Weideperiode als 't kan niet te vroeg beëindigen
Door de vrij natte periode in de maanden september en oktober is het
rundvee op verschillende bedrijven vroeg opgestald. Dit om te voorko
men dat het grasland werd stukgetrapt. Op veel percelen is nog be
hoorlijk gras bijgegroeid. Als noodmaatregel is hier en daar getracht
gras te maaien voor verse vervoedering ofwel ingekuild als natte gras-
kuil. Indien gras wordt ingekuild is zouttoevoeging gewenst.
Graslandverzorging
Voor behoud van een goede zode is
het belangrijk dat het grasland vrij
kort de winter in gaat. Het verdient
aanbeveling om bij gunstig weer de
weideperiode niet te vroeg te beëin
digen. Percelen met teveel gras kun
nen mogelijk nog door jongvee en
schapen afgeweid worden.
Stuktrappen van de graszode moet
altijd voorkomen worden, want dan
is het middel erger dan de kwaal.
Kan door omstandigheden niet meer
beweid worden en is het gras te lang
dan is maaien de aangewezen weg.
Grasland dat goed onderhouden de
winter ingaat heeft vel^ voordelen
t.o.v. percelen die aan het lot worden
overgelaten. Klachten over vreterij
aangericht door emelten en larven
van rouwvliegen, komen regelmatig
op heel wat bedrijven voor. De
schade wordt veelal pas ontdekt in
het voorjaar als de grasgroei begint.
De ei-afzetting vindt echter vóór de
winter plaats bij voorkeur op ruig
materiaal. De schade is dan ook het
grootste op percelen die op het eind
van het weideseizoen te ruig zijn.
In de herfst kan het grasland gekon-
troleerd worden op de aanwezigheid
van emelten. Steek hierbij 10 stukjes
zode van 10 x 10 cm per ha uit en leg
deze in een pekeloplossing van 1 kg
zout op 5 liter water. Komen daaruit
meer dan 15 emelten bovendrijven
(meer dan 150 per m2) spuit dan met
2 liter parathion 25% of strooi 15 kg
emeltenkorrels per ha. Wachten tot
het voorjaar geeft meer schade aan
het grasbestand. Bovendien kan dan
niet meer gespoten worden.
Mollen vangen is ook zeer belangrijk.
Start hiermede al in het najaar. Zo
lang het niet vriest is de winter daar
voor ook geschikt. Mollen worden
het meest met klemmen gevangen.
Een gezamenlijke aanpak voor een
groot gebied geeft een beter resultaat
dan mollenbestrijding per bedrijf.
Door een gediplomeerde mollenbes-
trijder wordt momenteel gewerkt
met een mollenpistool en een bes
trijdingsmiddel voor mollen. Voor
kom zodebeschadiging door ver
keerde aanwending van drijfmest.
Aanwenden van grote hoeveelheden
drijfmest (meer dan 15 ton per ha) in
één keer. uitrijden op een verkeerd
tijdstip of een onregelmatige verde
ling kan veel schade veroorzaken.
Stem de hoeveelheden goed af op de
resultaten van dit grondonderzoek.
(Laat Uw percelen eens per 5 jaar
bemonsteren!) Voorkom het inspo-
ren bij het uitrijden.
Wees voorzichtig met het bijvoeren
van ruwvoer (bietenkop/blad) in de
wei. Beter is het op stal bij te voeren.
Het grasland wordt dan niet bevuild
en vertrapt.
Voederbalans opstellen
Nu de stalperiode begint is het zinvol
de voederpositie op het bedrijf te
bepalen. De kwaliteit (VEM en de
NH3-fraktie) van de voorjaarskuilen
valt tegen, terwijl pp veel bedrijven
de opbrengst van de snijmais lager is.
Dit bete- kent dat moet worden na
gegaan hoeveel en welk voer be
schikbaar is voor de voeding van
melkvee, jongvee e.a.
Op vele bedrijven zal er dus een
aanvulling van (ruw)voer nodig zijn.
Bij gebruik van een goede schat
tingsmethode is de hoeveelheid dro-
gestof aan ruwvoer redelijk te bena
deren. Dit kan door ds-opbrengst/ha
x de gemaaide oppervlakte ofwel de
inhoud van de kuilen x kg ds/m3
voer vast te stellen. Formulieren voor
het opstellen van een ruwvoederba-
lans zijn verkrijgbaar bij Uw be-
drijfsvoorlichter. Aan de hand van
de ruwvoervoorraad kunt U nagaan
hoeveel drogestof per grootveestal-
dag beschikbaar is. Gemiddeld
streeft men naar ca. 9 kg ds aan
ruwvoer per dier per staldag. Mini
maal 3 kg ds uit graslandprodukten is
gewenst.
Het ruwvoerrantsoen moet 6 kg
struktuurhoudende ds bevatten.
Wanneer hoogproduktieve dieren
veel struktuurarme ruwvoeders (nat
te pulp, perspulp, voederbieten, bie-
tenkop blad, voeraardappelen
e.d.) ontvangen en bovendien flink
wat krachtvoer, dan kan het vetge
halte van de melk aanzienlijk dalen.
Wanneer dit probleem zich voordoet
(of de mest is te dun) dan is het goed
om de struktuurwaarde van het tota
le rantsoen eens goed onder de loep
te nemen. Goede voordroogkuil,
hooi en snijmais passen het best bij
ruwvoer met weinig struktuur. Een
goed samengesteld rantsoen draagt
bij tot een goede gezondheid van het
vee.
Voeding van het vee
Hoogproduktieve dieren die dage
lijks een vrij grote hoeveelheid
krachtvoer moeten opnemen, zullen
daarbij voldoende ruwvoer moeten
opnemen om geen maag- en darm
stoornissen te krijgen. Het beste is
om de kwalitatief beste partijen
ruwvoer aan deze dieren te verstrek
ken. Van smakelijk ruwvoer zullen
deze dieren meer droge stof opne
men. Dit kan I a 2 kg krachtvoer per
dier per dag uitsparen. Van de totale
hoeveelheid droge stof, die een koe
dagelijks opneemt, moet minstens 'A
deel bestaan uit struktuurhoudende
droge stof (hooi - stro - voordroog
kuil - snijmais). Bij hoge melkgiften
zullen hoge krachtvoergiften worden
gegeven. Bij deze dieren zal minder
ruwvoer worden opgenomen (z.g.
verdringing van krachtvoer). Let
erop dat volgens norm wordt ge
voerd. Droogstaande koeien kunnen
meer droge stof uit ruwvoer opvreten
dan melkgevende koeien. Houdt de
droogstaande dieren.wel in konditie
maar tracht te voorkomen dat ze te
vet worden. Dit kan leiden tot moei
lijker afkalven en slepende melk-
ziekte. Na het afkalven zullen vette
dieren hun rantsoen krachtvoer
moeilijker opnemen.
Voer tijdens de le maand van
droogstaand op de norm voer: on
derhoud 5 kg melk en tijdens de
2e maand: onderhoud 10 kg melk.
Dit kan met normale voordroogkuil
of met matige voordroogkuil en wat
snijmais. Na het afkalven wordt de
krachtvoergift geleidelijk opgevoerd.
3 kg stro en 4 kg krachtvoer
van 400 kg gewicht dus 4 kg stro
en 5 kg krachtvoer.
Als krachtvoer kan standaardbrok
120 g vre) gegeven worden.
Melk aan kalveren
Verschillende boeren zien het voeren
van melk aan kalveren als een op
lossing voor het verwerken van .de
Dverproduktie. Kunstmelk kost 25 a
30 ct/1. Voor de melk, boven het
toegestane kwantum aan de fabriek
geleverd, wordt b.v. 74 - 56 (super-
leffing) 18 ct per kg ontvangen.
Wordt deze melk aan de kalveren
gegeven dan wordt bespaard op
aankoop van kunstmelk. De op
brengst van te veel geproduceerde
melk is groter dan bij levering aan de
fabriek. In sommige gevallen dus
voordelig om melk op te voeren.
Als het streven is b.v. eerst het vee in
wat betere bevleesde toestand te
brengen, bij uitstoot van melkkoeien
dan kan een gunstigere prijs bij ver
koop worden verwacht.
Met nadruk moet het geven van volle
Met het geven van melk aan de kalveren wordt de overproduktie beperkt
Voeding van jongvee
Het jongvee zal het deze winter in
veel gevallen moeten doen met min
der goede kuil of ander ruwvoer.
Naar mate het ruwvoer slechter is
zullen de dieren minder gaan opne
men.
Willen wij in 2 jaar een goed ont
wikkelde melkvaars hebben dan zal
deze toch goed gevoerd moeten
worden. Om een goed rantso^ n (vol
gens norm) te kunnen geven zal in
veel gevallen een zekere aanvulling
met krachtvoer noodzakelijk zijn,
vooral ook gezien de krappe eiwit- en
mineralen voorziening.
Verzorg het jongvee goed want zij
zijn de melkkoeien van de toekomst.
Bij een krappe ruwvoederpositie kan
overwogen worden om het jongvee
een rantsoen van stro en krachtvoer
te geven. Als norm geldt: Per 100 kg
levend gewicht 1 kg stro 1 kg
krachtvoer plus 1 kg.
Voor een pink van 300 kg l.gew. dus
melk aan kalveren als permanent
systeem worden ontraden. De varia
bele kosten van de laatste liters melk
bedragen 40 ct per kg.
Kunstmelk geven als permanent
systeem is goedkoper en geeft finan
cieel een gunstiger resultaat.
Voorkom sporen van boterzuurbak-
teriën in de melk.
Uit het gewasonderzoek van voor
droogkuil blijkt dit iaar dat de
NH3-fraktie (ammoniak) van ruim
50% van de kuilen aan de hoge kant
is (boven 9). Bovendien zijn er 25.%
van de graskuilen te hoog (met een
NH3-fraktie hoger dan 15). Een hoge
NH3-fraktie duidt op een minder
geslaagde kuil. Het gevolg is veel
sporen van boterzuurbakterïen in de
kuil. Boterzuurbakterïen en melk
zijn vijanden.
In natte graskuilen is in het algemeen
een hogere NH3-fraktie dan in droge
kuilen. Dit blijkt dit jaar duidelijk
naar voren te komen 'uit gewason
derzoek (Zeeuws-Vlaanderen).
bewaarplaats mogelijk. De kapaci-
teit van de ventilator is ongeveer 60 a
70 m3 lucht per m3 produkt per uur.
Stort niet hoger dan VA m en venti
leer bij voorkeur alleen met vochtige
koude lucht.
Kweekbestrijding
Om in deze maand nog een kweek
bestrijding uit te voeren met Round
Up is weinig zinvol. De groei van de
kweek is in deze maand erg traag. Bij
toepassing begin november moet
tussen het tijdstip van spuiten en
ploegen minimaal 6 a 7 weken aan
gehouden worden.
Over de ploegsneden, liefst wat
voorbewerkt, kan nog tot eind deze
maand chloralhydraat of TC A tegen
75 kg of liter per ha toegepast wor
den. Voor percelen die volgend jaar
bestemd zijn voor suikerbieten kan
dit ook nog in december.
Houdt met name de perceelsranden
goed in de gaten.
Grondontsmetting
Omdat door de veelal ongunstige
weers- en bodemomstandigheden
later in het jaar de kans op mislukken
van een grondontsmetting en de kans
op ongewenste neveneffekten toe-
2 november 1984
neemt is het vollegrondsgebruik van
de vloeibare middelen dichloorpro-
peen (DD) en metam natrium alleen
in de periode van 15 maart tot 16
november wettelijk toegestaan.
Maar begin november is de bodem-
temperatuur op injektiediepte mees
tal al te laag. Deze moet minimaal 7
gr.C. zijn, maar het is beter als deze
hoger is dan 10 gr.C.
Grondontsmetting is een grote in
vestering, die alleen terugverdient
wordt als ze onder de juiste omstan
digheden wordt uitgevoerd.
Ploegen
Het ploegwerk vormt de basis voor
de volgende teelt.
Zorg voor een goede kering en aan
sluiting van de ploegsneden.
Het onderploegen van een groenbe-
mester vraagt een ruime ploeg met
goed afgestelde voorscharen. Niet
dieper wegstoppen dan 20 cm is uit
een oogpunt van vertering beter.
De laatste jaren zien we bij een toe
nemend vermogen van de traktoren
ook de ploegdiepte toenemen. Let
wel: dit betekent een verschraling
'van de bouwvoor, terwijl op menig
perceel het percentage organische
stof en het Pw-getal toch al aan de
lage kant is!
Eenmaal diep ploegen tot 30 cm
houdt tevens in dat men ook de ko
mendejaren aan deze diepte vast zit,
want als men later weer ondieper
gaat ploegen, loopt men het risiko
dat het stukje "verlaten" bouwvoor
sterk verdicht zal worden. Met ande
re woorden men kreëert een ploeg-
zool.
Niet te diep en onder gunstige om
standigheden ploegen verdient dus
de voorkeur. Een aanwezige ploeg-
zool kan onder droge omstandighe
den beter opgebroken worden met
een woeler onder de ploeg.
Voorbewerking
Voor de zware, niet slempgevoelige
gronden, kan kort na het ploegen in
november een voorbewerking met
een cultivator worden uitgevoerd.
Met name voor bieten en uien is dat
op deze grondsoort te prefereren
boven een bewerking over de vorst in
januari of februari.
Ook een kweekbestrijding met TCA
sluit goed aan op deze grondbehan-
deling.
ing. R.A.C. de Milliano
kuilen
16
28
40
ds gehalte
25%
25 - 35%
35 - 45%
45%
Verschillende melkveehouders heb
ben korting op hun geleverde melk
gehad in verband met een te groot
aantal sporen van boterzuurbakte-
riën in de melk. Tot nog toe werd de
boterzuurbakteriënproef 4 maal uit
gevoerd. Het is de bedoeling dat in
het winterseizoen 1984/1985 de
proef echter 6 maal zal plaatsvinden.
Staat het vast dat er op het bedrijf
sprake is van een forse besmetting
dan zullen deze veehouders extra
korting op melkgeld krijgen.
Hoe komen sporen van boterzuur-
bakteriën in de melk?
Via het bloed van de koe is niet mo
gelijk. Wel via kuilresten, mest en
onvoldoende hygiëne in de stal en tij
dens het melken.
Het is daarom noodzaak om vol
doende maatregelen te nemen om
besmetting van de melk te voorko
men. Dit geldt niet alleen voor U zelf
maar ook voor het ontvangend be
drijf.
Om besmetting te voorkomen kunt
U de volgende maatregelen nemen:
Voer slechte kuilen niet aan
melkgevende dieren.
Zorg voor goed kuilvoer (liefst
meer dan 45% ds).
Maak een goede verdeling van
het ruwvoer aan melkgevende
droogstaande koeien - jongvee
e.a.
Onbekend kuilvoer laten onder
zoeken op samenstelling en kwa
liteit.
Uit kuilvoer komen via mest bo-
terzuurbakteriën in de melk te
recht.
(Denk aan kuilresten in de stal).
Een goede hygiëne begint in de
stal (koeien scheren - "damsla-
pers" - ligboxen/standplaats -
mest).
Hou de koestand - uier en spenen
schoon.
Gebruik veel en schone uitge
kookte uierdoeken (besmetting).
Een papieren wegwerpuierdoek
kan goede diensten bewijzen.
Bij nat schoonmaken van de uier
deze e "rst droogmaken alvorens
de tepelhouders aan te sluiten.
Na ieder melkmaal het melkfilter
kontroleren.
Uiterste hygiëne bij het melken is
bittere noodzaak.
Korting op geleverde melk kost
extra geld!
Bijblijven in de Rundveehouderij
De tijd van vergaderen en bijeen
komsten staat weer voor de deur. Om
bij te blijven en wat te leren is het
wenselijk dat U zoveel mogelijk de
bijeenkomsten bezoekt. Deze kun
nen zeer waardevol zijn, alhoewel
het veel van huis zijn voor het bedrijf
wel eens een last en zware opgave is.
Door vroegtijdig een planning te
maken en te selekteren kunt U be
langrijke bijeenkomsten voor Uw
bedrijf toch bezoeken. Voor het ko
mende seizoen zal de meikwinning
en melkkwaliteit bijzondere aan
dacht krijgen in de voorlichting van
het konsulentschap voor de Rund
veehouderij. Gedurende de maan
den november, december en januari
zullen kijk- en praatbijeenkomsten
plaats vinden in Zeeland, Noord-
Brabant en Limburg. Deze bijeen
komsten zijn voorbereid en opgezet
door de konsulentschappen voor de
Rundveehouderij en de Zuivelfa
brieken in samenwerking met de
melkwinningskommissie, het Regio
naal Orgaan voor Melkhygiëne
"Zuid-Nederland", Gezondheids
dienst voor Dieren en de Studieklub
of Vereniging voor Bedrijfsvoorlich
ting.
Alle rundveehouders zullen worden
uitgenodigd. Na afloop van de kijk
en praatbijeenkomsten zullen bij
eenkomsten worden gehouden over
"Werkomstandigheden tijdens het
melken". Verder worden kleinere
bijeenkomsten belegd voor reno-
veerders (verbouwen - uitbreiding -
gemiddelde NH3-fraktie
"28 (14 - 53)
17 7-32)
12 5-21)
8 (4-13)
aanpassingen). Verdere aktiviteiten
van het voorlichtingsprogramma
zijn:
Aanpassingen bedrijf i.v.m. su
perheffing.
Voederwinning, veevoeding
(Koppeling Melkkontröle - Vee
voeding).
Deeladministratie veehouderij
bedrijven (DËLAR).
Veeverbetering (stierenkeuze -
selektie - melkkontröle).
Vleesvee- en schapenhouderij.
Diverse regionale aktiviteiten
(kursussen - groepsbijeenkom
sten).
Verschillende bijeenkomsten (ook
voor vrouwen) gaan binnenkort van
start. In elke bijeenkomst steekt U
wel wat op.
Met onderling kontakt en uitwisselen
van ervaringen kunt U het rende
ment van Uw bedrijf misschien op
schroeven.
Konsulentschap voor de Rundvee
houderij te Tilburg, J.M.J. van Aerts,
Bedrijfsvoorlichter.
11