Zorgvuldige herfstbehandeling van graszaadgewassen is erg rendabel! KORTE WENKEN C.A.R. Zevenbergen Kalktip De produktie van bloeihalmen in graszaadgewassen valt vaak tegen wanneer de zode te dicht groeit of wanneer de grasmat voor de winter te ruig is en teveel oude blad-, stro en stoppelresten bevat. Die problemen komen vanzelfsprekend voor bij overjarige gewassen. Maar ook bij eerste jaarsgewassen blijkt het vaak erg gunstig om na de oogst van de tarwedekvrucht een opschonende werking uit te voeren. De opbrengst van graszaadgewassen hangt voor het grootste deel van maar twee faktoren af: het aantal bloeihalmen en de zaadzetting. De teler heeft op het tweede punt, de zaadzetting, maar beperkte invloed. Van de beschikbare bloempjes wordt meestal tussen 10 en 40% benut om zaden uit te laten groeien die oogst- baar zijn. Daarin zit dus een grote variatie, waarop ook het weer nogal grote invloed heeft. In jaren met zonnig, stuivend weer bij de bloei en ook regelmatig droog weer tot de oogst, vallen de opbrengsten mee. In erg natte, donkere jaren vallen ze tegen, doordat lang niet alle bloempjes bevrucht worden en doordat bovendien vaak doorwas optreedt. Doorwas konkurreert met de zaadvulling. Hieruit volgt dat de teler vooral door de stikstofbemes ting invloed heeft op de zaadzetting. Bij de bloei moet het gewas niet te zwaar gelegerd zijn. Bovendien moet late overbemesting vermeden wor den, want die late stikstof stimuleert doorwas. Op de andere opbrengstbepalende faktor, het aantal bloeihalmen, heeft de teler veel meer invloed. Voor het bereiken van een hoog aantal hal men is de stikstofbemesting in herfst en vroege voorjaar nodig, maar vooral bij veldbeemd en roodzwenk is het ook belangrijk hoe de gewassen de winter ingaan. Naarmate de gras zode in de herfst beter opgeschoond en uitgedund is, zullen in het voor jaar meer halmen gaan schieten en bloeien. Daarmee heeft de teler al voor de winter gezorgd dat de mo gelijkheden voor een hoge produktie aanwezig zijn. Hoeveel daarvan ge realiseerd wordt in het voorjaar, heeft hij weliswaar minder in de hand maar bij lage halmaantallen is een goede zaadproduktie al bij voorbaat uitgesloten. Eerste jaars veldbeemd en roodzwenk Bij veldbeemd en roodzwenk kun nen veel halmen verwacht worden van gewassen die goed ontwikkeld onder de dekvruchten vandaan ko men en die voor de winter veel sterke spruiten gevormd hebben. Eerste jaars gewassen groeien meestal nog niet te dicht wat betreft het aantal spruiten. Maar bij teelt onder win tertarwe ontstaat wel een wat ruiger gewastype met'meer gestrekte sprui ten. Dat is het gevolg van lichtgebrek onder de tarwe, en van de stoppel, stro en kafresten die achterblijven. Gebleken is dat vooral veldbeemd duidelijk meer bloeihalmen en meer zaad produceert wanneer na de oogst van de tarwe kort wordt gemaaid (tabel 1). Belangrijk is dat bij veld beemd zo kort mogelijk wordt ge maaid en dat zo weinig mogelijk be dekking optreedt door de gewasres- ten. In de proeven is daarom gebruik gemaakt van een cirkelmaaier (boomgaardmaaier), die het maaisel goed verspreidt. Door het maaien stoelt het gras wat sneller uit. Maar meer effekt heeft waarschijnlijk dat na maaien kortere, gedrongen sprui ten ontstaan en het gewas een meer open struktuur behoudt tot aan het schieten in het voorjaar toe. Doordat roodzwenk de eigenschap heeft om iets te strekken, is zeer kort maaien bij die soort niet goed moge lijk. Bij kort maaien worden bij roodzwenk al gauw teveel groeipun- ten weggemaaid, waardoor dan te veel spruiten onthoofd worden. Waarschijnlijk is daardoor het effekt van het maaien bij roodzwenk min der positief dan bij veldbeemd. Uit tabel 1 blijkt ook dat het maaien het beste vroeg na de tarwe-oogst uitge voerd kan worden. Dan ontstaan ook 17 augustus 1984 geen problemen met afmaaien van tarwe-opslag die later vaak bestre den moet worden. weer in dat al bij de inzaai van het gras onder de tarwe geprobeerd moet worden sporen zoveel mogelijk te vermijden, bijvoorbeeld door een voorbewerking, voordat tarwe en gras ingezaaid worden. Behalve het maaien van de stoppel is kort na de oogst van de dekvrucht een startgift stikstof nodig. Voor Tabel 1De invloed van kort cirkelmaaien na de oogst van de tarwedekvrucht bij veldbeemd en roodzwenk. Gemiddelde opbrengsten (kg/ha) van 5 proe ven bij PAGV en proefboerderij Rusthoeve. niet c i rke 1 maa i en ma a i en eind augustus half oktober veldbeemd 1080 1310 1200 roodzwenk 1240 1290 1270 Overjarige gewassen Bij overjarige gewassen kan de bloeihalmproduktie verminderen doordat de graszode te dicht wordt. Dat heeft twee oorzaken. Op de eer ste plaats blijft na de oogst een grote hoeveelheid stoppels en dode blade ren achter. En vervolgens kan bij overjarige gewassen, vooral bij de fijnere grassen, te sterke uitstoeling optreden, waardoor de zode geheel dicht groeit. De herfstbehandeling is er op gericht om zoveel mogelijk ou de gewasresten op te ruimen en de gewasgroei te beperken tot een be perkt aantal grote spruiten. Daartoe wordt de herfstbemesting uitgesteld tot de tweede helft september of de eerste helft van oktober. Spontaan branden van de stoppel kort na de zaadoogst kan bij goed drogend weer veel van de dode resten opruimen, maar geeft nogal eens 'n onregelma tig resultaat. Vaak brandt de zode pleksgewas teveel dan wel te weinig, waardoor het resultaat over het ge heel onbevredigend is. Of branden aan te bevelen is, hangt van het weer af en van de hoeveelheid dode massa in de zode. Machinaal branden kan zeer goede resultaten geven, maar is tot nu toe te duur. De gangbare methode tot voor kort was het maaien en afvoeren van het gewas. Bij roodzwenk en Engels raai rond half september en bij veld beemd in de eerste helft van oktober. Minstens even goede resultaten zijn bereikt door het gewas enkele, keren te cirkelmaaien. Dat heeft het voor deel dat de gewasresten niet opge ruimd hoeven worden, wanneer daar geen bestemming voor is. Hoewel de W. Meijer, PAGV resultaten van deze bewerkingen meestal bevredigend zijn. bestaat het vermoeden dat het beter kan. Om aan te kunnen geven hoe die maai- behandeling het beste uitgevoerd kan worden, is dit punt nog eens in het onderzoekprogramma opgeno men. Op proefboerderij Rusthoeve te Colijnsplaat is in 1983 een proef geoogst in overjarig veldbeemd waaruit al af te leiden valt waarnaar gestreefd moet worden (tabel 2). Uit deze eerste proef blijkt dat bij veldbeemd zo kort mogelijk maaien de beste resultaten geeft. Vaak zal twee keer maaien ook voldoende zijn. De eerste keer begin augustus en de tweede keer eind september tot begin oktober. Het opruimen van de gewasresten gaf in deze proef nog een ekstra positief effekt, maar is minder praktisch. Het wat langere maaien komt in de praktijk vaker voor, maar gaf duidelijk lagere op brengsten. Zorgvuldigheid op dit punt rendeert in hoge mate. Bij roodzwenk en Engels raai zal minder kort gemaaid kunnen worden dan bij veldbeemd, maar ook bij deze soor ten zal het streven moeten zijn om het gewas kort en hol te maken. Na het maaien is een gift van ongeveer 45 kg stikstof per ha nodig om de spruiten de kans te geven om .te her stellen. Bij beweiden met schapen is uitste kend te bereiken wat als gunstig is omschreven: kort maken van het ge was en opruimen van de resten. Maar dan is nodig dat de koppel schapen groot genoeg is, en dat de beweiding niet langer doorgaat dan ongeveer töt half november voor veldbeemd en roodzwenk of tot januari voor Engels raai. Bij beweiden zal de stikstofbe mesting op de normale tijd gegeven moeten worden. Na de oogst van de wintertarwe dienen de stoppelresten zo spoedig mogelijk gemaaid te worden Tabel 2. Het effekt van verschillende herfstbehandelingen van overjarig veldbeemd Rusthoeve 1983 Bij 'veldbeemd kan het maksimale gunstige effekt van het maaien alleen verwacht worden bij heel kort maai en. Dat kan uitsluitend wanneer het land voldoende vlak is. Dat houdt veldbeemd en roodzwenk is na gra nen 60 kg zuivere stikstof per ha meestal voldoende, na vlinderbloe migen wordt 45 kgner ha geadvi seerd. onbehandeld maaien (7,5 cm) en afvoeren 3 x cirkelmaaien, lang (7,5 cm) 3 x cirkelmaaien, kort (2,5 cm) 3 x cirkelmaaien en afharken, kort (2,5 cm) 1170 kg/ha 1890 kg/ha 1870 kg/ha 2020 kg/ha 2140 kg/ha AKKERBOUW BIETECYSTEALTJES kunnen veel schade doen in het bietegewas. Om schade te voorkomen kan een grondontsmetting worden uitge voerd. Dit is echter pas rendabel bij een vrij zware besmetting van het perceel. Ga dus niet te snel ontsmetten en laat u leiden door een grondmonsteronderzoek. GROND ONTSMETTEN berust op het inbrengen van een vloeistof op 18 a 20 cm diepte in de bouw- voor. Een ontsmetting slaagt al leen als de bodemstruktuur goed is en het grondoppervlak goed afge dicht kan worden. ONTSMET U OP kaal land dan moet u er voor zorgen dat de grond vlak ligt. Dit is op kleigrond te bereiken met aangedreven werk tuigen, zoals tanden- en hakenfre- zen of de rotorkopegge. Verwijder gewasresten van het perceel en haal nooit met een ploeg of kulti- vator slecht verkruimelbare grond naar boven. Dit maakt af dichten onmogelijk. ONTSMETTEN IN EEN gras- groenbemester is eveneens moge lijk. De grond moet voldoende vochtig zijn en een goede struk tuur hebben. Ook moet het perceel vlak liggen zonder sporen en grote kluiten. Het onderdoor ontsmetten moet plaats vinden in een goed ontwikkelde groenbemester. Is dit niet het geval, dan kunt u beter een jaar wachten met ontsmetten. BRANDSTOF- EN oliefilters moet u tijdig vervangen. Het bes paren op filters komt altijd tot ui ting in hogere brandstofkosten of gebreken die hierdoor eerder zul len optreden. Vernieuw de filters voor de machines weer veel werk moeten verzetten. Dit kan veel narigheid besparen. VEEHOUDERIJ ALS DE SLEUFSILO leeg is, hebt u de kans om de vloer en de muren met silolak te behandelen. Gebruik hiervoor silolak op basis van bitumen. Middelen op basis van teer blijven zacht, waardoor het giftige middel in uw kostbare voer kan komen. VROEGER WERDEN stallen elk voorjaar schoongemaakt. Met de komst van de ligboxenstal is deze gewoonte vergeten. Dat is jammer, want ook een ligboxen stal moet op tijd worden gereinigd. Dit voorkomt uitbreidingen van Gronden verliezen door uitspoeling en kalkonttrekkende kunstmeststof fen regelmatig kalk. Om het ontstaan hierdoor van een te lage pH te voor komen dient van een onderhouds- bekalking gebruik te worden ge maakt. Voor bouwland 1.500 a 2.00 kg kalk/ha een keer per drie jaar, voor grasland 1.000 kg kalk/ha een keer per vier jaar. EG-graanoogst Volgens het EG-Statistiekburo zal de graanoogst in de Gemeenschap in 1984, op basis van de stand van 5 juli ongeveer 132,15 miljoen ton opleve ren, vergeleken met 123,38 miljoen ton in 1983. De gemiddelde op brengst wordt geraamd op 4720 kg/ha vergeleken met 4480 kg/ha vorig jaar. De ramingen voor de verschillende granen luiden als volgt: zachte tarwe 58,66 miljoen ton (55,44); harde tar we 4,68 miljoen ton (3,86); gerst 40,23 miljoen ton (36,38); korrelmais 19,84 miljoen ton (19,23); overige granen 8,74 miljoen ton (8,47). bakteriën, waardoor de ziekten kleiner wordt. kans op KONTROLEER OOK regelma tig het plastik op de kuilen. Be schadigingen moeten zo snel mo gelijk worden gerepareerd. Vooral kuilen zonder gronddek moeten we goed in de gaten houden. Want wanneer lucht en vocht bij het voer komen, geeft dit grote verliezen. Argentijnse graanexport In het eerste halfjaar van dit jaar werd uit Argentinië een rekordhoe- veelheid van bijna 16 miljoen ton granen uitgevoerd, wat vergeleken met de eerste zes maanden van 1983 een toename betekent van 2,3%. De uitvoer had betrekking op bijna 6,5 miljoen ton tarwe, ruim 3,6 miljoen ton mais, 287 miljoen ton sorghum en ruim 1 miljoen ton soja. De Sovjet-Unie was de grootste af nemer met in totaal 5,3 miljoen ton. Op de tweede plaats kwam Neder land met 1,2 miljoen ton. Voorts ging 1,14 miljoen ton naar Iran. Overigens was de export in juni met bijna 2,8 miljoen ton ongeveer 5,7% kleiner dan vorig jaar. Grote tarweoogst in Frankrijk Volgens het Franse graanburo ONIC is het areaal zachte tarwe dit jaar 4.929 miljoen ha groot, vergeleken met 4.715 miljoen ha in 1983. Ver wacht wordt dat dit jaar de gemid delde ha opbrengst rond de 5500 kg/ha zal liggen vergeleken met 5200 5300 kg vorig jaar. De totale op brengst zal daarom met 29 miljoen ton ongeveer 2 miljoen hoger uitval len dan vorig jaar. Het gerstareaal is geraamd op 2.16 miljoen ha, vergeleken met 2.145 miljoen ha vorig jaar. Verwacht wordt een opbrengst van 8,8 miljoen ton, iets meer dan vorig jaar werd geoogst. Op te merken is een sterke toename van het areaal wintergerst. Een duidelijke toename vertoont het mais-areaal dat met 1,7 miljoen ha ongeveer 50.000 ha groter is dan vo rig jaar. Door het ongunstige voor jaarsweer wordt de totale opbrengst aan korrelmais op 10 miljoen ton geraamd, dat is niets minder dan vo- rigjaar. In 1983 bedroeg de gemiddelde op brengst 6300/6400 kg/ha.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 5