbouw zal de komende jaren nog
geleidelijk afnemen.
Het gezinsbedrijf (man, vrouw, op
volger) en de bedrijven met een of
twee medewerkers worden ook voor
de komende jaren als het meest
wenselijke bedrijfstype beschouwd.
Vooral in de tuinbouw zullen bedrij
ven met meer vreemde arbeids
krachten voorkomen.
Land- en tuinbouwbedrijven beho
ren minimaal eenmansbedrijven te
blijven of te worden. In de melkvee
houderij zien velen een tweemans-
bedrijf het meest gewenst. Alleen op
die wijze kan in die bedrijfstak tot
redelijke werktijden worden geko
men.
Het wordt als niet wenselijk ge
noemd dat er zeer grote agrarische
bedrijven in ons land ontstaan.
De land- en tuinbouw zal gebruik
moeten blijven maken van nieuwe
ontwikkelingen en technische voor
uitgang. Geprobeerd zal moeten
worden deze ontwikkelingen zoda
nig te sturen, dat dit niet leidt tot te
grote bedrijven, maar in de eerste
plaats tot verbetering van de inko
menspositie en betere leef- en werk
omstandigheden.
Door de huidige ekonomische toe
stand van ons land en de invoering
van produktiedrempels zal de ver
groting van de bedrijven in de ak
kerbouw en de rundveehouderij
worden afgeremd."*
Een regelmatige aanpassing van de
oppervlakte van de bedrijven is toch
wel noodzakelijk in verband met de
technische mogelijkheden.
Vestigingseisen worden in het alge
meen afgewezen. De Hinderwet en
in de toekomst de Meststoffenwet en
de Wet Bodembescherming beteke
nen reeds een rem op ongewenste
12
Het gezinsbedrijf wordt voor de komende jaren als het meest wenselijke bedrijf
stype beschouwd.
ontwikkelingen. Vanuit gebieden
met veel intensieve veehouderij is er
wel een zekere aandrang om ook in
de land- en tuinbouw vestigingseisen
te stellen.
De inzet van gezinsleden voor het
verrichten van werkzaamheden in
het bedrijf moet niet voortvloeien uit
een financiële noodzaak. Gezinsar
beidskrachten moeten op een verge
lijkbare manier beloond worden als
vreemde arbeidskrachten.
Voor ondernemer en gezinsleden
moet letterlijk en figuurlijk gezien
ruimte aanwezig zijn voor het ge
zinsleven en de maatschappelijke
aktiviteiten.
Wenselijk is dat de sociale omstan
digheden zo verbeterd zullen worden
opdat de boer gemakkelijker vakan
tie kan nemen en meer tijd zal krij
gen voor het leggen van sociale kon
takten (verenigingen, kursussen,
e.d.).
Gezinsarbeidskrachten hebben ook
recht op redelijke werktijden. De
toename van het aantal niet-wer-
kenden en de kortere werktijden in
onze samenleving zullen de bijzon
dere positie van de werkers in een
gezinsbedrijf nog meer accentueren
dan thans al het geval is. Hoewel
langere werktijden op een gezinsbe
drijf als vanzelfsprekend worden er
varen is het niet wenselijk dat de
verschillen met anderen te groot
worden.
Betaalbare hulp, tijdelijke bedrijfs-
hulp en meer onderlinge samenwer
king kunnen de sociale problematiek
op de bedrijven verminderen.
De rechtspositie van met name de
vrouw in het gezinsbedrijf is onvol
doende geregeld. Hier zal aandacht
aan besteed moeten worden.
Een goede verkaveling, ontsluiting
en waterbeheersing zijn voor de
struktuur van land- en tuinbouwbe
drijven zeer belangrijk. De achter
stand wordt in gebieden waar nog
geen ruilverkaveling is geweest in
steeds ergere mate gevoeld. Ook als
er niet een verdere bezuiniging
plaatsvindt op de voor kultuurtech-
nische werken beschikbare middelen
moet in veel gebieden te lang ge
wacht worden op landinrichting.
Vrijwillige kavelruil is een goed al
ternatief.
Door het stellen van onredelijke
eisen in streek- en bestemmings
plannen aan de land- en tuinbouw
wordt vaak een gezonde strukturele
ontwikkeling belemmerd.
Om verschillende redenen (o.a. bo
demgezondheid en minder afhanke
lijk van gegarandeerde produkten) is
differentiatie in de produktie en het
zich meer toeleggen op bijzondere
produkten wenselijk.
Om de financiering van investerin
gen en bedrijfsovername in de toe
komst rond te kunnen zetten zal niet
een gemakkelijke opgave zijn.
A. Over de taak en positie van de
agrarische ondernemer kwam het
volgende naar voren:
Nog meer dan voorheen moet de
ondernemer een vakman zijn op ve
lerlei gebied en met name over ma
nagementkwaliteiten beschikken.
Dit vereist het volgen van vaklitera
tuur en de ontwikkelingen op maat
schappelijk gebied, het volgen van
kursussen, het deelnemen aan het
(agrarische) verenigingsleven, stu
diegroepen, enz. Het is ook van groot
belang dat de agrarische ondernemer
aktiviteiten ontplooit op politiek,
kultureel en sociaal gebied. Bestuur
lijke funkties moeten daarbij niet uit
de weg worden gegaan. De beschik
bare tijd voor dit soort aktiviteiten
vormt vaak een knelpunt. Dit kan
echter positief worden beïnvloed
door een verbeterde inkomenspositie
waardoor bijv. gemakkelijker ge
bruik kan worden gemaakt van de
bedrij fsverzorgingsdienst.
Door vrijwillige kavelruil kan o.a. flink bezuinigd worden op transportkosten.
Een hoog percentage eigen vermo
gen is de kracht van de Nederlandse
landbouw. Ook in de toekomst zal
een hoog percentage eigen vermogen
noodzakelijk zijn. De overheid moet
hier rekening mee houden en dit sti
muleren.
Het is ongezond als land- en tuin
bouwbedrijven in grote mate afhan
kelijk zijn van renteloos of tegen lage
rente beschikbaar gesteld familieka
pitaal.
Ook in de toekomst zullen pacht, ei
gendom en erfpacht naast elkaar
voorkomen. Het is niet wenselijk dat
het pachtareaal verder terugloopt.
Velen vrezen dit wel.
Het proces van automatiseren in
land- en tuinbouw heeft invloed op
de toekomstige struktuur van de
agrarische sektor als geheel, alsmede
binnen de verschillende produktie-
takken. Ter voorkoming van onge
wenste effekten, bij bijvoorbeeld de
mogelijke vergroting van de afstand
tussen de voorlopers en de behou
dende bedrijfsgenoten, dienen de
De taak van de ondernemer zal zo
wel op organisatorisch als bedrijfse-
konomisch gebied zwaarder worden.
De psychische belasting zal toene
men. De agrarische ondernemer zal
blijvend niet op een uurtje moeten
letten. Wel zal hij zich op moeten
stellen als een modern ondernemer
die tevens interesse heeft voor wat er
buiten het bedrijf gebeurt.
B. T.a.v. de meewerkende echtgeno
te werd het volgende gekonkludeerd:
De betrokkenheid van de vrouw bij
het bedrijfsgebeuren zal nog toene
men. Het meedenken over bedrijfs
beslissingen wordt gewenst geacht.
Daarmee gaat een zwaardere psy
chische belasting gepaard. Een goe
de opleiding is daarom onder meer
noodzakelijk.
De echtgenote dient in ieder geval
voldoende tijd over te houden voor
het gezin. Haar werk in het bedrijf
moet niet een verplichting zijn. De
echtgenote moet de vrije keuze heb
ben tussen meewerken in het bedrijf,