mm Gordiaanse knoop Een late graanoogst <Jj zegge en schrijve zuidelijke landbouw maatschappij Minder mooi Brussel Koeien verkopen om produktie te beperken zlm VRIJDAG 10 AUGUSTUS 1984 69e JAARGANG NO 3743 land- en tuinbouwblad m De oogst is weer begonnen waarbij vooral de wintergerst een opvallend goede beurt maakte. Het seizoen is aanzienlijk later dan normaal. Maar toch verloopt de groei en rijping van de meeste gewassen niet onbevredi gend. In 't algemeen verwacht men goede kg opbrengsten. Uit de praktijk bereiken ons over het algemeen opge wekte geluiden over de stand van de te velde staande gewassen. Tegenover een late(re) oogst staat dat de ge wassen er gezond uitzien en goede opbrengsten beloven. Een duidelijke uitzondering is de ontwikkeling van de snijmais in oost- en midden Brabant: die is tot nu toe ronduit slecht. De graspositie is wel goed. De positieve indrukken worden bevestigd door de opbrengsten van de reeds geoogste gewassen: graszaad, vlas, erwten en plantuien hebben het wel eens slechter gedaan terwijl ook de opbrengsten van de wintergerst goed worden genoemd. Karwij schijnt tegen te vallen maar dat wordt dan wellicht weer goed gemaakt door de prijs. Al met al voor de akkerbouw een overwegend positief beeld voor wat betreft de oogctverwachtingen. Zeker als men het zuidwesten vergelijkt met bijvoorbeeld het noorden van ons land. Alle reden ook om ons te verheugen op een mooie oogst zonder ons op voorhand al zorgen te maken over het onderste regeltje. Dat is van later zorg. Een zorg overigens die in de fruitteelt wel al leeft omdat daar de verschillen van bedrijf tot bedrijf veej groter zijn. Nog afgezien van de soms zeer zware hagelschade is de vruchtzetting lang niet optimaal, soms zelfs uitgesproken dun. i Bepaald minder mooi is de situatie voor de bedrijven die in ernstige mate worden gedupeerd door de superhef fing. Via de sociaal ekonomische voorlichting horen wij van zeer schrijnende gevallen. Als er niks gebeurt gaan deze bedrijven aan de superheffing zonder meer kapot. Als vereniging van boeren en tuinders willen wij uiteraard ook de belangen van deze bedrijven naar beste vermogen behartigen. Door de voortdurende grote onduidelijkheid rondom de uitvoering van de superheffing is het in feite niet mogelijk een verantwoord advies te geven laat staan zekerheden te bieden. Vanuit de praktijk bereiken ons indringende vragen als: waarom mag iemand die in 1983 zijn bedrijf heeft ontwikkeld belangrijk minder melk leveren dan iemand die dat in 1 981 of eerder heeft gedaan? Voor een bedrijf van zeventig melkkoeien gaat het in het lopende melkjaar om een verschil van zo'n achttien koeien en volgend jaar is dat nog altijd zo'n tien melkkoeien. Genoeg om het loodje te moeten leggen. Dat wij niet de enigen zijn die twijfelen aan een rechtvaardige uitvoering van de superheffing blijkt uit het onderzoek dat de nationale ombudsman gaat instellen. Met dit ini tiatief kunnen wij alleen maar blij zijn omdat het een neutraal onderzoek betreft. Van onze kant zullen wij in elk geval doorgaan onze grote bezorgdheid ter bestemder plaatse te uiten in de verwachting dat de minister alsnog bereid is nadere maatregelen te nemen om te voorkomen dat bedrijven aan de superheffing ten onder gaan. Wij houden de heer Braks aan zijn woord. Van de aanvankelijke juichstemming na de europese top van Parijs is niets meer over. De financiële problemen van de EEG lijken nu echter groter dan ooit. De voortgang wordt opnieuw door Engeland geblokkeerd omdat dit Het PR te Lelystad heeft onder de titel "De gevolgen van de superheffing voor melkveebedrijven" een publikatie uitgegeven waarin de resultaten zijn weergegeven van een modellenstudie over de gevolgen van de superhef fing. Daarin worden mogelijkheden aangegegeven om de financiële schade hiervan zo veel mogelijk te beperken. Op grond van een groot aantal in de publikatie genoemde uitgangspunten zijn vele berekeningen gemaakt, met als startpunt een gezinsbedrijf met 60 melkkoeien. Omdat bij het begin van de studie nog niet precies bekend was voor welk deel van de melkproduktie de superheffing zou gelden, zijn berekeningen gemaakt bij een heffing op 5 en 10 procent van de melkproduktie in de uitgangssituatie. In de berekeningen zijn drie graslandgebruikssystemen opgenomen, twee niveaus van melkproduktie per koe (5500 en 6500 kg) een aantal veebezettingen en een be paalde variatie in de voerprijzen. Enkele conclusies uit het rapport: - Door de superheffing zal men op de bedrijven de melkproduktie moeten inkrimpen. Dat is voordeliger dan onbeperkt doorproduceren. - Op lange termijn gezien, is het verstandig minder vee te houden. - Op korte termijn kan men de veestapel wat minder inkrimpen en daarnaast de melkproduktie wat verla gen door minder krachtvoer te geven. Dit geldt vooral als de veeprijzen door een sterke uitstoot sterk dalen. - Als de ruwvoerprijs flink zou dalen, dan kunnen be drijven die bij eenzelfde oppervlakte grond en minder vee een deel van het ruwvoer moeten verkopen, beter wat minder stikstof strooien. - Bij een niet te zware veebezetting en beperkt weiden ('s nachts opstallen met bijvoeren) kan men overwe gen onbeperkt te gaan weiden zonder of met minder bijvoeding. - Bedrijven met zomerstalvoedering kunnen, als dat mogelijk is, beter overgaan op weiden op het moment dat de machines vervangen zouden moeten worden. - het verlagen van de loonwerkkosten door het zelf aanschaffen van machines is meestal niet voordelig. Hoewel bij de berekeningen een gezinsbedrijf met 60 koeien als uitgangspunt heeft gediend kan met in de publikatie opgenomen formules ook inzicht worden verkregen in effecten voor bedrijven met een andere bedrijfsomvang, andere bedrijfsomstandigheden en een andere bedrijfsvoering. De publikatie is verkrijgbaar door storting van 10,— op giro 2307421 van het Proefstation PR te Lelystad, met vermelding van: zend mij publikatie nr 29. land kategorisch weigert geld beschikbaar te stellen voor een aanvullende begroting voor het lopende jaar. Dit geld is hard nodig om de gigantische voorraden in de zuivel-, rundvlees- en wijnsektor weg te werken. De EEG verkeert daardoor nog steeds ver in de gevarenzone. Het is daar om niet zo vreemd dat steeds meer landen besluiten fi nanciële kopstukken als kommissaris in Brussel te be noemen. Toch zullen ook deze kommissarissen er niet in kunnen slagen de Europese Gemeenschap weer in het juiste spoor te krijgen zonder voldoende financiële arm slag. Voor de europese land- en tuinbouw is de uiteinde lijke ontknoping van deze financiële krisis van uitermate groot belang. Daarvan is namelijk onder meer afhankelijk in hoeverre het europese markt- en prijsbeleid overeind kan blijven en/of verder kan worden ontwikkeld. Op dit moment is de spiraal reeds neerwaarts gericht. De ge volgen daarvan zullen dit jaar zeker in de praktijk voelbaar zijn. De grote vraag is natuurlijk hoe de afbrokkeling is te voorkomen. De Duitse btw-kompensatie is daarvan reeds een veeg teken aan de wand. Een grote handicap is vooral het feit dat Europa bij de grote massa niet leeft. Om dat te verbeteren is het van groot belang dat de EEG zich vooral ook met burgerlijke zaken zoals een europees paspoort en dito rijbewijs bezig houdt. De gewone burger wordt tot nu toe niet of nauwelijks met Europa gekonfronteerd. Voor dit soort zaken is echter ook weer geld nodig. En dan zijn we weer bij het begin. Een vicieuze cirkel die blijkbaar alleen op gordiaanse wijze doorbroken kan worden. Oggel

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 1