Gewasstudiegroepen in de akkerbouw blijken teeltkennis op hoger plan te brengen Leidse onderzoekers: geïntegreerde landbouw biedt kansen Programma studiekringen ruimtelijke ordening Landbouwschap Noord-Brabant Een kenmerk van de akkerbouw in het zuidwestelijk kleigebied is het grote aantal gewassen dat geteeld wordt. Het is niet zo dat op elk bedrijf al deze gewassen voorkomen, maar veel bedrijven hebben toch wel een bouwplan met 5, 6 of soms 7 gewassen. Naast wintertarwe, suikerbieten en aardappelen - de grote drie - komen op de meeste bedrijven nog vaak twee of drie andere gewassen voor. Genoemd kun nen worden: zomergerst, erwten, bruine bonen, graszaad, vlas en zaai- uien. De oppervlakte die op een bedrijf met deze gewassen wordt be- teeld is meestal kleiner dan van de grote drie. Een bouwplan met zes verschillende gewassen vraagt van de akker bouwer een grotere inspanning om de kennis van de heelt en de teelt maatregelen te verwerven en met het nodige inzicht het geheel tot een optimaal resultaat te brengen. Naast basisvoorwaarden die voor een groot aantal gewassen gelden, heeft ieder gewas zijn specifieke eisen bij de teelt. Ontstaan gewasstudiegroepen Nieuwe werkwijzen bij teelt, oogst en bewaring hebben zich vooral na 1970 in meer of minder snel tempo aan gediend. Doordat bij het landbouwkundig onderzoek meer de nadruk is komen te liggen op optimalisering van de teelt, hebben uitkomsten van dit on derzoek geleid tot vrij grote veran deringen in het teeltpatroon van sommige gewassen. Als voorbeeld kan genoemd worden de stikstofbe mesting in fasen op tarwe in kombi- natie met een geïntegreerde ziekte bestrijding in dat gewas. Bij konsumptie-aardappelen heefi de toenemende verwerking tot frites en andere voorbewerkte produkter geleid tot zwaardere eisen bij teelt oogst en bewaring. Voor deze ont wikkelingen was en is een levendige belangstelling te bespeuren. Om dt ontwikkelingen op de voet te kunner volgen en deze zo mogelijk snel toe te passen is tijd nodig. Veel boerer staan alleen voor hun bedrijf en be halve in de winter is er weinig tijd orr met kollega's problemen door te ne men op het moment dat deze er zijn Bovendien is gebleken dat het effek van een goede lezing in de wintei niet voldoende is om de nodige ve randeringen door te voeren. Ook de voorlichtingsboodschap moet ver werkt en omgezet worden in prak tisch handelen. Steeds meer kwam men tot de over tuiging dat voor het met elkaar doornemen van het hele teeltgebeu- ren bij akkerbouwgewassen, kontak ten met kollega's in het veld nodig waren. Bovendien bleek dat men er zelf mee bezig moest zijn. Dit alles heeft geleid tot oprichting van groepjes (soms groepen) telers die zich met alle facetten van een gewas bezighouden, vooral ook in het veld. Zo ontstonden halverwege de zeventigerjaren de gewas-studie groepen. Meestal was het een aktivi- teit die uitging van de Verenigingen voor Bedrijfsvoorlichting, of de Ak- kerbouwstudieklubs. Daarnaast ko men telersgroepen rondom een ge was voor die door de verwerkende industrie (bieten) of door handel en koöperatie (graszaad, erwten) zijn gevormd. Werkwijze Groepen van 15-20 personen, soms groter, bezoeken periodiek tijdens het groeiseizoen, enkele - bedrijven van leden uit hun groep. In het veld wordt het gewas waar de groep mee bezig is, uitvoerig bekeken en bes proken. Er wordt zonodig ook in de grond gekeken naar profielopbouw, beworteling en groei. Meestal vindt een nabespreking plaats. De leiding en de organisatie berusten meestal bij één of meer groepsleden en geeft de bedrijfsvoorlichter de nódige technische begeleiding of verzorgt instrukties. Andere konstrukties ko men voor. Een belangrijk aspekt van een ge- wasgroep is het gericht waarnemen in het gewas. Daarbij moet gelet worden op de belangrijkste kenmer ken van groei en ontwikkeling, af wijkingen die zich voor kunnen doen en ziektesymptomen van het gewas. 12 Op basis van dit soort waarnemingen leert men het gewas beter kennen en kan er zonodig en mogelijk ingegre pen of gekorrigeerd worden. Het zijn juist deze aspekten van zelf doen en oefenen daarin, waardoor het begrip "studie"-groep zin en inhoud krijgt. Deze werkwijze vraagt een goede in zet en motivatie van de deelnemers. Door alleen toe te kijken leert men het niet. Het is veelal gebruikelijk dat de deelnemers aantekening houden van uitgevoerde bewerkingen en waar nemingen aan het gewas op speciaal daarvoor bestemde formulieren. Dit biedt de mogelijkheid om snel gege vens met elkaar te kunnen uitwisse len en om eventueel na verwerking met elkaar over de resultaten te dis- kussiëren. Dit laatste gebeurt vooral in de winter. Daarnaast kan in stu- diegroepverband gekeken worden naar terreinen in het verlengde van het gewas of produkt (bewaring, verwerking of het onderzoek (proefboerderij). Een belangrijk onderdeel van de aktiviteiten van de gewasstudiegroepen is een bezoek aan eikaars percelen. Daar worden dan o.m. theorie en praktijk op elkaar losgelaten Dat dit soms tot enthousiaste diskussies kan leiden zal niemand bevreemden Ervaringen en resultaten Het werken met gewasstudiegroepen is een goede mogelijkheid voor de deelnemers om veel van en met el kaar te leren door het gezamenlijk bekijken in het veld en door uitwis seling van gegevens en ervaringen. Dit geldt vooral voor jongere deel nemers. Als een voorlichtingsaktivi- teit over een gewas parallel loopt met een aanpak in studiegroepen is een goede wisselwerking tussen praktijk en voorlichting mogelijk. Als meer groepen gelijktijdig met hetzelfde gewas bezig zijn, wordt de aanpak uniformer en kan er effi ciënter worden gewerkt aan voorbe reiding, registratie en verwerking van gegevens en bespreking van uit komsten. Het stap voor stap doornemen en volgen van de teelt geeft voor ieder een een goed beeld. Bij voldoende eigen inbreng en verwerking van waarnemingen door de deelnemers blijft er meer van hangen. Bovendien komen in het veld andere tongen los dan in de vergaderzaal en er groeien andere kontakten uit. Voor het onderzoek levert het soms nieuwe ideeën op. Het werken met meerdere studiegroepen aan één ge was biedt de voorlichting de moge lijkheid van een meer gerichte aan pak en een grotere uniformiteit. De voorlichting wordt gedwongen de zaken weer eens op een rij te zetten. Goede afspraken zijn nodig, want door minder nauwkeurig werken door de deelnemers bij waarnemen, note- Konsulentschappen voor de Akker bouw en de Tuinbouw in Zuid West- Nederland ren en tijdig inleveren van gegevens, ontstaan problemen. Naar de mening van de deelnemers wordt er vaak (te) veel gevraagd. Anderzijds heeft men soms te hoge verwachtingen van de verwerking of men kent er een te grote absolute be tekenis aan toe. Het zoeken van een verklaring voor verschillen in opbrengst op basis van genomen teeltmaatregelen is lang niet altijd mogelijk. Bij bespreking van de verwerkte ge gevens is een terugkoppeling naar verkregen resultaten van onderzoek nodig. Aantal en tijdsduur studiegroepen Het aantal studiegroepen dat in een gebied of rayon door de bedrijfs voorlichter kan worden begeleid is beperkt. Dit geldt sterker naarmate de verscheidenheid aan gewassen groter is. De tijd die nodig is voor de voorbereiding de begeleiding en de bespreking van resultaten is vrij aanzienlijk. Een voorwaarde voor het goed funktioneren is, dat de groep zelf de organisatorische zaken regelt. Dit ontlast de bedrijfsvoor lichter aanzienlijk en geeft hem meer de gelegenheid zijn deskundigheid in te brengen. De ervaring in het wer ken met studiegroepen heeft geleerd dat er minimaal twee seizoenen met een groep van één gewas moet wor den besteed. Als een groep na één jaar stopt is dat meestal onbevredi gend. In een aantal gevallen zou drie jaar beter zijn dan twee. Nieuwe aktiviteiten dwingen vaak om na twee jaar over te gaan op een ander gewas. Samenvattend kan op grond van er varingen met gewasstudiegroepen worden gesteld dat hiermee een goe de mogelijkheid wordt geboden om de teeltkennis op een hoger nivo te brengen. ing. J.M. van der Weele De landbouw kan een grotere bijdrage leveren aan werkgelegenheid en milieu. Om dit te bereiken moeten energie en veevoer duurder worden gemaakt en arbeid goedkoper. Ook moeten boeren en andere direkt betrokkenen, zoals natuurbeschermers, meer zeggenschap krijgen over het landelijk gebied. Onderzoekers van de afdeling milieubiologie van de Rijksuniversiteit Leiden hebben onder andere deze konklusies neergelegd in hun rapport "bouwstenen voor een geïntegreerde land bouw". In Noord-Brabant funktioneren 10 studiekringen verspreid over de provincie die in het winterseizoen 4 a 5 maal per jaar bijeenkomen om onderwerpen met betrekking tot het overheidsbeleid betreffende bes temming, inrichting en beheer van de landelijke gebieden te bespreken. De deelnemers zijn afkomstig uit de bestuurlijke sfeer, te weten raads leden uit de agrarische sektor en bestuursleden van landbouworgani saties, zowel vrouwen als mannen. Zij verstaan onder geïntegreerde landbouw een landbouw met ver brede doelstelling, die meer dan thans rekening houdt met het milieu, werkgelegenheid, de derde wereld en komende generaties. Zij willen met hun onderzoek, dat is verricht in op dracht van de wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid, mo gelijkheden aangeven om de schijn baar tegenstrijdige doelstellingen met elkaar in overeenstemming te brengen en aldus bruggen te slaan tussen onder andere landbouw en milieubeweging. De Nederlandse landbouw levert een breed samen gesteld voedselpakket tegen rede lijke prijzen. Dat resulteert in een aanzienlijke bijdrage aan de beta lingsbalans. Daar staan volgens de onderzoekers toenemende nadelen tegenover: uitstoot van arbeid, toe nemende afhankelijkheid van grondstoffen uit derde landen, toe nemende overbemesting, afnemende vruchtbaarheid van de bodem en verarming van de natuur. Ook neemt de zeggenschap van boeren en ande re betrokkenen bij de inrichting en het beheer van het landelijk gebied af. Een wijziging van de prijsverhou dingen is volgens het onderzoek een oplossing voor de gesignaleerde pro blemen. Voorgesteld wordt kracht voer, energie en kunstmest duurder te maken en ter kompensatie de ar- beidslasten te verlichten. Dat laatste kan door verlaging van de btw op diensten en door bepaalde vormen van basisinkomen. Er treedt dan vanzelf een verschuiving op naar meer arbeidsintensieve en minder energie en grondstoffen vragende sektoren en technieken. Het gaat er de onderzoekers niet om machines te vervangen door zware lichamelijke arbeid, maar om hoogwaardige en veel kennis vragende arbeid. Onder zoek dat jarenlang gericht is geweest op arbeidsbesparing moet worden omgekeerd en zich richten op inzet van hoogwaardige arbeid die, zich zelf terugverdient door kostenbespa ring, produktiviteitsverhoging en kwaliteitsverbetering. Een scherper milieubeleid is, aldus het rapport, in het belang van de landbouw zelf. Milieu is een produk- tiefaktor, net als arbeid en kapitaal. Boeren en milieubeschermers zijn natuurlijke bondgenoten. Zaken die het eerst moeten worden aangepakt zijn de uitstoot van stikstofverbin dingen en zwaveldioxide, en van zwa re metalen als koper en cadmium. Voor de periode 1984/1985 zal op de eerste bijeenkomst aandacht besteed worden aan het voor-ontwerp be leidsplan milieuhygiëne van de pro vincie Noord-Brabant. In een tweede bijeenkomst zal aan dacht geschonken worden aan ont wikkelingen op het terrein van het milieubeleid waar onder de gevolgen van de wijziging van de Hinderwet op agrarische bedrijven en ontwik kelingen betreffende regelgeving in de Algemene Plaatselijke Strafve rordening (A.P.V.) besproken zullen worden. Verdér zal in een derde bijeenkomst aandacht geschonken worden aan het onttrekken van water, de be scherming van waterwingebieden via verordening en/of bestemmingsplan en de ontwikkelingen rondom het waterkwaliteitsplan. Tenslotte kan in een vierde bijeen komst gedacht worden aan evaluatie en/of bijstelling streekplannen en de herziening hoofdstuk 4 van de nota "Inrichting Bestemmingsplan Bui tengebied" van de provincie Noord- Brabant. Tenslotte kan per studiekring nog een vijfde bijeenkomst gehouden worden die inspeelt op aktualiteiten in de regio. Indien U als raadslid en/of bestuur der van een landbouworganisatie belangstelling mocht hebben om een uitnodiging te ontvangen voor bovengenoemde bijeenkomsten dan kunt U zich melden bij de sekretaris van de plaatselijke landbouworgani satie of het sekretariaat van de Ge westelijke Raad van het Landbouw schap voor Noord-Brabant, telefoon 013 -426429. Onderstaand volgt een overzicht op welke plaatsen en data de eerste bij eenkomsten van het seizoen gehou den zal worden. Udenhout, woensdag 24 oktober 1984, aanvang 13.3^uur. Eersel, donderdag. 25 oktober 1984, aanvang 13.30 uur. Rosmalen, dinsdag 30 oktober 1984, aanvang 13.30 uur. Uden, woensdag 31 oktober 1984, aanvang 13.30 uur. Haps, dinsdag 6 november 1984, aanvang 13.30 uur. Deurne, woensdag 7 november 1984, aanvang 13.30 uur. Bavel, donderdag 8 november 1984, aanvang 9.30 uur. Roosendaal, woensdag 14 no vember 1984, aanvang 13.30 uur. Leende, donderdag 15 november 1984, aanvang 9.30 uur. Almkerk, vrijdag 16 november 1984, aanvang 9.30 uur. Ere medaille zilver voor J.H. Thijs Bij Koninklijk besluit van 10 augus tus is de eremedaille, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau verleend aan de heer J.H. Thijs te Heeze, voorman ijsmix-bereiding bij de Koöperatieve Zuivelvereniging Campina B.V., dit ter gelegenheid van zijn 40-jarig dienstverband Vrijdag 5 oktober 1984

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 12