Fosfaat- en kalibemesting op
bouwland opvoeren?
Landbouwkundig onderzoek niet
alleen richten op
produktieverhoging
Verenigde Staten weer
grootste graanproducent
Tabel I. Opbrengstdepressie bij aardappelen en suikerbieten op zeeklei door
te lage P-toestand van de grond.
Gewas
Pw-getal grond
5
10
15
20
25
Aardappelen
15
8
5
3
1
Suikerbieten
9
5
2
1
0
Zoals u bekend is vindt de individuele schriftelijke bemestingadvisering
in hoofdzaak plaats via grondonderzoek door het bedrijfslaboratorium
te Oosterbeek. De basis waar langs deze advisering tot stand is geko
men, is gestoeld op jarenlang proefveldonderzoek. Zowel het onder
zoek als de ontwikkelingen in de landbouw staan niet stil, zodat van tijd
tot tijd aanpassingen nodig zijn. In dit artikel zal nader worden inge
gaan op de strekking van het geheel van de aanpassingen, zonder op al
te veel details in te gaan.
Huidige adviesbasis
De huidige adviesbasis voor de be
mesting met o.a. fosfaat en kali is
erop gericht om ekonomisch opti
male opbrengsten te verkrijgen. Zo
wel de prijzen van de meststoffen als
van de produkten, b.v. aardappelen
en suikerbieten, spelen hierbij een
rol. Ofschoon als gemiddelde over
een reeks van jaren deze prijsen aar
dig stabiel zijn, weet men voor een
bepaald jaar steeds pas achteraf hoe
de situatie is geweest. Vandaar ook
dat diverse boeren wat zwaarder be
mesten dan het grondonderzoek
aangeeft. In sommige jaren, zoals
bijvoorbeeld het afgelopen jaar met
hoge aardappelprijzen, is dat beslist
een juiste benadering. Overigens
werd ons tien jaar geleden nogal
eens onze mening gevraagd omtrent
lagere bemestingen. Dit in verband
met de hoge meststofprijzen als ge
volg van de oliecrisis. In de toelich
ting bij het grondonderzoek staat
aangegeven dat, wanneer men steeds
hoge opbrengsten haalt, men ook
wat zwaarder zou moeten bemesten
dan de cijfers aangeven. Op dit punt
strookt het geheel dus goed met de
praktijk. De bemestingsadvisering
via Oosterbeek is niet gebaseerd op
de onttrekking door de gewassen. Bij
lage bemestingstoestanden zal door
de zwaardere bemestingen een lichte
stijging van de toestand worden ver
kregen, terwijl bij hoge toestanden
eerder het omgekeerde zal plaats
vinden.
Gegevens onderzoek
Door recent onderzoek is het reeds
lang bestaande vermoeden bevestigd
dat een goede tot hoge fosfaat- en
kalitoestand van de grond met be
trekkelijke lage bemestingen een
hogere opbrengst geeft, dan een lage
toestand met zware meststofgiften.
Dit is gebleken bij aardappelen en
suikerbieten en geldt waarschijnlijk
ook voor andere fosfaat- en kalibe-
hoeftige gewassen. Agressiviteit van
de meststoffen, droogte en een min
der goede verdeling van de mest
stoffen zijn hieraan meestal debet.
Bij een goede tot hoge bemestings
toestand van de grond is de bouw-
voor als het ware doordesemd met
voedingsstoffen. De gewassen kun
nen hieruit het volle profijt trekken,
hetgeen resulteert in maximale op
brengsten.
Tabel 1 geeft de op
brengstdepressie in procenten weer
bij aardappelen en suikerbieten bij
lage fosfaattoestand van de grond in
vergelijking met hoge(re) toestan
den.
U ziet dat bij lage fosfaattoestand
van de grond, Pw-getal 5 10, een
belangrijk deel van de opbrengst
wordt gemist ten opzichte van een
Pw-getal 25. Ten aanzien van de kali
geldt ongeveer dezelfde strekking.
Extra ekonomische inspanningen
Het opvoeren van de bemestingstoe
stand vraagt éxtra ekonomische in
spanningen. Deze zijn groter naar
mate de cijfers omtrent de bemes
tingstoestand van de grond lager zijn.
Uit de resultaten van meerjarige fos
faat proefvelden van het Instituut
voor Bodemvruchtbaarheid blijkt,
dat voor een verhoging van het Pw-
getal met één eenheid variërende
hoeveelheden fosfaat nodig zijn. De
hoeveelheden zijn afhankelijk van
de uitgangssituatie en zijn bij lage tot
zeer lage toestanden hoger, dan bij
voldoende toestand. Dit is in tabel 2
weergegeven.
Door de computer te Oosterbeek
wordt overigens straks per gevonden
Pw-getal geadviseerd, en niet meer
per traject. Het Pw-getal is de maat,
waarmee bij grondonderzoek de
hoeveelheid direkt voor de plant be
schikbaar fosfaat wordt uitgedrukt.
Praktische benadering van het
streefcijfer.
De onttrekking aan fosfaat door de
gewassen bedraagt bij een normaal
bouwplan 70 kg P205 per ha per
jaar. Een jaarlijkse bemesting met
bijvoorbeeld 250 kg ha P205 bij zeer
lage toestand is 1000 kg in 4 jaar.
Onttrekking over 4 jaar 4 x 70 280
kg. Blijft over voor verhoging van de
toestand in de grond, uitgedrukt in
Ps-eenheden. (1000-280) 67
11.
als streefgetal eveneens voor K-getal
14 gekozen. Op deze lichte gronden
is het in verband met de uitspoeling
waarschijnlijk niet erg realistisch om
te trachten de kalitoestand van de
grond te verhogen tot K-getal 18.
Om de bedoelde streefcijfers te be
reiken moet nog rekening worden
gehouden met een jaarlijkse ont
trekking van gemiddeld 150 kg K20
per ha. Deze hoeveelheid komt er
dus nog boven op. Het is gewenst om
de totale bemestingen bij dit systeem
over meerdere jaren, bijvoorbeeld 4
jaar te spreiden. In elk geval per jaar
niet meer te geven dan 500 tot maxi
maal 1000 kg P205 en K20. In ver
band met mogelijke schade, niet vlak
voor het zaaien of poten van de ge
wassen toedienen.
Keuze overlaten aan de boer
Het zal u duidelijk zijn dat het op
voeren van lage fosfaattoestanden in
de grond toch behoorlijke investe
ringen vraagt. Ten aanzien van kali
geldt dat idem dito. Bij de kali zijn er
Tabel 2. Gemiddeld benodigde hoeveelheid fosfaat (P205) per Pw eenheid
stijging, bij wisselende Pw-cijfers van de grond.
Fosfaattoestand grond
Benodigde hoeveelheid
Pw 11 zeer laag
Pw 11 - 20 laag
Pw 21 - 30 voldoende
67 kg P2°5 Per ha*
56 kg P205 per ha.
43 kg P2°5 Per ha-
Tabel 3. Benodigde hoeveelheden extra K20, boven de onttrekking van de
gewassen, om op zeeklei met 15% afslibbare delen K-getal 18 te bereiken.
U i tgangs-
K-getal
afslibbaar
15
20
25
30
5
2560
2770
2960
3120
10
1570
1710
1820
1920
15
590
640
680
720
Tabel 4. Idem op rivierklei van 15 tot 30% slib
U i tgangs-
K-getal
afslibbaar
£15
20
25
30
35
40
45
50
5
1140
1230
1310
138Q
1440
1500
1540
1580
10
700
760
810
850
890
920
950
980
15
260
280
300
320
330
350
360
370
Een goede verdeling van de kunstmest is erg belangrijk om topopbrengsten te
halen.
bovendien, duidelijker nog dan bij
fosfaat, verschillen tussen de grond
soorten. De kost gaat voor de baat, is
bij deze bemestingsmethode duide
lijk van toepassing. Het ligt dan ook
in de bedoeling om in de nabije toe
komst via de weg van het grondon
derzoek de boer twee mogelijkheden
aan te geven. U kunt dan zelf kiezen
tussen de (oude) tot nu toe gevolgde
methode om ekonomisch optimaal te
bemesten of dat u de weg van de
investering in de bemesting volgt. De
mineralen uit de organische mest
tellen hierbij uiteraard ook mee.
De jonge boer zal er in het algemeen
verstandig aan doen om de nieuwe
methode van investering te volgen.
Voor de oudere akkerbouwer, zon
der opvolger, en bij landhuur- of
-verhuur zal dat weinig zinvol zijn.
Met ingang van september 1984 zul
len de nieuwe adviesformulieren
voor grondonderzoek, waarop beide
mogelijkheden van bemesting zijn
aangegeven, door Oosterbeek wor
den ingevoerd.
De bemesting wordt dan niet meer
per klasse, traject weergegeven, maar
per afzonderlijk analysecijfer van het
grondonderzoek.
Wij wensen u succes toe bij het op
voeren van de bodem-ruchtbaarheid
van Uw grond. Immers dan pas ge
ven Uw gewassen het volle pond.
C.A.R. Zevenbergen
De spec, bodemaangelegenheden
Ing. A.M. v.d. Veeken.
Dat wil zeggen dat bij een dergelijke
bemesting een verhoging van het
Pw-cijfer in de grond met ongeveer
11 eenheden zal zijn (worden) be
reikt. Bij een uitgangstoestand zeer
laag, bijvoorbeeld Pw-cijfer 9 komt
men dan door deze extra zware be
mesting in vier jaar tijd op een Pw-
cijfer van ongeveer 20. Berekend
over een periode van 6 tot 8 jaar zit
men dan door de jaarlijkse zware
bemestingen al op een Pw-cijfer van
25 a 30. Bij dit niveau zijn voor alle
gewassen maximale opbrengsten te
behalen. Zie tabel I. Wanneer het
Pw-getal van de grond tot 25 of hoger
is opgetrokken, kan bij de bemesting
enkel met de onttrekking van de ge
wassen worden volstaan. Eventueel
bemesten naar het (oude) advies.
Grootte van de meststofgiften.
Het zou te ver voeren om de veelheid
aan cijfers van het onderzoek hier
volledig weer te geven. Daar we tot
nu toe vrijwel enkel hebben geschre
ven over het fosfaat, volgen nog en
kele tabellen omtrent de kali. Dit om
een indruk te geven van de grootte
van de meststofgiften waar het om
gaat, om vanuit lage toestanden tot
een hoger niveau te komen.
Uit de tabellen blijkt dat de kaligif
ten voor de rivierkleigronden be
langrijk hoger zijn dan op de zeek
leigronden. Dit komt omdat de fixa
tiegraad. voor de kali op de rivier
kleigronden in het algemeen groter is
dan op de zeekleigronden. Boven
dien wordt op de rivierkleigronden
weinig of geen kali uit de mineralen
nageleverd.
Voor de rivierkleigronden met meer
dan 30% slib is als streefgetal K-getal
14 aangehouden, omdat anders de
hoeveelheden kali voor verhoging
van de toestand in een aantal geval
len wel erg hoog zouden zijn. Voor
de rivier- en zeekleigronden met
minder dan 15% afslibbare delen is
"Met name in de jaren '80 zijn de werkterreinen van landbouwkundig
onderzoek, onderwijs en voorlichting in omvang toegenomen. Tot voor
enkele jaren stonden verhoging van de produktie en verbetering van de
technische en ekonomische doelmatigheid in het middelpunt van de
belangstelling. Nu en in de toekomst zullen we ons ervan bewust moe
ten zijn, dat landbouwkundig onderzoek deel zal moeten uitmaken van
onze pogingen om onze natuurlijke hulpbronnen te beschermen, ons
milieu in evenwicht te houden en een betere kwaliteit van het leven van
mens en dier te bevorderen".
Aldus ir. A. de Zeeuw, direkteur-ge-
neraal landbouw en voedselvoorzie
ning van het ministerie van land
bouw en visserij tijdens de ope
ningstoespraak van de 35e studieda
gen van de Europese Zoötechnische
Federatie op 6 augustus in Den
Haag.
Volgens de heer de Zeeuw blijven
traditionele onderzoeksthema's als
foktechniek, voedingsleer en dierge
neeskunde uiteraard van groot be
lang voor de ontwikkeling van de
dierlijke produktie.
Maar, nieuwe onderzoeksvelden, die
volgens hem vooral onze aandacht
verdienen zijn:
achterblijven van schadelijke
stoffen in het produkt zo veel
mogelijk te voorkomen
De direkteur-generaal erkende dat
het landbouwkundig onderzoek
tegenwoordig in vele landen onder
grote financiële druk staat. Daarom
zal het moeilijk zijn om al deze
nieuwe onderzoeksvelden de juiste
aandacht en prioriteit te geven.
"Dit is een belangrijke uitdaging
voor de agrarische onderzoekorga
nisaties. Om aan deze uitdaging het
hoofd te bieden zullen doelmatige
onderzoeksprogramma's een duide
lijk omschreven taakverdeling en in
ternationale samenwerking een
noodzaak zijn", aldus de heer de
Zeeuw.
vermindering van produktiekos-
ten door verspilling zoveel moge
lijk te voorkomen
aandacht voor bodem, water en
lucht
aandacht voor ethische en etho
logische aspekten bij dierlijke
produktie
aandacht voor de kwaliteit van
het produkt en de bescherming
van de konsument door het
Ondanks een verslechtering van de
oogstvooruitzichten voor de Vere
nigde Staten wijst alles er op dat de
Amerikaanse boeren hun eerste
plaats op de wereldgraanproduktie-
ladder gaan heroveren. Verleden
jaar stond China op de bovenste tree.
4
Uit de jongste cijfers van het Ameri
kaanse ministerie van landbouw
blijkt dat de oogst in 1984/85 311,75
miljoen ton zal bedragen, wat 50%
meer is dan in 1983/84, toen het ar-
senaalskrimpingsprogramma van de
Amerikaanse regering de produktie
beperkt hield.
De wereldgraanproduktie (inclusief
gepelde rijst) wordt thans geraamd
op 1.598,1 miljoen ton, hetgeen iets
minder is dan vorige maand werd
geraamd, maar toch nog 8% meer is
dan verleden jaar.
De totale produktie buiten de Vere
nigde Staten wordt geraamd op
1.286,4 miljoen ton, hetgeen iets
minder is dan verleden maand werd
geraamd (1.288,1 miljoen ton). In
1984/85 zullen naar verwachting
gróte veranderingen optreden in
sommige landen, waaronder Zuid
Afrika en enkele Westeuropese lan
den. Ten aanzien van de Australische
oogst wordt rekening gehouden met
een aanzienlijke daling.
10 augustus 1984